Eddy Lejeune, de hoofdpersoon van de roman, is de archetypische buitenstaander. Hij wordt in 1918 geboren als achtste kind van een plantagehouder op Curaçao. Als hij vijftien is overlijdt zijn vader, verwoest door de drank. Vanwege een verliefdheid op een meisje \'uit een andere stand\' stuurt zijn familie Eddy naar Nederland, met de bedoeling hem \'om te toveren tot een oppassende Nederlandse jongen.\'
Per boot belandt hij allereerst in Antwerpen, waar het net kermis is. \"Ik drink biertjes en slenter in de menigte; ik ben gelukkig want ik ben alleen, maar niet eenzaam. Ik hoor erbij, maar ik heb er niets mee te maken. Ik kan doen en laten wat ik wil, maar ik wil niets doen of laten.\" Hij gaat in Nederland studeren, zoekt zijn heil in drank en hoeren. Aan het eind van de oorlog komt hij in een kamp terecht. In indringende, surrealistische beelden schetst hij hoe de wereld in brand staat. De oorlog zal zijn wereldbeeld voorgoed bepalen. Hij is verbijsterd, vol razernij, vol \'wanhoop om het bestaan\'. Hij is zijn onschuld verloren, de oorlog heeft zijn \'ziel verschroeid\'. \"Een broeder der jakhalzen ben ik geworden,/en een metgezel der struisvogels,\"citeert hij Job.
Ontgoocheld keert hij terug naar Zuid-Amerika, waar hij, met een onbetrouwbare compagnon, naar diamanten gaat zoeken in de binnenlanden van Venezuela (\'twee avonturiers op zoek naar el dorado\'). Eddy moet die zoektocht met de dood bekopen. Maar voor het zover is keert hij nog één keer terug naar zijn geboorte-eiland, waar hij in het kamp zijn medegevangenen in lyrische taal over heeft verteld.
Dan beseft hij dat hij misschien wel thuis hoort in dat paradijs - hij houdt een loflied op de natuur, op de negers, op de luilak -, maar dat hij er nooit meer zal kunnen leven. Het eiland is te klein voor hem. Het theater van het leven met zijn verstikkende sociale controle beklemt hem: \"We zijn nimmer onszelf, maar wat we verondersteld worden te zijn.\" \"En hoewel we allemaal weten dat onze rollen geen realiteit inhouden, gaan we toch allemaal zo in onze handelingen op, dat we karikaturen van onze persoonlijkheid worden. Als laatste redding grijpen we dan maar naar de zelfspot en de lasterpraat.\"
Recensie:
Vreemdeling op aarde
ALLE LANSU
De zoekende buitenstaander is een onverwoestbaar personage in de literatuur. Elke generatie genereert weer adolescenten die op zoek zijn naar zichzelf en hun plaats in het leven, en zichzelf terugvinden als vreemdelingen op aarde. Het is dan ook helemaal niet zo\'n gek idee van uitgeverij In de Knipscheer om de roman De rots der struikeling (1959) van de blanke Curaçaose schrijver Boeli van Leeuwen in reprise te brengen. Meer dan veertig jaar later heeft het boek nog niets van zijn kracht verloren.
Eddy Lejeune, de hoofdpersoon van de roman, is de archetypische buitenstaander. Hij wordt in 1918 geboren als achtste kind van een plantagehouder op Curaçao. Als hij vijftien is overlijdt zijn vader, verwoest door de drank. Vanwege een verliefdheid op een meisje \'uit een andere stand\' stuurt zijn familie Eddy naar Nederland, met de bedoeling hem \'om te toveren tot een oppassende Nederlandse jongen.\'
Per boot belandt hij allereerst in Antwerpen, waar het net kermis is. \'\'Ik drink biertjes en slenter in de menigte; ik ben gelukkig want ik ben alleen, maar niet eenzaam. Ik hoor erbij, maar ik heb er niets mee te maken. Ik kan doen en laten wat ik wil, maar ik wil niets doen of laten.\'\' Hij gaat in Nederland studeren, zoekt zijn heil in drank en hoeren. Aan het eind van de oorlog komt hij in een kamp terecht. In indringende, surrealistische beelden schetst hij hoe de wereld in brand staat. De oorlog zal zijn wereldbeeld voorgoed bepalen. Hij is verbijsterd, vol razernij, vol \'wanhoop om het bestaan\'. Hij is zijn onschuld verloren, de oorlog heeft zijn \'ziel verschroeid\'. \'\'Een broeder der jakhalzen ben ik geworden,/en een metgezel der struisvogels,\'\' citeert hij Job.
Ontgoocheld keert hij terug naar Zuid-Amerika, waar hij, met een onbetrouwbare compagnon, naar diamanten gaat zoeken in de binnenlanden van Venezuela (\'twee avonturiers op zoek naar el dorado\'). Eddy moet die zoektocht met de dood bekopen. Maar voor het zover is keert hij nog één keer terug naar zijn geboorte-eiland, waar hij in het kamp zijn medegevangenen in lyrische taal over heeft verteld.
Dan beseft hij dat hij misschien wel thuis hoort in dat paradijs - hij houdt een loflied op de natuur, op de negers, op de luilak -, maar dat hij er nooit meer zal kunnen leven. Het eiland is te klein voor hem. Het theater van het leven met zijn verstikkende sociale controle beklemt hem: \'\'We zijn nimmer onszelf, maar wat we verondersteld worden te zijn.\'\' \'\'En hoewel we allemaal weten dat onze rollen geen realiteit inhouden, gaan we toch allemaal zo in onze handelingen op, dat we karikaturen van onze persoonlijkheid worden. Als laatste redding grijpen we dan maar naar de zelfspot en de lasterpraat.\'\'
REACTIES
1 seconde geleden