De Tornado door Bé Nijenhuis

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover De Tornado
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 3364 woorden
  • 11 september 2006
  • 123 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
123 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Bé Nijenhuis
Genre
Jeugdboek
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1956
Oorspronkelijke taal
Nederlands

Boekcover De Tornado
Shadow
De Tornado door Bé Nijenhuis
Shadow
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel
Nijenhuis - De Tornado
Samenvatting van de inhoud

Vergy Maulveau besluit om een hoeve te kopen. De hoeve waar hij zijn oog op heeft laten vallen, lijkt niet erg geschikt. De dorpelingen spreken over ‘De pesthoeve’ en men hoort er ’s nachts wel eens heel enge schreeuwen. Er zouden Poltergeisten rond de hoeve zweven. Maar Vergy slaat alles in de wind en zet door, hij koopt de hoeve.

De plaatselijke dominee Kladak heeft het Vergy afgeraden. Hij waarschuwt ervoor, dat Vergy bijna of helemaal geen personeel zal kunnen krijgen. Toch geeft hij Vergy een tip: Saren. Saren is een stroper, die veel drinkt. Vergy dwingt Saren bij hem te gaan werken, door hem eerst neer te slaan en vervolgens zijn geweer af te nemen. Iedereen is bang voor Saren, maar Vergy is dit níet. Zo komt Saren, onder dwang, bij Vergy werken.
Op een keer komt dominee Kladak. Hij heeft een reeds tamelijk bejaarde man bij zich: Ezen. Ezen is een godvrezende weduwnaar, zijn kinderen zijn getrouwd en hij voelt zich zo vaak overcompleet. Hij zou graag voor Vergy willen werken. Hij is wel bang voor Saren. Maar Vergy stelt hem gerust. Hij maakt Ezen duidelijk dat Saren voor niemand bang is, maar wel voor hem, Vergy. En Vergy beloofd hem, dat zij samen zullen werken, en Saren uit de buurt van hen zal blijven.
Zo heeft Vergy al twee personen onder zijn hoede. Maar nog geen huishoudster. Nu heeft dominee Kladak een huishoudster, die hem niet erg bevalt. Juffrouw Radek is haar naam. Op een wat sluwe manier komt deze juffrouw Radek bij Vergy terecht, en is dominee Kladak van haar af.
Vergy wil de hoeve gaan verzekeren. Helaas wil de verzekering niet meegaan in een brandverzekering. Ze beweren dat Saren van plan is om de hoeve in de brand te steken. Vergy gaat toch maar met hen in zee, zonder de brandverzekering. Maar Saren bevalt hem niet meer, en naar verloop van tijd gaat Saren dan ook weg. In tussentijd zijn er nog enkele nieuwe knechten gearriveerd.
Nog steeds in het geheim van de Poltergeisten niet opgelost. Vergy slaapt ’s nachts met zijn ramen los, maar heeft sinds hij op de hoeve woont nog geen enkele keer een schreeuw gehoord. Op een nacht wordt hij toch wakker van een ijselijke gil. Hij gaat met het geweer van Saren op het geluid af. Bij de ruïne in de bossen komt hij degene die deze afschuwelijke gillen veroorzaakt tegen. De persoon achtervolgt hem, Vergy staat doodsangsten uit. De persoon is vlakbij hem en op het moment dat Vergy op hem af wil springen, zakt ‘de Poltergeist’ in elkaar. Eindelijk ziet Vergy wie de angstkreten rondom de hoeve veroorzaakte: aan zijn voeten ligt een krankzinnige, een slachtoffer uit de oorlog. Vergy neemt de krankzinnige mee naar zijn huis en legt hem in zijn bed. Dan bedrinkt hij zich. Vervolgens belt hij dominee Kladak en de dokter.
De krankzinnige wordt overgebracht naar het ziekenhuis. De pers staat onmiddellijk bij Vergy op de stoep. In de krant verschijnen allerlei artikels over de oplossing van het geheim rond de pesthoeven.
Op een dag arriveert er een jonge vrouw in het dorp. Het is Ilze Zarmut, de zuster van de krankzinnige. Ze wil Vergy spreken. Ze is erg boos en verdrietig over alle artikels met foto’s die in de krant zijn verschenen. Ze gaat al spoedig weer weg.
Vergy stuurt zijn knecht Vaderis achter haar aan, zodat deze haar netjes bij het station af kan zetten. Maar ze accepteert geen lift. Even later krijgt ze een ongeluk: ze steekt vlak voor de melkauto de weg over. De chauffeur en Vaderis komen met haar naar de hoeve.
Op het eerste gezicht lijkt Ilze Zarmut dood. Maar het blijkt dat ze het ongeluk wel heeft overleefd. Ze is wel zwaargewond en mag niet vervoerd worden. Op Vergy’s hoeve wordt ze verpleegd. Als het iets beter gaat, besluit ze om weer naar huis te gaan. Maar juffrouw Radek kan wil dit niet hebben. Na lang aandringen bij Vergy krijgt Ilze toestemming om op de hoeve te blijven.
Op een dag koopt Vergy een witte merrie, Kosja. Ilze wil graag een keer op haar rijden. Vergy komt op dat moment de stal binnen en schrikt ontzettend. Hij verbiedt haar om op de merrie te rijden. Later zal Ilze erachter waarom Vergy zo schrok en het haar verbood. Ilze begint Vergy steeds boeiender te vinden. Toch is hij helemaal niet vriendelijk tegen haar. Ilze houdt namelijk van bloemen, en besluit om twee bloembakken aan haar venster te maken. Vergy verbiedt het haar. Wat Ilze dan nog niet weet, is dat hij in haar steeds meer van zijn overleden vrouw Majade gaat zien. Maar hij wil niet aan Majade herinnert worden. Ilze praat met Ezen over haar gevoelens voor Vergy. Ezen waarschuwt haar. Vergy is een man, die een groot gevecht met God voert.
Ondertussen is dominee Kladak verliefd geworden op Ilze. Het geeft hem hoop. Want dominee Kladak heeft een ook iets vreselijk meegemaakt in zijn leven. Hij zag namelijk vanaf de kansel een vleugel van een gevulde kerk instorten. Hij denkt dat God hem nu weer opnieuw een kans wil geven. Maar als hij merkt dat Ilze’s liefde voor iemand anders is, verbitterd hij alleen maar meer.
Dan vertelt een knecht aan Vergy dat Saren weer in het dorp is. Hij is ontslagen omdat hij heel dronken was. Saren zaait onrust in het dorp. Vergy weet wat Saren van plan is. Hij wil wraak nemen op Vergy. Daarom besluit Vergy het praatje in het dorp rond te strooien, dat hij een weekend naar de stad zal gaan. Saren hoort dat natuurlijk ook, en kiest dat weekend uit om zijn slag te slaan. Vergy is natuurlijk niet naar de stad. Op de hoeve wacht hij op Saren. Na een wild gevecht wordt Saren door Vergy vermoord. In deze zelfde nacht heeft ook Ilze gebruik gemaakt van Vergy’s vermoedelijke afwezigheid. Op Vergy’s kamer staat namelijk een hutkoffer. Ilze kan op een gegeven moment haar nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en opent de koffer. Daar ontdekt ze het verleden van Vergy. Ten eerste ziet ze een foto, waar ze enorm van schrikt, want ze denkt dat ze het zelf is. Het blijkt de overleden vrouw van Vergy te zijn, Majade. Ze komt er achter dat men dacht dat Majade ongeneeslijk ziek was. Achteraf bleek dat dit niet het geval was, omdat haar röntgenfoto’s met die van een ander verwisseld waren. Zeven jaar eerder bezat Vergy net zo’n hoeve als deze. Door een tornado werd de hoeve verwoest. Vergy redde Majade niet, maar bleef samen met haar in de hoeve. Zij moest toch sterven, vanwege haar ziekte. Dan konden ze beter nu samen sterven. Maar Vergy bleef in leven…
Kort na de dood van Saren is Ilze samen met Ezen in het veld. Ze hebben een ernstig gesprek en Ezen zegt haar dat hij spoedig zal sterven.
Als Ilze en juffrouw Radek een tijdje later een wandeling maken, zien ze de tractor waar Ezen mee aan het werk is, omkantelen. Dat betekent zijn dood.
De dood van de trouwe Ezen grijpt diep in de levens van de hoeve bewoners. Zijn laatste gefluisterde woorden tegen Ilse zijn: ‘dood de witte merrie.’ Wanhopig maar vastberaden voert Ilse deze opdracht uit en verlaat de hoeve. Maar op het laatste moment keert ze terug, want Vergy is gearresteerd op beschuldiging van moord op Saren.
Tijdens de rechtszaak wordt Vergy’s verleden uit de doeken gedaan. Vergy voelt zich nog altijd schuldig aan de dood van Majade. Hij komt tot de overtuiging dat God hem wil straffen. Hoewel hij Saren niet met opzet gedood heeft, verdedigt hij zich niet. Hij wil opgehangen worden, om te boeten voor Majades dood. Maar Ilse voorkomt dit. Zij weet door haar getuigenis voor de rechtbank vrijspraak voor Vergy te krijgen. Tegenover Kladak bekent hij dat hij van Ilse is gaan houden, maar hij wil ‘t niet. Hij wacht op het oordeel. Hij wil God niet nog eens de kans geven een geliefde te vernietigen.
Kort daarna komt de tweede tornado. Vergy ziet daarin Gods vernietigende toorn. Zo ondergaat ook Jakob Kladak het natuurgeweld: hij vlucht de hoeve binnen om God te ontmoeten in de vernietiging, zoals eerder bij het instorten van de kerkvleugel. Hij is moe van alle ellende op de wereld en vervloekt als Job zijn geboortedag maar dan wordt hij bang, hij bidt om vergeving, smeekt om de bekering van Vergy en ook het bezit van Ilse. Als een oudtestamentische profeet staat hij op de hoevezolder te bidden.
Terwijl de tornado langs de hoeve trekt zonder haar te vernietigen, barst Ilse tegen Vergy uit en verwijt hem dat hij zeven jaar lang een dode heeft vertroeteld en dat de pest niet in de hoeve zit maar in hemzelf. ‘En toen God je een andere vrouw stuurde, haalde jij Kosja. En op Kosja dacht je mij te vergeten.’ Het is de inleiding op hun wederzijdse liefdes verklaring. Maar de liefde is onmogelijk en Ilze keert nu voorgoed terug naar de stad. Ook dominee Kladak verdwijnt uit het dorp. Hij is een eenzaam man. Zijn liefde is voor Ilze, maar haar zal hij niet krijgen.
Titelverklaring

Het boek is ‘De Tornado’ genoemd. Dit omdat in het boek een tornado een terugkomend motief is. De hoofdpersoon Vergy Maulveau bezat ooit een prachtige hoeve, die door een tornado verwoest wordt. Na jaren waagt hij de stap om weer zo’n soort hoeve te kopen. Maar als deze hoeve helemaal is opgebouwd, komt er een tweede tornado. Vergy ziet dit als een straf van God. Doch… bij de tweede tornado blijft de hoeve wel staan.

Thema

Het gaat in deze roman om het probleem: de angst van de mens die van God vervreemd raakt, de eenzaamheid van de mens die gekneusd is door lijden.

Motto

Dit boek heeft geen motto.

Motieven

Motieven die in dit boek naar voren komen, zijn verzoening, liefde, eenzaamheid en herhaling.

Met zijn motief de verzoening staat Nijenhuis naast en tegenover het existentialisme van zijn tijd. De tornado verscheen voor het eerst in 1956. Het existentialisme van Sartre veroverde in die tijd de Nederlandse literatuur. In romans werd geschreven over en vanuit uitzichtloosheid en eenzaamheid. Nijenhuis geeft vooral in de wanhoop van Kladak een beeld van zijn tijd. Af en toe beschrijft hij zuiver existentialistische situaties. In de pauze van de rechtszitting luistert Ilze naar de gesprekken van mensen in een cafetaria. Het zijn mensen die elkaar haten en van deze haat leven. ‘Daar zitten er vier in de hel,’ zegt ze. Dit beeld lijkt rechtstreeks ontleend te zijn aan het toneelstuk Huis clos van Sartre, waarin de andere, de naaste, ‘de hel’ genoemd wordt.
En er komen vrijwel veel herhalingen voor in dit boek.
Behalve herhalingen komen er ook verschillende spiegelbeelden in dit boek voor. Bij de eerste tornado gaat Vergy de hoeve binnen om met Majade te sterven. Bij de tweede verhindert hij Ilze om naar de hoeve te gaan en ontloopt hij ook zelf het gevaar. Dit is een teken van verandering in hem.
Bij de tweede tornado is het Kladak die de vernietigende God zoekt in de boerderij. Maar ook hij holt naar buiten. Beiden ontdekken dat God geen Vernietiger wil zijn, maar een Hersteller. Zo komt nogmaals het motief van de verzoening in dit boek naar voren.
Met het motief herhalingen heeft Nijenhuis zich wel een beetje op glad ijs gewaagd. Herhalingen kunnen verdacht veel lijken op goedkoop toeval. Er komt zelfs een tweede tornado die de tweede hoeve bedreigt. Toch is Nijenhuis aan het gevaar van het goedkope toeval ontsnapt. Dit komt niet alleen door de sterke verteltrant, maar vooral doordat het om het probleem van het lijden gaat en het Godsbestuur. Met behulp van gelijkenis, van een mythe met een verbeeldingskracht die de gewone werkelijkheid te boven gaat.
Vertelsituatie

Er is sprake van auctoriale verteller. Hij overziet alle gebeurtenissen en kent de gedachten en gevoelens van alle verhaalfiguren.

Tijd

Het verhaal speelt zich een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog af. De vertelde tijd is heel moeilijk op te maken uit het verhaal, ik schat dat het ongeveer 2 jaar is.

Ruimte

Het verhaal speelt zich in heel verschillende ruimten af:
Bij de notaris, in een café, op het dorpsplein, in en om de hoeve, bij Saren binnen, in de rechtszaal, bij de ruïne.
Het is nogal onduidelijk waar de roman speelt. Het dorp ligt in heuvelachtig terrein, in een land dat de juryrechtspraak, de eed op de Bijbel en de doodstraf door ophanging kent, en er leven raven in het wild. Misschien ligt het dorp in Frankrijk, de naam van Maulveau wijst namelijk in die richting, maar er zijn ook Engelse en Oost-Europese namen: Woolky, Kladak, Zarmut. Waarschijnlijk heeft Nijenhuis de plaats vaag willen laten om aan te geven dat de problemen die hij aansnijdt, overal voorkomen.

Verhaalfiguren

Hoofdpersonen
Vergy Maulveau: Hij is 42 jaar, heeft een roodbruin gezicht en blauwe ogen. Sterke en onbuigzame man. Eigenaar van de Pesthoeve.
Jakob Kladak: Hij is 30 jaar, erg mager, maar heeft een sprekend gezicht. Van beroep is hij dominee.

Bijpersonen

Ilse Zarmut: Zij is de zuster van een overleden krankzinnige. Ze is 27 jaar, heeft grijze ogen en blond haar. Ze is lang en slank.
Juffrouw Radek: Huishoudster, eerst van dominee Kladak, daarna van Maulveau.
Ezen: Boerenarbeider met een zwak gestel, maar met het oog op Christus.
Vaderis: Boerenarbeider, plaatsvervanger van Ezen.
Saren: Hij is een slechterik en een stroper.
Woolky: De plaatselijke kruidenier.
Majade: Zij is de overleden vrouw van Vergy Maulveau.

Verder komen er in het boek ook nog de krankzinnige, de burgemeester, de rechter, de aanklager en de baron in voor.
Taalgebruik

Iets wat mij opviel was dat Nijenhuis heel sterk is in zijn dialogen. De gesprekken zijn levendig en humoristisch. De dialoog tussen de aanklager en de baron is een voorbeeld van Nijenhuis’ geestige taalkracht. Hij houdt ervan iets plechtigs te vergelijken met iets banaals. Bijvoorbeeld: ‘Op het groene laken van het biljart dreef zijn hoge hoed als een pan in een eendensloot.’

Verder valt er weinig te zeggen over het taalgebruik. Het was erg duidelijk en ik ben geen lastige zinnen of woorden tegengekomen.
Bronvermelding

Titel: De Tornado
Auteur: B. Nijenhuis
Druk & jaar: Eerste druk, 1956
Eerste druk: 1956
Pagina’s: 311
Uitgeverij: J.H. Kok, Kampen

De auteur

Biografische gegevens van de auteur
Berend Nijenhuis werd geboren op maandag 16 november 1914 in Heerenveen. Zijn roepnaam was Bé. Hij groeide op in een gezin van drie kinderen. Hij was twee jaar jonger dan Henk en zes jaar ouder dan Piet. Zijn vader verkocht in een winkeltje kruidenierswaren en lekkernijen. De drie kinderen hielpen altijd mee in de winkel.

Omstreeks zijn vijfde jaar kwam hij voor het eerst in aanraking met kunst met een hoofdletter K. Hij schrijft dat zijn oudere broer Henk voorlas uit een boek De Boze Koster van W.G. van de Hulst. De verhalen grepen hem zo aan dat hij interesse ging krijgen in vertelkunst.
Op school was hij niet succesvol. Hij was veel te ongeduldig om te leren. Na twee jaar op de ULO ging hij naar een handelsavondschool. Toen hij niet meer leerplichtig was, ging hij van school af. Voorlopig kreeg hij werk in de winkel van zijn vader. Al snel bleek dat hij voor dit soort werk niet geschikt was. In die tijd daarna deed hij allerlei soorten werk. Hij was vertegenwoordiger in touw, verkoper van kaas en van sigaren. Zeker in de crisisjaren was het moeilijk voor hem aan werk te komen.
In 1933 ging de kruidenierswinkel van zijn vader failliet. Dat was in die tijd een schande. Twee jaar later verhuisde de hele familie van Friesland naar Brabant. Ze verhuisden kort daarna naar Arnhem. Daar deed hij belijdenis van zijn geloof in de Gereformeerde Kerk. Nijenhuis was gelovig maar men kon niet goed over God praten met hem.
Hij kreeg later een baan als verzekeringsagent. Het omgaan met mensen vond hij leuk, maar hij was niet geschikt voor het harde leven van de handel. Vanaf 1938 ging hij bij de familie van Dijk wonen. Hij voelde zich daar erg goed thuis. Hij was daar sterk bevriend met Herman Thijs, ook kostganger bij Van Dijk. Herman trouwde na de oorlog maar Nijenhuis praatte nooit over meisjes.
De tweede wereld oorlog heeft grote indruk op hem gemaakt. De familie Nijenhuis was tegen de NSB. Nijenhuis deed mee aan verzetswerk. In 1942 verhuisde hij naar Vught om daar onder te duiken. Zo nu en dan werkte hij nog bij het verzekeringsbureau, maar voornamelijk was hij bezig met het verzetswerk. Op een dag werd hij gearresteerd met een tas vol papieren voor het verzet. De papieren wist hij kwijt te raken door een goede agent. De argwaan bleef, dus werd hij naar kamp Amersfoort gestuurd. In het kamp beleefde hij een vreselijke tijd, waar hij zijn hele verdere leven nog last van had. Hij schreef een brief naar huis om de familie gerust te stellen. Hij vertelde in die brief niets van de martelingen, het zware werk en alle andere terreur die in het kamp heerste. De familie thuis bad elke dag voor hem. Hij liep een infectie op en zijn broer Henk zorgde voor zijn vrijlating. Henk was namelijk onderdirecteur bij de Bredase gevangenis. Maar de oorlog was nog niet voorbij. Begin 1944 kreeg hij een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hij dook onder bij de familie Frigge.
Na de oorlog werd hij journalist bij het dagblad Trouw, zijn eerste letterkundige baantje. Omstreeks 1950 gingen hij en zijn broer Piet weer bij hun ouders wonen. Vanaf die tijd trok hij zichzelf regelmatig terug in de voorkamer. Hij schreef dan vaak de hele nacht door. Hij wilde fulltime gaan schrijven. Hij probeerde het eerst voor De Spiegel, een christelijk nationaal weekblad. Daarna ging hij romans schrijven. Zijn eerste roman kwam uit in 1952 en heette Dossier 333. Nijenhuis was toen al achtendertig. Twee jaar later verscheen zijn tweede boek Laatste Wagon, een jaar later De familie Heesters. In 1956 kwam De Tornado uit.
Na het succesvolle uitkomen van De Tornado begon hij een nieuwe roman: Dieven in de sneeuw. Hij werkte er uiteindelijk zes jaar aan, maar kon het niet voltooien. Dat kwam doordat zijn moeder in die tijd stierf. Door het verdriet kon hij niet schrijven. Uiteindelijk kon hij niets meer schrijven. De problemen in de roman over godsverduistering waren teveel voor hem. Na zes jaar ploeteren begon hij aan een nieuwe roman: Tok tok tok, alweer geen ei.
Nijenhuis woonde met zijn broer Piet nog altijd bij zijn vader. Hij leefde erg teruggetrokken en had daarom weinig sociale contacten. In die tijd was hij in behandeling bij een psychiater. Niet veel later werd hij ziek. De longspecialist zei dat hij moest stoppen met roken. Maar hij luisterde niet en bleef roken. Hij werkte toen aan zijn laatste roman: Inspecteur Raynoldi en zijn arrestante.
Nijenhuis ging op zichzelf wonen. Hij was erg eenzaam en belde daarom elke dag met Piet. Hij had altijd zeer nauwe kontakten met zijn familie. Zijn eenzaamheid kwam niet omdat hij ongetrouwd was maar omdat hij niet kon aarden in deze maatschappij. In december kreeg hij griep. Op 1 januari 1972 stierf de 57-jarige schrijver Berend Nijenhuis.
Hij was sympathiek van karakter. Hij was zenuwachtig en een kettingroker. Alleen in een klein en ongedwongen gezelschap kwam hij los. Over zijn werk was hij bescheiden. Hij had heel wisselvallige buien. Het ene moment was hij heel vrolijk en uitgelaten, en het volgende moment was hij heel droevig.
In de boeken van Nijenhuis komen vaak mensen voor die op hem lijken. Zijn boeken zijn niet altijd even succesvol geschreven. Het succes hing vaak af van recensies die dominees over zijn boeken hadden geschreven. Nijenhuis had ook te kampen met de afnemende christelijke cultuur. Verder werkte hij nooit mee aan lezingen over zijn boeken. Hij was er veel te zenuwachtig voor en kon slecht tegen emoties. Tussen 1951 en 1957 schreef hij vijf romans. Uiteindelijk zijn het zeven boeken in twintig jaar geworden.
Overzicht van de werken van de auteur

Jaartal: Titel:
1952 Dossier 333
1954 Laatste wagon
1955 De familie Heesters
1956 De Tornado
1958 De hordenloop van J. Kobald
1965 Tok tok tok, alweer geen ei
1972 Inspecteur Raynoldi en zijn arrestante

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.