Maarten ‘t Hart
De zonnewijzer
De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 2002, 2de druk
C Analyse en interpretatie
1. Titel- en ondertitelverklaring
De titel is aan verschillende aspecten ontleend. Roos is overleden aan een zonnesteek, het boek heet de zonnewijzer.
Roos werkte op een laboratorium, op het binnenplein hiervan stond midden op het gazon een grote zonnewijzer. Naast deze zonnewijzer staat een boom, de Datura fastuosa. Het zaad van deze boom is giftig. Hiermee is Roos ook om het leven gebracht. Ook is het zo dat die Datura erg mooi bloeide, in de periode dat Roos om het leven werd gebracht, op haar begrafenis zij professor Wehnagel (de man van de moordenares): ‘In de bloei van haar dagen moest zij, zoals het oude boek zegt, heengaan door de poorten van het dodenrijk en derven de rest van haar jaren’. (p. 8)
Op p. 102 denkt Leonie terug aan een van de preken van vroeger: “Zo luidt het woord des Heren: Ik zal u gezond maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis des Heeren.” En dan zegt, broeders en zusters, Jesaja: “Neemt eenen klomp vijgen; en zij namen ze, en legden ze op de zweer, en hij werd gezond.” Voor het zover is, krijgt Hizkia een teken. Als koning naar Gods hart mag hij zelf kiezen! Jesaja vraagt hem: zal de schaduw van de zonnewijzer tien graden voorwaarts gaan, of tien graden achterwaarts keeren? Waarop Hizkia zegt: “Het is de schaduw licht, tien graden nederwaarts te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts keere.” En Jesaja, de profeet, riep de Here aan; en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts keeren in graden, dewelke zij nederwaarts gegaan was in de graden van Achaz’ zonnewijzer.’
Hierna vertelt Leonie dat het citaat aan de kerkgangers wordt uitgelegd: ‘Waarop ons kerkgangers vervolgens duidelijk gemaakt werd dat God om die schaduw tien graden nederwaarts te doen keren, het hele heelal met al zijn miljarden sterrenstelsels in zijn raadselachtige voortgang ‘tien graden’ gestuit had, derhalve de tijd zelf achteruit had doen lopen. Enkel maar om één nietig mens, koning Hizkia, te laten zien: Ik, de Heere God, houd dat hele universum in de holte van mijn hand, ik kan ermee spelen zoals een peuter met zandkorrels of waterdruppels.’
Met al dit wordt volgens mij bedoeld dat net zoals god alles in d hand heeft en met dingen zoals tijd, levens e.d. kan spelen. De moordenaar van Roos ook dit ook kon. Hij speelde met haar leven, hij kon haar nog even laten leven, maar hij kon haar ook direct vermoorden.
2. Motto
Het boek heeft geen motto.
3. Genre
De zonnewijzer is een roman. Het subgenre is denk ik een misdaadroman. Er is een moord gepleegd, en de hoofdpersoon komt er langzaam achter wie de moord heeft gepleegd en hoe dat precies gedaan is.
4. Opbouw
Het boek heeft 235 bladzijdes, het is onderverdeeld in 26 hoofdstukken die alleen genummerd zijn.
Het ene hoofdstuk is misschien net iets langer dan het andere. Het is opvallend dat in het begin de hoofdstukken veel korter zijn dan aan het einde. Een nieuw hoofdstuk begint in dit boek eigenlijk net als bij een nieuwe scène in een film. Er wordt dan meestal een kleine tijdsprong gemaakt, b.v. een nieuwe dag die aanbreekt, een ander tijdstip e.d.
In het verhaal zijn terugblikken. Leonie gaat namelijk op onderzoek uit, ze wil weten hoe en door wie Roos vermoord is en natuurlijk ook waarom. Hierdoor komt ze met verschillende mensen in contact, vooral mensen die Roos goed kenden. Zij vertellen Leonie wat ze gezien hebben, of ze praten b.v. over dingen die Roos gedaan heeft. B.v. op blz. 127 als Leonie een gesprek heeft met Klaas Heemskerk: ‘Hebt u enig idee wat er daar omgaat?’vroeg ik.
‘Volgens mij fabrieken ze d’r wat. Ze brengen vrachies, ze halen vrachies. Meer kan ik er niet over zeggen. ’t Zijn altijd piekfijne lui, nette kerels, en vaak ook dat meissie, enne…’
‘Enne wat?’
‘Hoe mot ik dat eens zeggen? Ik heb die lui eigenlijk alleen in ’t donker gezien. Maar d’r was ook een keer een vrouw bij van uw leeftijd, met net zulke… net zulke…’
‘Nagels?’
‘Hoe raadt u ’t zo? Toen ik u daarstraks zag, dach’ ik zelfs even dat u… maar ja, dat ken dus niet.’
‘Maar was je dan zo dichtbij dat je haar handen kon zien?’
‘Hoe ver zal ik weg geweest zijn? Vijftig meter?’
‘Dan kun je in ’t donker toch geen handen zien.’
‘Normaal gesproken niet, maar ze had d’r nagels gemenied. Ze waren lichtgevend oranjerood, net als onze overalls. Ik maak me sterk dat ze fluoresceerden, ’t was net of d’r tien piepkleine lampionnetjes over het water zweefden.’
Er zijn geen grote tijdsprongen of voorwijzingen.
Er zijn wel terugwijzingen, b.v. op blz. 144 als Leonie allerlei spullen vindt waardoor ze constateert dat Roos aan SM deed: ‘Pas toen alles ordelijk op het logeerbed lag, laarzen, handboeien, voetboeien, een nekboei, twee korsetten, twee zwepen, een masker, lange zwarte latexhandschoenen, een halsband waarop puntige uitsteeksels waren aangebracht en een formidabele dildo met niet alleen allerlei riemen en gespen eraan maar ook drie kleine satellietdildootjes, leek mij de enige mogelijke conclusie dat Roos, plat gezegd, aan SM had gedaan.’
Het verhaal is dus niet chronologisch. Maar het wordt wel aaneengesloten opgebouwd.
Er zit in dit boek maar één verhaallijn. Alle gebeurtenissen hebben te maken met het centrale probleem. De hoofdpersoon treedt in alle scènes op, het is alleen zo dat ze in hoofdstuk 25 bewusteloos is. Ze praat dan niet maar ze is wel aanwezig. Er zijn in het hele hoofdstuk drie mannen aanwezig, je weet eerst niet wie dat zijn maar daar kom je al snel achter.
Het verhaal begint niet ‘bij het begin’. Roos is al dood en niemand behalve de moordenaar weet waarom. En daar kom je in de loop van het verhaal achter. Het eigenlijke motorische moment is het moment dat Roos overlijdt, maar dat is al gebeurd als het verhaal begint. Wat ook motorisch is, is dat Leonie verteld wordt dat Roos een testament heeft. Dat vindt ze erg vreemd, ze was tweeënveertig. En de notaris en Freek zeggen dat het erg vreemd is dat Roos aan een zonnesteek is overleden. En daarom gaat Leonie op onderzoek uit naar de werkelijke oorzaak.
Je zou kunnen zeggen dat het verhaal een gesloten einde heeft omdat Leonie nu weet wie de dader is. Maar het kan ook als een open einde gezien worden, men gaat niet naar de politie om de moordenares aan te geven. Ook is de laatste zin erg belangrijk (blz. 234/235), Leonie heeft zelf ook het gif van de Datura binnen gekregen maar ze overleeft het, Riet haalt haar op van het ziekenhuis en zegt: ‘Ik ga nu, als je ’t goedvindt. Drink thee, eet fruit, vruchten zijn toch de allerbeste farmaca, heb je wat eten in huis?’
‘Ik geloof het wel. Misschien staat er nog een bakje aangebroken champignons.’
5. Personages
Leonie Kuyper: Zij is de hoofdpersoon van het verhaal. Haar beste vriendin, Roos Berczy, wordt vermoord. Leonie erft al haar bezittingen mits ze voor de drie poezen zorgt. Zodat het voor de poezen lijkt alsof Roos nog leeft. Leonie gaat daarom in Roos’ huis wonen en langzaam maar zeker kruipt ze in de huid van haar overleden vriendin. Ze kleedt zich zoals haar, loopt zoals haar, praat zoals haar enz. Ik denk dat ze dat in eerste instantie deed voor de katten, dat had ze belooft. Maar uiteindelijk gaat ze te ver. Ze mist haar beste vriendin en ze wil haar denk ik terug; en als ze zoals haar door het leven gaat, is het misschien net alsof ze er nog is.
Maar doordat Leonie eigenlijk als Roos door het leven gaat is ze zichzelf niet meer. Roos en Leonie zijn twee totaal verschillende types. Roos was erg met haar uiterlijk bezig: veel kleren, nepnagels, korsetten dragen voor een goede houding enz. Ook was ze volgens mij erg dominant en stond ze altijd in het middelpunt. Zo is Leonie niet. Het is moeilijk te zeggen hoe Leonie is, want in het boek identificeert ze zich totaal met Roos.
Roos Berczy: Zij was de beste vriendin van Leonie. Eerst dacht men dat Roos overleden was aan een zonnesteek. Later komt Leonie erachter dat Roos vermoord is. Roos en Leonie waren beste vriendinnen. Roos was ook erg gesteld op Leonie. Dat denk ik omdat veel vrienden van Roos later aan Leonie vertellen dat Roos het vaak over haar had. Toch vind ik het vreemd dat Leonie niet alles van haar wist. Bijvoorbeeld dat ze korsetten droeg om recht te lopen en dat ze aan SM deed. Als je elkaar zo goed kent en zo goed bevriend met elkaar bent, dan weet je dat toch van elkaar?
Freek Volbeda: Freek was een vriend van Roos. Roos deed met hem en nog wat andere mannen aan SM. Als Leonie na Roos’ dood Freek leert kennen worden ze goede vrienden. Freek helpt haar ook erachter te komen wie de moordenaar van Roos’ is.
Hij heeft een bouwbedrijf en is een wat simpelere man, dat merk je aan hoe hij praat. Maar in principe is dat wel grappig, want hij is juist erg lief en bezorgd. Volgens mij vindt hij Leonie ook wel leuk.
6. Tijd
Het is vrij goed te zeggen wanneer het verhaal zich afspeelt. Het verhaal begint in augustus, op de dag van de begrafenis van Roos’. Dat neem ik aan omdat b.v. op blz. 30 gezegd wordt: ‘Nee mevrouw, zo snel, dat lukt niet, we moeten het over het weekend heen tillen. Maandag zijn we dicht. Dinsdagmorgen, 22 augustus zou kunnen, elf uur’. Het verhaal eindigt in december, er zijn meerdere dingen waaraan je dat kunt merken, b.v. op blz. 224: ‘Zomaar een uitbundig groeiende en bloeiende plant in de binnentuin bij de zonnewijzer met zaden die je makkelijk winnen en bewerken en zelfs tot kerst bewaren kon, en waar je een tabletje …’ Het is ook te zeggen in welk jaar het zich afspeelt. Waarschijnlijk in 2001. Leonie heeft het namelijk over het zwarte geld van Roos. Dat moet snel opgemaakt worden voordat de euro ingevoerd wordt.
De verhaaltijd is dus ongeveer 5 maanden.
In deze roman is er sprake van een niet-continu tijdsverloop. De verhaaltijd is vijf maanden en niet over elke dag in die vijf maanden wordt geschreven. Maar je hebt het niet in de gaten als er een stuk tijd overgeslagen wordt.
De verteltijd is bijna 6 uur.
In dit boek is het ’t geval dat de verteltijd korter is dan de verhaaltijd. Er zijn wel kleine gedeeltes waarbij verteltijd gelijk is aan verhaaltijd. Dit is bij normale gesprekken tussen twee personen, b.v. op blz. 234/235, Leonie heeft zelf ook het gif van de Datura binnen gekregen maar ze overleeft het, Riet haalt haar op van het ziekenhuis en zegt: ‘Ik ga nu, als je ’t goedvindt. Drink thee, eet fruit, vruchten zijn toch de allerbeste farmaca, heb je wat eten in huis?’
‘Ik geloof het wel. Misschien staat er nog een bakje aangebroken champignons.’
Het verhaal wordt chronologisch verteld. Er zijn geen flashbacks of flash-vorwards. Maar zoals ik al eerder zij zijn er wel terugverwijzingen.
De verteller beschrijft achteraf wat hem overkomen is. We spreken dus van vision par derrière, het is een vertellende-ik.
7. Perspectief en vertelsituatie
In dit verhaal is er sprake van de ik-vertelsituatie. Je weet dus precies wat Leonie denkt en hoe ze zich voelt. Dit maakt het verhaal ook spannender want als er een andere vertelsituatie was dan zou de lezer al gauw weten wie de dader was. Wel is het zo dat je weinig te weten komt over de andere personages. Je weet namelijk niet hoe zij zich voelen, wat ze denken enz.
8. Ruimte
Leonie woont in een plaatsje in de randstad. Dit moet wel omdat Leonie wel eens naar Den Haag en Katwijk fietste. Roos woonde waarschijnlijk in dezelfde stad/dorp.
In Katwijk op het strand is Roos overleden. Opmerkelijk is dat toen de zon scheen. In het begin van het verhaal wordt namelijk op blz. 5 gezegd: ‘Wie ging er nou dood in de zomer?’ Meestal is het zo dat als er iets verdrietigs of engs in een verhaal gebeurd dan is het donker, dan regent het of is het koud. Bij Roos was dat niet het geval. Maar dat is denk ik gedaan omdat het ook vreemd was dat Roos overleed, ze werd vermoord. Maar niemand wist dat.
Leonie is ook naar Den Haag gegaan. Ze ging toen naar de kapper van Roos omdat ze haar haar net zo wou zoals Roos. Leonie wist op dat moment nog niet dat Roos vermoord was, ze wist wel dat er een raar luchtje aan het feit zat dat ze aan een zonnesteek was overleden. Ze wist er dus nog niet veel vanaf. In Den Haag moest ze de hele tijd de weg vragen, de kapster was erg vreemd, ook hier bevindt zij zich op onbekend terrein.
Hetzelfde geld voor de zoektocht naar de Poseidon in Zevenhuizen. Ze weet daar niet de weg, ze moet over allerlei rare weggetjes en ze komt vreemde mensen tegen. Het is dus wel te vergelijken met de zoektocht naar de moordenaar van Roos: alles is onbekend en een beetje vreemd.
Het verhaal speelt zich ook even af in Groenhoven, bij de notaris. De plaats zelf speelt hier niet zo’n grote rol.
Tijdens het verhaal is Leonie vaak bij Roos thuis, in een korte tijd wordt Roos’ huis Leonie’s huis. En in een korte tijd wordt Leonie eigenlijk Roos. Dus, het vreemde van Roos’ huis wordt vertrouwd, Leonie neemt de rol van Roos aan en Leonie komt erachter hoe Roos vermoord is en door wie.
Zoals ik al eerder zij speelt het weer ook een grote rol in dit verhaal. Tijdens Leonie’s rouwproces regent het voortdurend. Dat heeft dus niet alleen te maken met het feit dat het herfst is maar ook omdat Leonie verdrietig is en als je dan ook nog leest dat het regent leef je veel meer mee.
9. Idee, thema en motieven
Ik denk dat het thema van dit verhaal de dood is. Roos is overleden en daar draait het hele verhaal om. Je ziet hoe de hoofdpersoon het verwerkt.
Mij werd hierdoor ook duidelijk dat ieder dat op zijn eigen wijze doet. Je ziet namelijk ook dat bijpersonen in dit verhaal het weer anders verwerken, die praten er graag over, of juist helemaal niet. Maar met het rouwproces van Leonie leef je het meest mee.
Ook denk ik dat de schrijver wil duidelijk maken dat je niemand echt goed kan kennen. Leonie en Roos waren hele goede vriendinnen en waren, denk ik, erg op elkaar gesteld. Toch kwam Leonie na Roos’ dood erachter dat ze Roos toch niet zo goed kende als zij dacht. Ze kende niet al haar vrienden, ze wist niet dat ze aan SM deed e.d.
In dit verhaal is het thema dus ‘de dood’. Ik denk dat een motief ‘rouw’ is. Leonie gaat zich helemaal identificeren met Roos. Ze praat er niet graag over met iemand. Ze sluit zich een beetje af en verwerkt het liever alleen.
Een ander thema is misschien wel ‘begrip’. Leonie wil Roos pas loslaten als ze weet wat er gebeurd is, hoe zij dood ging en door wie. Maar dat is nog niet alles, toen Leonie erachter kwam dat ze niet alles van Roos wist, wou ze alles van haar weten. Het identificeren met Roos was dus niet alleen vanwege rouw.
Nog een motief wat iets meer voor de hand licht is misdaad. Roos is vermoord en Leonie gaat uitvinden hoe en door wie dat is gebeurt.
D Achtergrondinformatie over de schrijver
Maarten ’t Hart werd in 1944 geboren in Maassluis. In 1962 ging hij biologie studeren aan de rijksuniversiteit te Leiden. Hierna ging hij daar werken als etholoog. Op 14 juli 1967 trouwde hij met Hanneke van Muyzenberg. In december 1973 overleed zijn vader. Tijdens zijn studententijd heeft hij zijn geloof afgezworen; de laatste jaren neemt zijn interesse in God en religie echter weer toe.
Wat opvallend is, is dat zijn romans autobiografisch zijn. Ook speelt godsdienst een grote rol. Vaak komen de hoofdpersonen uit een godsdienstig milieu waaraan zij moeilijk kunnen ontsnappen. Dit zie je behalve in De zonnewijzer ook in Een vlucht regenwulpen, De steile helling, Het vrome wolk, De jacobsladder en Het woeden der gehele wereld terug. De dood komt ook vaak voor als thema. Misschien vanwege de dood van zijn vader.
Maarten ’t Hart interesseert zich erg in klassieke muziek en de natuur. Beide aspecten komen terug in dit verhaal.
Maarten ’t Hart schreef behalve romans ook essays en verhalen ook publiceerde hij wetenschappelijk werk. Zijn opleiding biologie komt ook terug in zijn romans. Roos werkte b.v. als analiste op een laboratorium.
Ik vind dat het taalgebruik van Maarten ’t Hart goed te begrijpen is. Wat ik wel wat moeilijker vond zijn de citaten uit de bijbel. Die zijn soms wat moeilijk te begrijpen.
Beleving
Ik vond De zonnewijzer een erg mooie roman. Het was er spannend en al vanaf de eerste bladzijde zat ik ‘in’ het verhaal.
Het onderwerp vond ik best interessant maar het is niet zo dat het me aan het denken zette of zoiets dergelijks. Dit thema, de dood, ligt denk ik nooit buiten iemand zijn belevingswereld. Maar voor de een ligt het gevoeliger dan voor de ander. Voor mij ligt het niet zo gevoelig. Ik heb nog nooit iemand verloren die ik echt goed kende.
De gebeurtenissen komen logisch uit elkaar voort en zijn ook op een boeiende manier met elkaar verbonden. Dat moet ook wel want dit boek is een soort detective, het heeft erg veel gebeurtenissen. Als het dus niet logisch in elkaar zou zitten dan zou het verhaal niet te volgen zijn. B.v. als Leonie Freek voor de eerste keer in levende lijve ziet:
‘ Hij slikte. ‘Is er hier in huis niks te drinken? Een hartversterkinkje zou me goeddoen.’
‘Ik zal eens kijken.’
Toen ik terugkwam met een fles jonge jenever, zei hij: ‘Wat een ouderwetse meid was het! Had nog jonge jenever in huis!’ (p.81)
In dit dialoog gaat Leonie even weg en komt vervolgens weer terug. Dit kan, als het slecht geschreven is soms verwarrend zijn. Maar in dit dialoog is het heel overzichtelijk.
Het boek vond ik an begin tot eind leuk. Het was niet langdradig, of saai. Het verhaal was er gleuk en spannend en dus kon ik het boek niet wegleggen.
Alleen de afloop zinde mij niet. De moordenaar van Roos is bekend. Alleen de politie wordt niet ingeschakeld. Dat vind ik persoonlijk heel erg dom. Maar dat is nou eenmaal het verhaal. Het meest irriteerde mij de laatste zin, als Leonie door Riet Goudsblom naar huis wordt gebracht: ‘Ik ga nu, als je ’t goedvindt. Drink thee, eet fruit, vruchten zijn toch de allerbeste farmaca, heb je wat eten in huis?’
‘Ik geloof het wel. Misschien staat er nog een bakje aangebroken champignons.’ (p.234/235)
Als Leonie die zin uitspreekt weet je niet of ze dat misschien grappig bedoelt of dat ze gewoon een beetje verwart is. Het zou kunnen dat ze dus opnieuw vergiftigd wordt, maar daar kom je als lezer helaas niet achter…
Als ik een boek lees krijg ik meestal wel een beeld van de personages, de omgeving e.d. Maar ik vind dat de karaktertrekjes en het uiterlijk van de personages niet goed werden beschreven. Je kwam er b.v. niet achter of Riet Goudsblom een beetje mollig was en of Bas lang was of juist wat kleiner. Dat vond ik wel jammer.
Zoals Roos beschreven werd was dat volgens mij wel een leuke vrouw. Ze was modieus en ik denk een beetje dominant.
Marjolein vind ik, om het maar grof te zeggen, een jaloerse bitch. Het is vrij logisch dat als je geen familie meer hebt dat je dan alles nalaat aan je beste vriendin, daar is niks mis mee. Maar Marjolein vind dat niet kunnen en is eigenlijk gewoon jaloers. Ook vind ik dat ze zich op de begrafenis van Roos niet gedraagt zoals het hoort: ‘De vrouw van Bas wendde zich kwaad af, zag mij, wierp een misprijzende blik op mijn kousen en vervolgens op mijn armzalige laktasje, deed een stap in mijn richting uit en zei toen: ‘Wat een bloedmooi pakje heb je aan’.
‘Dank je wel.’
‘Jammer alleen,’ zei ze, ‘dat ze het niet in jouw maat hadden.’ (p.12)
REACTIES
1 seconde geleden