Technische gegevens
Titel: De uitvreter. Titaantjes. Dichtertje
Auteur: Nescio = J. H. F. Grönloh
Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar.
Het onderwerp (thema)
Deze bundel bevat drie verhalen, waarvan er twee over dezelfde personen gaan, namelijk de Uitvreter en Titaantjes. Als je naar de tijd kijkt, kan je de Uitvreter beschouwen als een episode in Titaantjes. Het thema van de drie verhalen is: Het ten onder gaan van iemands idealen. Dit thema wordt op drie manieren uitgewerkt. In de Uitvreter wordt verteld hoe het afloopt met iemand die leeft van andermans geld, in Titaantjes hoe het afloopt met een groep die vastbesloten is niet deel te nemen aan de burgerlijke maatschappij, en in Dichtertje hoe een dichter probeert het ideale dichtersleven te leiden. Ze falen allen. Dit onderwerp is op zich niet zo interessant, hier is al te veel over geschreven. De uitwerking is wel goed. Dit is een onderwerp dat zich leent voor lange uitweidingen en veel maatschappijkritiek, en dat doet Nescio dan ook. Hij beweert misschien wel dat hij het niet weet (nescio = “ik weet het niet”, lat.), maar hij weet precies wat er mis is met de maatschappij. Het zit in de mensen zelf, het is hun lot om te mislukken. Hier zie je iets terug van het determinisme.
Och ik wist vooruit dat ‘t op niet veel zou uitloopen. Waar loopt tegenwoordig het leven van een Amsterdammer op uit? In mijn jongenstijd heb ik vaak genoeg gewenscht, dat er nu eindelijk iets zou gebeuren. Maar er gebeurde nooit iets. (blz. 69)
Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af en toe glimlacht God even om gewichtige heeren, die denken dat ze wat beteekenen. Nieuwe Titaantjes zijn alweer bezig om kleine rotsblokjes op te stapelen om ‘m van zijn verhevenheid te storten en dan de wereld naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt:”Goed zoo, jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan al die mooie wijze heeren. ‘t Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik de heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.” En zoo gaat alles z’n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom? (blz. 74) Dit onderwerp ligt buiten mijn belevingswereld, omdat ik (nog) niet heb ondervonden wat er met je gebeurt als je je idealen verliest. Het blijft toch interessant om erover te lezen. Het onderwerp heeft me wel aan het denken gezet. Maar het toeval wil dat ik een week voordat ik dit boek las een conference op tv. zag van Youp van het Hek, die bijna exact het verhaal van Titaantjes volgde. Nu weet ik ook waar hij zijn inspiratie vandaan haalt. Het onderwerp is wel diepgaand behandeld. Nescio zegt eigenlijk drie keer hetzelfde. Dit maakt zijn bedoeling wel duidelijk.
De gebeurtenissen (intrige, plot)
Gen enkel verhaal heeft echt een duidelijke verhaallijn. Er gebeurt niet zoveel, er wordt vooral een gevoelswereld en een filosofie beschreven. Hierdoor raken de verhalen een beetje op de achtergrond. De gebeurtenissen volgen elkaar logisch op. De reacties van mensen op gebeurtenissen om hen heen zijn realistisch, maar soms wel moeilijk te volgen. Nescio laat vaak dingen weg, of beschrijft ze heel summier.
Daar schreef i me op een briefkaartje dat Jeanne aan haar borstkwaal gestorven was. Daar hatti op gewacht, schreef i. (blz. 41)
De gebeurtenissen in de Uitvreter zijn zwaarwichtig en zwaarmoedig en af en toe ontroerend. Die in de andere verhalen vaak alleen zwaarwichtig en zwaarmoedig. Door subtiel gebruik van droge humor weet Nescio toch het boek leesbaar te houden. De gebeurtenissen hebben mij aan het denken gezet, vooral de zelfmoord van Japi. Hij blijft ook na veel ellende kalm, waardig en beheerst.
Op een zondagmorgen om half vijf, toen de zon prachtig scheen, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. “Maak je niet druk, jongen,” had Japi gezegd, en toen was i er afgestapt met het gezicht naar het Noord-Oosten. Springen kon je het niet noemen., had de man gezegd, hij was er afgestapt. (blz. 41)
De afloop is in alle verhalen bevredigend, omdat deze verhalen alleen maar slecht af kunnen lopen. Dit geeft de schrijver aan het begin van titaantjes ook al aan, al zegt hij het niet zo onomwonden als bijvoorbeeld M. Emants in “een nagelaten bekentenis”:
Jongens waren we - maar aardige jongens. AL zeg ik ‘t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zjin we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ‘t moest. (blz. 45)
De verhalen spelen zich in een rustige sfeer af, berusting in hoe ‘t leven is. Nescio wil de wereld niet veranderen, hij heeft er vrede mee. Hij wil slechts meedelen. Het leven gaat door. De gebeurtenissen maakten grote indruk op mij. Omdat je voelt aankomen hoe het afloopt, Krijg je zelf ook een gevoel van berusting, en je gaat zelf in Nescio’s visie geloven, ook al ben je het er totaal niet mee eens. Dit vind ik knap. Het verhaal schrijft wel over onaangename gebeurtenissen, maar beschrijft deze of heel kort, of heel emotioneel, zodat de gebeurtenissen niet onaangenaam overkomen. Zie een fragment waarin het eerste verduidelijkt wordt., waarvan er een al eerder geciteerd is.
Daar schreef i me op een briefkaartje dat Jeanne aan haar borstkwaal gestorven was. (blz. 41)
Het tweede fragment gaat over Bavink, die gek geworden is. Er zijn enkele stukken uitgeknipt om het fragment kort te houden.
“Begrijp jij wat die zon van mij wil? Vier en dertig ondergaande zonnen heb ik tegen de muur staan, achter elkaar, omgekeerd. En toch staat-i daar weer iederen avond” (...) “Koekenbakker, jij bent altijd mijn besten vriend geweest. Ik ken jou al - hoe lang al?” “omtrent dertien jaar, Bavink.” “Dertien jaar. Dat is lang. Weet jij wat je doen moet? Doe me een lol. Heb je een hoedendoos?” Ik zweeg. “Doe ‘m in en hoedendoos, Koekenbakker.” (...) “Hij verdient niet beter.” (...) Op een morgen zat-i wezenloos te staren voor z’n laatste zonsondergang. Ik kwam op zijn hok met Hoyer. Hij herkende ons niet. Hij keek maar naar de zon, een groote, koude, roode zon, die in wolken onderging. “Hij kijkt me maar aan, wij begrijpen geen van beiden wat we van elkaar meoten.” Verder kwam-i niet. Hij is nu in een gesticht voor zenuwpatienten. Hij is heel rustig. (blz. 73-74)
Het verhaal blijft niet boeien van begin tot einde. Dat wil zeggen, de eerste twee verhalen wel, maar het derde (Dichtertje) niet. Ik kan daar niet zoveel mee, daarom staan er hier ook zo weinig citaten uit dat deel.
De bouw (compositie, structuur, samenhang)
De verhalen komen gelijk op gang, je maakt in de Uitvreter bijvoorbeeld gelijk kennis met Japi.
Behalve de man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter. (Blz. 9)
De eerste twee verhalen hangen met elkaar samen, maar Dichtertje staat er volledig los van, en hangt er alleen bij vanwege het thema, dat hetzelfde is. De bouw is niet moeilijk. Er is in elk verhaal een vrij conventionele bouw in hoofdstukken, met veel hoofdstukken van elk maar enkele bladzijden. Het is onmogelijk om inhoudelijk de Uitvreter en Titaantjes enerzijds en Dichtertje anderzijds met elkaar in verband te brengen. Maar ook binnen de verhalen beschrijft Nescio sommige dingen erg kort. Daar moet je niet overheen lezen, want dan is het verhaal onbegrijpelijk. De drie verhalen bestaan elk uit korte scenes, er zou op zich een toneelstuk van gemaakt kunnen worden. Elk hoofdstuk zou dan een scene worden. In elk verhaal is er maar één verhaallijn, maar tussen de Uitvreter en Titaantjes lopen de verhaallijnen door elkaar. Dat is even lastig, totdat je door hebt hoe het zit. De tijd is in elk verhaal lineair, maar tussen de twee bovengenoemde verhalen niet. De uitleg hierover staat bij het thema. Dit spel is doorzichtig als je het door hebt. De eerste twee verhalen zijn in feite een grote terugblik. Dichtertje is beschreven door een verteller die buiten het verhaal staat. Dit is dus geen terugblik.
De personages
Behalve Koekenbakker zijn alle personages overdreven, maar wel round. Koekenbakker is round maar realistisch. Omdat ze zo overdreven zijn, gaan ze goed voor je leven, je kan hun karakters goed begrijpen. Ze zijn herkenbaar, maar in de echte wereld zijn de personen minder overdreven. Toch lopen er heel wat uitvretertjes rond. De problemen van de hoofdpersonen spreken je aan, je krijgt medelijden met hen. Ik kan me goed in hun problemen verplaatsen, omdat deze problemen nog steeds actueel zijn; nog steeds hebben mensen idealen. Vooral met Koekenbakker kon ik goed meeleven. Hij ziet alle mensen in zijn omgeving veranderen, en hij zelf verandert ook wel, maar ze groeien uit elkaar. Met Bavink had ik medelijden, maar met het dichtertje niet. Die heeft alles aan zichzelf te danken. Hij is echt een wereldvreemde sukkel. Hij gedraagt zich totaal niet herkenbaar. Ik kan er geen oordeel over geven of de personages zich gedragen zoals het hoort volgens de normen en waarden. Maar ik vind wel dat het dichtertje zich vreemd gedraagt. Het hele verhaal vind ik vreemd, dat Nescio god en de duivel erbij haalt. Dit gaat mij boven de pet, de spot die hierin zit vind ik niet sterk en duidelijk genoeg. Voor die tijd zal dit wel gewaagd gewwest zijn, maar het verhaal is nu uit de tijd. Hun gedrag heeft mij niet beinvloed, ik wil nu niet opeens van de brug stappen of zo, maar hun ideeën hadden mij al beïnvloed. Daar is dus niet veel aan veranderd. Ik begrijp niet waarom Bavink ineens gek werd. Dit zal er wel in gezeten hebben, maar dit was voor mij niet duidelijk. De personages reageren redelijk voorspelbaar omdat hun karakters zo overdreven zijn. Ik vind vooral Japi symphatiek, omdat hij zo eerlijk is. Hij steelt nooit iets groots, maar hij is wel brutaal. Toch is hij een goed gezelschap. Ook Koekenbakker is symphatiek, omdat hij zo stil is. Hij neemt niet echt deel aan de handeling. Van Koekenbakker kom je het meest te weten , maar alleen indirect. Hij vertelt nooit iets over zichzelf.
Het taalgebruik (stijl)
Ik had weinig moeite om de taal te begrijpen, maar dat heb ik toch al nooit. Het verhaal is beeldend beschreven, vooral het stuk over de rivier.
Toen begon i weer anders. De zon kon zoo mooi in de Waal schijnen. Bij Zaltbommel had i de zon in de Waal zien schijnen toen i de laatste maal met de trein over de brug kwam. Tussen de brug en de stad maakte de zon een groote lichtplek in het water. (Blz. 35)
Het is eigenaardig dat Nescio regelmatig afkortingen als ‘t (voor “het”) en i (voor “hij”) gebruikt. Waarom hij dit doet weet ik niet, maar het geeft het verhaal een wat losser karakter. Dit leverde geen problemen op. Er is in dit verhaal erg veel beschrijving, in Dichtertje veel te veel. Dit maakt het lezen moeilijker. De manier van vertellen is af en toe heel eenvoudig, maar ook vaak heel wijdlopig. Dit verschilt per onderwerp: concrete onderwerpen worden eenvoudig beschreven, abstracte ideeën worden helemaal uitgeplozen. Er is niet opvallend veel beeldspraak, maar ook niet weinig. Nescio gebruikt over het algemeen heel nuchtere beschrijvingen.
REACTIES
1 seconde geleden