Analyse-opdrachten:
2) Coyolxautal (Mexico). Pintar is een Olmeekse slaaf die voor Nezar, de jaguar van de koning, moet zorgen. Om voedseltekorten in de toekomst te voorkomen, organiseert de broer van de koning een expeditie over zee om andere landen te ontdekken en handel mee te drijven. Pintar gaat als verstekeling aan boord en mag blijven omdat hij de enige is die Nezar in toom kan houden.
Ze komen bij een dorp waar ze een sterk materiaal hebben: brons. Als Hippas, Pintars vriend, aangevallen wordt omdat hij met de dochter van het stamhoofd verkering heeft, verwondt Nezar de aanvallers. De dorpelingen zijn woedend. In de daaropvolgende nacht vluchten ze.
Ze varen naar Bronzehenge, waar het brons vandaan komt. Er wordt juist een feest gehouden. Bij de ceremonie die daarbij hoort, redt Pintar het leven van de heer van Bronzehenge. Als dank krijgen ze bronzen voorwerpen mee. Zo veel dat het schip te laag ligt…
Patrick is aan het vissen op zee. Zijn net raakt vast, scheurt en hij vindt een boegbeeld, waarschijnlijk afkomstig van het Olmekenvolk…
3B) Het is vrij moeilijk om je in iemands situatie in te leven die 3000 jaar geleden leefde en notabene in een heel ander land met een heel andere cultuur en levensstandaard. Maar natuurlijk stond er veel informatie in het boek, dus het zal moeten lukken.
Allereerst zou ik niet als verstekeling aan boord zijn gegaan denk ik, want de straf die erop stond (overboord gegooid worden) zou voor mij al een goede reden zijn om het niet te doen.
Als ik dan toch op het schip zou zijn dan zou ik, net als Pintar, veel belangstelling hebben voor Sidar, de oude sterrenkundige. Ik vind dat de leer van de sterren namelijk ook erg interessant is. Ik zou er ook alles van willen weten.
De reis zou ik ook erg leuk vinden. Al zal het natuurlijk wel af en toe saai zijn. Dat deert niet, want varen met een dergelijk oud schip lijkt me best tof. Als het dan toch saai wordt dan zijn er genoeg andere leuke dingen op te doen. Herbi (de kruidendokter en tevens kok) bijvoorbeeld helpen, of bij Sidar gaan kijken. En natuurlijk speelt Nezar dan ook een belangrijke rol: die heeft ook aandacht nodig. Al met al zou ik me ook niet vervelen op dat schip.
Ik weet eigenlijk niet hoe ik in het dorp zou reageren, ze zijn er lang geweest (33 dagen) maar over het grootste gedeelte wordt vrijwel niets geschreven. Er hebben zich dus blijkbaar geen ‘noemenswaardige’ incidenten en/of gebeurtenissen voorgedaan. Ik denk dat ik me de eerste periode helemaal niet zou vervelen, want het is een compleet andere omgeving en die moet natuurlijk eerst verkend worden. Het is leuk om dat samen met Nezar te doen. In tegenstelling tot de eerste periode zou ik me wel enigszins vervelen in de tweede periode. Ik heb de omgeving al goed leren kennen en er is vrijwel niets nieuws meer. En in zo’n boerengehucht valt er natuurlijk ook niets te beleven.
Tijdens de vechtpartij van Hippas zou ik precies zo handelen als Pintar. Hij deed er slim aan om zich te verstoppen voor de ‘criminelen’ en Nezar op de mannen af te sturen. Ik denk echter niet dat ik zo slim zou zijn geweest om een linnen prop tegen de wond van Hippas te duwen, ik zou daar te bezorgd voor zijn geweest. Misschien was ik wel gaan kotsen van alle verwondingen.
Ik zou ik ook erg zenuwachtig voor en tijdens de vlucht zijn geweest. En ik zou al helemaal geen oog dicht hebben gedaan. Ik zou wel de boodschap van Hippas aan Tekla (de dochter van het stamhoofd) hebben gebracht.
In Bronzehenge zou ik het ook goed naar m’n zin hebben gehad. Natuurlijk zou ik de voettocht als kwalitatief uitermate teleurstellend hebben beschouwd. Ik heb dat maar weer eens tijdens de wandeltocht op het survivalkamp gezien: lopen is zwaar, zeker met bepakking en lopen is niet echt mijn sterkste punt. Natuurlijk (en dat bemerkte ik ook tijdens het survivalkamp) valt het lopen je minder zwaar als je in een mooie of onbekende omgeving wandelt. Dit zal waarschijnlijk ook voor Pintar hebben gegolden.
Het feest zou ik erg leuk vinden, mits er iets leuks te doen was, (ze zullen geen kermis hebben gehad). Wàt er echter te doen was dat werd niet in het boek vermeld.
Tijdens de ceremonie zou ik natuurlijk ook hetzelfde als Pintar hebben gedaan, namelijk op de tafel springen en ‘blèren’ dat er vergif in de beker zat en dat een priester hem verwisseld heeft. Maar eigenlijk is er geen andere optie, want het is een beetje ‘lullig’ om zonder actie te ondernemen toe te kijken naar hoe iemand vergiftigd wordt.
Kortom: Ik zou in veel gevallen hetzelfde hebben gehandeld als Pintar, maar hij is en wat hardere mentaliteit gewend, zodat hij iets meer ‘ranzigheden’ (bloed etc.) kan verdragen...
6) De ikvertelsituatie, maar er wordt ook veel via de alwetende vertelsituatie vertelt. Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van Pintar. Heel soms ook vanuit de ogen van Nezar of Bocas (de kapitein).
7A) Uiterlijk: vrij klein, gedrongen. Donker gekleurd, bruinig. Gekleed in een bruine lendendoek, die door een brede riem op zijn plaats wordt gehouden. Daarboven een dunne riem die meermalen om zijn middel is gewikkeld.
Leeftijd: zo rond de dertien à veertien jaar. (Het staat nergens precies).
Karakter: vrij nieuwsgierig, hij wil veel dingen weten. Soms een tikkeltje brutaal en wat overmoedig. Eigenwijs.
Gedrag: onderdanig (hij is slaaf). Hij bemoeit zich soms met zaken die hem eigenlijk niet aangaan.
B) “We moeten koers wijzigen, Pintar. Denk je dat je het kunt, of moeten we die ouwe man hierheen slepen? Ik kan het zelf wel, heer. Laat u Sidar maar rusten.
Er is geen stukje hemel te zien, helemaal niets om op te richten!
Vertrouwt u mij maar heer. Pintar verbaasde zich erover dat dit zo gemakkelijk over zijn lippen kwam. Wat had Sidar ook al weer gezegd? ‘Dwing respect af.’ Uit de manier waarop Bocas hem stond aan te gapen, viel op te maken dat hij succes had. Hij lette erop dat de roerganger precies koers hield en draaide toen de richtingschaal, precies zoals Sidar gezegd had.
U kunt het schip laten draaien, heer. Zei hij eigenwijs.”
(Blz. 125, regel 8 t/m 20).
Verwerkingsopdracht:
Een ander einde.
“In nauwelijks twee dagen bereikten ze de kuststreek. Hier verlieten de soldaten hen en werden ze alleen nog vergezeld door een tweetal mannen die de ossen menden en verzorgden. Vermoeid, maar ontzettend tevreden over de voorspoedige reis arriveerden ze ruim voor de avond bij hun schip. Ze werden met gejuich door de achterblijvers ontvangen.”
Pintar werd door Herbi aan boord getild, maar Pintar vond het vreemd dat hij niet lachte. ‘Wat is er, Herbi?’ Vroeg hij. ‘Nu, ik vind het erg vervelend voor je, maar we hebben Sidar drie dagen geleden dood in zijn hut aangetroffen.’ Even leek het alsof Pintars hart stilstond. ‘Dus toch…,’ wist hij er nog uit te persen. Nu wenste hij dat hij niet mee naar Bronzehenge was gegaan, dan had hij in die tijd nog veel van Sidar kunnen leren. En hij had hem de laatste eer kunnen bewijzen. Nu werd hij overmand van verdriet, ook al kende hij Sidar pas twee maanden, ze waren goede vrienden geworden en Pintar was hem als een soort vaderfiguur gaan beschouwen. Nu merkte hij dat de gezichten van Maro en Hippas ook bedroefd stonden. Bocas zei echter grimmig: ‘Oude dwaas, hij moest en zou weer zelf meegaan hoor.’ Maro werd echter kwaad. ‘Jij, Bocas. Jij bent hier de dwaas. Sidar was de beste sterrenkundige die we hier hadden en natuurlijk was het niet zo slim van hem om met deze gevaarlijke reis mee te gaan, maar hij heeft wel lef. En hij was niet dom!’ Bocas liep nu ook rood aan en net toen hij iets bijtends wilde terugzeggen, riep Pintar met een van kwaadheid verstikte stem: ‘Ik ben het roerend met Maro eens, Bocas. Sidar was absoluut geen dwaas, maar jij kon het gewoon niet hebben dat hij slimmer was dan jij!’
Nu was iedereen stil. Een slaaf die de kapitein bij zijn naam noemt en hem belachelijk maakt, werd streng gestraft. Iedereen wachtte in spanning af wat er komen ging. Pintar wist in zijn hoofd dat hij te ver was gegaan, maar het kon hem allemaal niets meer schelen nu Sidar er niet meer was.
Het leek alsof Bocas ging ontploffen, hij kwam ziedend van woede op Pintar af, die angstig achteruit schuifelde. Plotseling kwam Maro echter tussen hen in staan en zei tegen Bocas:
‘Al lijkt de vijand redeloos
en schijnt de vrede broos,
blijf praten, eindeloos,
geweld is altijd zinloos.’
‘Dat is een rijmpje dat Sidar ook eens gesproken heeft, welnu. Bocas en Pintar geef elkaar de hand en vergeet en vergeef. Wat jullie zeiden kon allebei niet door de beugel. Bocas kalmeerde, tot ieders verbazing. Pintar stond echter nog na te trillen op zijn benen toen hij Bocas een hand gaf. ‘Sorry, Pintar, ik had Sidar niet belachelijk moeten maken. Het is inderdaad waar dat hij slimmer is dan mij, hij heeft me veel geleerd. Ik had niet zo moeten uitvallen. En natuurlijk snap ik ook wel dat Sidar je vriend was.’ Zelfs Maro stond aan de grond genageld van verbazing. Een kapitein die zijn verontschuldigingen aan een slaaf aanbood, dat had zelfs hij nog nooit gehoord. Hij had eerder verwacht dat Bocas Pintar alsnog een oorvijg had verkocht.
Pintar besefte dat het nu zijn beurt was. ‘Duizendmaal excuses, heer. Ik was vreselijk brutaal en ik zal de straf aanvaarden die u over mij uitspreekt. Ik bedoelde het niet zo.’
‘Het is goed Pintar,’ sprak Bocas. Ik weet dat je het niet zo bedoelde. Daarom geef ik je een gepaste straf.’ Ondertussen begon Pintar hem te knijpen. ‘Ik geef je als straf de gehele reis Sidar te vervangen. En ik wil dat je me nu een kan maisdrank brengt.’
Natuurlijk aanvaarde Pintar deze ‘straf.’ Inwendig was hij opgelucht dat hij er zo goed vanaf was gekomen.
‘Mooi, dat is geregeld,’ zei Maro, ‘dan is het nu tijd om te gaan slapen, zodat we er morgen vroeg uitkunnen om te vertrekken.’ Nu stond iedereen op en vertrok. Hippas liep naar Pintar toe en verzekerde hem dat hij de grootste idioot en de grootste ‘mazzelpik’ van de hele wereld was.
De volgende mogen was iedereen weer vroeg uit de veren. Het zeil werd gehesen en ze zette koers naar de thuisbasis: Coyolxautal.
Toen ze langs de kust van Bronzehenge voeren dacht Pintar en naar het scheen ook Nezar, die al een uur naar de kust had liggen staren met weemoed terug aan de mooie heuvels en de leuke riviertjes.
Na een voorspoedige reis kwam men in Coyolxautal aan. Iedereen juichte, maar het hardst van allen juichte Hippas, want Tekla, zijn vriendin en aanstaande bruid had zojuist een zoontje gekregen. Iedereen mocht komen kijken en zelfs de koning kwam op bezoek. Hij had samen met Maro overlegd dat Hippas voogd over Pintar mocht worden, zodat Hippas nu plotsklaps twee zonen had. Nezar vond het allemaal wel best, zolang hij maar met Pintar mocht gaan spelen en stoeien in het oerwoud…
REACTIES
1 seconde geleden