De oude kustlijn door M. Vasalis

Beoordeling 6.7
Foto van Cees
Boekcover De oude kustlijn
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 3642 woorden
  • 1 augustus 2009
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
27 keer beoordeeld

Boekcover De oude kustlijn
Shadow
De oude kustlijn door M. Vasalis
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij een maatschappelijke studie?

Misschien is een studie Sociologie of Antropologie dan wel iets voor jou! Bij beide opleidingen ga je aan de slag met maatschappelijke vraagstukken. Wil jij erachter komen welke bachelor het beste bij jou past? Kom naar de VU Bachelordag op zaterdag 8 februari.

Meld je aan!


Gebruikte editie voor het boekverslag
Gebruikte druk dichtbundel: 1e
Verschijningsdatum 1e druk: 2002
Aantal bladzijden: 64 blz.
Uitgegeven bij: G.A. Van Oorschot te Amsterdam

De aangeleverde flaptekst
Tussen 1940 en 1954 publiceerde de dichteres M. Vasalis drie bundels: Parken en woestijnen (1940), De vogel Phoenix (1947) en Vergezichten en gezichten (1954). Vele gedichten hieruit werden klassiek, zoals \'Drank, de onberekenbare\', \'De idioot in het bad\', \'Afsluitdijk\', \'Aan een boom in het Vondelpark\', \'Paard gezien bij Circus Straszburger\' en \'Appelboompjes\'.
Na deze drie bundels werd het stil. Op een enkele tijdschriftpublicatie na verscheen er geen poëzie meer en algemeen werd aangenomen dat Vasalis niet meer schreef.
Het tegendeel bleek waar. Vasalis is blijven dichten en enkele jaren voor haar dood besloot ze om opnieuw een bundel samen te stellen. Ze is daar tot op het laatst mee bezig geweest, maar kon haar werk uiteindelijk niet meer voltooien. Haar kinderen heeft ze gevraagd om af te maken waar zij aan was begonnen. Dat hebben ze gedaan, en het resultaat is De oude kustlijn.


De aanleiding voor het verschijnen van de bundel
Na de dood van Vasalis hebben de drie kinderen het werk van hun moeder afgemaakt. Der oude dichteres had namelijk besloten een bundel nagelaten gedichten samen te stellen. Dat werk heeft ze niet kunnen afmaken en de kinderen hebben dat voor haar gedaan..
De samenstellers van de bundel hebben de gedichten chronologisch gerangschikt, waardoor -naast de drie klassiek geworden bundels- opnieuw een soort overzicht van haar werk is ontstaan. Zo zijn er in deze bundel liefdesgedichten te vinden, maar ook gedachten over haar werk als arts en psychiater, als moeder van haar opgroeiende kinderen, als dochter van haar oude dementerende moeder, als ouder wordende vrouw met jeugdherinneringen, en ten slotte als iemand die weet dat haar leven ten einde gaat lopen.

Opzet van de bundel
De bundel telt 53 gedichten. Die gedichten zijn meestal niet al te lang. Er zijn enkele heel korte gedichten bij van enkele regels. De samenstellers schrijven in de verantwoording achteraf dat ze geprobeerd hebben een chronologische volgorde van de gedichten aan te houden. Dat is in de bundel wel te merken. Er zijn gedichten bij over de dood van de moeder van de dichteres, maar aan het einde van de bundel staan er enkele gedichten die Vasalis op hoge leeftijd moet hebben gemaakt. De bundel eindigt met “Sub Finem”(Latijn voor: over het einde) dat haar eigen sterven heel dichtbij brengt. Zie voor dit gedicht hieronder bij de samenvatting ervan.

Over de titel van de bundel
De kinderen die de bundel hebben samengesteld, verklaren in hun nawoord dat deze titel de wens van hun moeder was. De titel verwijst naar een uitspraak van de vader van de dichteres, die op een vraag van haar waar de vogels heen vliegen, antwoordde: “Ze volgen de oude kustlijn.” Dat is een prachtige en symbolische verwijzing naar de gedichten van de dichteres. De titel geeft namelijk heel precies het karakter van de bundel aan. Vasalis doet namelijk hetzelfde. Ze kon kennelijk, instinctief, niet anders dan het aftasten van datgene dat er niet meer is - in een stijl, ook, die niet meer van deze tijd is. Daarmee is De oude kustlijn een indrukwekkend verslag van de vergankelijkheid geworden

Type gedichten
De meeste gedichten hebben de typische Vasalis stijl: aan de ene kant nuchter en in andere soms juist sentimenteel, beschrijvend en relativerend. Vgl. het onderstaande kleine fraaie en titelloze gedichtje:

De zomerwei des ochtends vroeg. En op een zuchtje dat hem droeg vliegt een geel vlindertje voorbij. Heer, had het hierbij maar gelaten. >/i>

Toch wordt in dit heel korte gedichtje een levenstragiek uitgebeeld. De dichteres wordt ’s morgens geroerd door het mooie vlindertje dat langzaam op de vleugels van de wind komt aanvliegen. Dan komt er een witregel die hierdoor een scheiding suggereert. Blijkbaar is er later op die dag iets vervelends gebeurd waardoor de dichteres deze regels heeft geschreven. Er wordt niet verteld wat het is, maar door het aanroepen van de Heer kun je zien dat er iets naars is gebeurd. Zo’n gedichtje met zo’n universele gedachte erin verwerkt is typerend voor de dichteres Vasalis.

Andere kenmerken van de gedichten zijn
- Het gebruik van gewone spreektaal en het mijden van grootse woorden
- Het gebruik van eenvoudige maar herkenbare metaforen
- Er zit vaak wel rijm in haar gedichten, maar er zijn meestal geen strak aangehouden rijmschema’s. Dat geeft een zekere losheid aan haar gedichten.
- De gedichten zijn meestal niet onderverdeeld in strofen.

Bespreking en analyse van de inhoud van de bundel
Er is in de bundel wel enige structuur te ontdekken wat de inhoud betreft:
- Er zijn gedichten waarin de dichteres over haar eigen moeder spreekt
- En nauw verwant daarmee: er zijn gedichten waarin ze enigszins romantisch aan haar eigen jeugd denkt
- Er zijn gedichten waarin ze over het verschil tussen vroeger en nu spreekt
- Er zijn gedichten waarin ze liefdevol en enigszins sentimenteel over haar eigen kinderen spreekt
- Er zijn enkele gedichten over het leven en de onlosmakelijk daarbij horende dood
- Er zijn enkele gedichten opgenomen met een natuurbeschrijving
- Er zijn twee gedichten waarin ze een busreis van Groningen(haar werkadres) naar Roden (haar woonplaats) weergeeft
- Ten slotte zijn er gedichten over haar eigen naderende dood

Hieronder zal van elk thema een voorbeeld of meer ervan worden besproken.

Gedichten over de moeder van Vasalis

“Probeer maar”en “het zal wel overgaan”
dat zei ik als ik je te hulp riep als ik iets niet kon
of me had pijn gedaan .
Soms haalde je het door elkaar,
dan lachte je wanneer ik protesteerde.
Ik geloof dat dat het enige is wat ik ooit leerde
dat ik proberen moet en weten “dat het overgaat”.
Maar het was makkelijker
toen je er nog was en ik je zien kon en je stem kon horen.

In dit gedicht waarin maar enkele regels op elkaar rijmen en er enkele enjambementen zijn, blijkt de vertrouwdheid van de dichteres met haar moeder. Die gaf haar simpele adviezen die in de praktijk blijken te werken : alles proberen en na regen komt zonneschijn. Dat ging toen ze klein was en haar moeder nog lijfelijk aanwezig was toch wat gemakkelijker dan toen ze dood was.

Maar de moeder komt ook ineens bij haar naar boven wanneer ze bij de kassa in een supermarkt staat. Ze zou de brede rug van de moeder willen omhelzen en in een vlaag van nostalgie weer zo willen zijn als toen ze klein was en ze in het supermarktkarretje van haar moeder mocht plaatsnemen. [Gedicht: Regressie in de supermarkt, Bij de kassa]

In het gedicht “Moeder” denkt de dichteres aan haar moeder die werkelijk alles kon: pakjes inpakken, wonden verbinden, bijna verdronken honden uit het water halen, vijf talen spreken. [...] Alleen doodgaan kon ze niet beweerde ze. Maar het is haar toch gelukt,
En aan het strand zal ik je later vinden.
Laat me je vinden. Je kan het toch?

In één van de gedichten vertelt Vasalis ook over haar dementerende moeder, die ze metaforisch
beschouwt als een ruimtevaarder die reeds van de aarde afstand heeft genomen
Is het vandaag of gisteren, vraagt mijn moeder,
Bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed.
Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag
En zegt: Zijn we in Roden of Den Haag?
Wat later kindje, ik word veel te oud.
Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut
Zo ver al van de aarde weggedreven
Zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend
Zonder bestel en her en der ..[…]


Daarna denkt de moeder aan haar jeugd, aan de Franse woordjes die ze heeft geleerd. De dichteres verzucht aan het einde : Had ik je maar als kind gekend, die nu mijn kind en moeder bent. “

Ten slotte sterft haar moeder en dat wordt in het gedicht “Sub Finem” weergegeven.
Boven je ogen zie ik weer de kleine kuil
van smartelijke inspanning, alsof
je op het laatst noodzakelijk nog dat
ontraadselen moet –wat toch je mond
- horizontale accolade – allang
begrepen heeft en samenvat.


het romantische verlangen naar de eigen jeugd
In een gedicht dat begint met de regel < b> Uit de nevel over het weiland spreekt duidelijk de nostalgie naar de tijd toen ze in Den Haag opgroeide. Naar de tijd van de vrienden en de vriendinnen van haar ouders.

In een land van vaders vrienden,
bijna allemaal met snor,
socialisten, debatterend over toekomst
-en historie
En van moeders zwerm vriendinnen
die ons aan haar strakverpakte
borsten, verende ballonnen,
drukten en zo pittig roken
naar de buitenlucht en zweet


Of in het gedicht dat begint met “Grootmoeder” waarin de dichteres prettige herinneringen heeft aan haar hand die met die van haar oma in een verwarmde mof is gestoken. Vooral de rust die van haar grootmoeder uitging, sprak haar aan.

In “Uit het thuis-blijvers wagentje” spreekt de fijne herinnering over het thuisblijven met haar zusje wanneer de anderen van het gezin gaan wandelen. Ze gaan dan allerlei fantasierijke spelletjes uithalen en ze geven elkaar een koosnaampje ( Monjetketjil)

In het gedicht waarvan de eerste regel luidt Felix was blank met bruine haren beschrijft ze het gelukzalige gevoel van verliefdheid toen ze 5 jaar oud was en Felix 9.
“je ziet de ouders en de kinderen en de zomerwind
die het gras scheef waait en in al die haren woelt-
Je ziet dat ogenblik, dat toentertijd nog eeuwig was “.


gedichten met de relatie tot de eigen kinderen.
In het gedicht dat begint met “Groot gepupilde, ongerimpelde , glansharige , soepele, dwars-gezinde en onomgekochte lievelingen… worden de positieve en de minder positieve eigenschappen van de kinderen genoemd. Maar ze zijn nu het huis uit en de kamers hebben hun geuren nog behouden en de ouders snuiven die op als oude verslaafde paarden aan de bijna lege ruiven
Dat levert zo een fraaie metafoor op waarin de nest(stal)geur het beeld bevestigt van de vertrouwde en beschermde band die ouders en kinderen met elkaar moeten hebben.

In Weekend in mei 66 begint het gedicht :
Zo lief zijn jullie, grote blonde kinderen
Op ’t gras vanmiddag, lachend, slaperig en warm …


Ouders moeten hun kinderen veiligheid en bescherming bieden, bijvoorbeeld bij de eerste ervaringen van kinderen bij …

Liefdesverdriet

Vanavond, met de verschaalde adem der ervaring
Gebogen over het vers, ontroostbaar kind
Dat zweet en zoute tranen huilt en onbeproefde handen wringt
Wetend wat het nu weet: het oude wiegelied
Is ontoereikend voor dit fel en nieuw verdriet.
Dit is het uur, het afscheid van de kindertijd
Caesuur die troost-ontroostbaarheid voor altijd scheidt….


Gedicht over het verschil tussen vroeger en nu

Mutatis Mutandis
In dit gedicht geeft Vasalis aan wat er vroeger gebeurde als je verliefd was (de afstand tot je geliefde, toestemming van ouders, ingetogenheid) tegenover de huidige tijd (sexy gekleed met minirok, na het feest het bed induikend met een vriendje en ’s ochtends weer naar huis) Maar de onzekerheden zijn voor beide groepen gebleven.
Het is een van de langste gedichten uit de bundel (28 regels zonder strofe) dat enkele rijmvormen kent, maar ritmisch niet al te strek is. Het lijkt bijna op een superkort prozaverhaaltje. Het is zeker niet het sterkste gedicht uit de bundel.

Gedichten met een emotie door een natuurfenomeen opgeroepen
Het geluid van een wielewaal roept jeugdherinneringen bij de dichteres op.

De wielewaal werpt keer op keer
Gepolitoerde lasso’s uit.
Zo glad, zo helder en zo luid
Hij fluit zoals een jongen fluit
En ik kijk op, daar gaat hij weer!
Het lijkt wel of ik nog zo pas
Een vangbaar meisje was.


Of een zonsondergang.
Een zwaar en loodgrijs ooglid
zakt traag over de lage zon
en hij slaapt in.
Wie droomt er? Sneeuw
Begint te vallen.
Onregelmatig en gestaag:
en door een voile
zie ik zijn blik één ogenblik
slaaprig en vaag.


Twee busgedichten
Vasalis reisde voor haar werk van Groningen naar Roden. Daarbij maakte ze gebruik van de bus. Tijdens die lange rit zal ze inspiratie hebben opgedaan voor gedichten.

In Rebus in de bus  beschrijft ze de aanwezigen in de ochtendbus. Ze hoopt dat haar eindelijk “De Zin”zal worden geopenbaard.
[…..]Ik zat en luisterde en zag het aan
eerlijk gezegd en tegen beter weten in
verwachtend dat nu eindelijk ‘De Zin’
zichzelf in deze bus zou openbaren
van al die raadselachtige aanwezigheden.
[…]
Het wordt haar alleen duidelijk dat ze van mensen in een bus houdt. En van gras en lucht.

In \"Aesthetische problemen in de bus\" zit de dichteres achter een oude en kale boer. Plotseling gaat het zonlicht op zijn hoofd schijnen en dat is een prachtig gezicht. Maar daarna wisselen zon en wolken elkaar steeds af. Het lijkt alsof ze een levenslesje moet krijgen met de boodschap dat alles mooi kan zijn als je het in een bepaald licht gaat zien.
Maar als ze uitstapt, is de boer ingedommeld, het maakt hem allemaal niets uit. Hij heeft zijn leven geleefd licht of geen licht.

Deze twee busgedichten zijn niet de besten uit de bundel en vallen in het niet bij het beroemde busgedicht van Vasalis “Afsluitdijk.” uit een eerdere bundel. Zie hieronder in de bijlage.

Gedichten over het leven en de dood
In het gedicht “De verstekeling” beschrijft Vasalis precies dezelfde gedachte over de onlosmakelijkheid tussen leven en dood als de door haar bewonderde dichter J.C. Bloem in het gedicht “Insomnia” . Daarin dicht Bloem na zijn bekende openingszinnen: Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliedt gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet zijn geschapen.
dat “elk wezen zwanger van de dood is. “

Vasalis gebruikt voor die onlosmakelijke schakel tussen leven en dood de metafoor van de stiekem verborgen verstekeling aan boord van een schip. Hij is wel aanwezig maar je ziet hem niet. Intussen zijn de kinderen helemaal niet zo bang voor de dood omdat de afstand tussen hen en de dood nog niet zo groot is.

Bij ieder schepsel dat geboren wordt zijn reis begint, scheept in het ruim de dood zich in, en maakt zich met het schip vertrouwd dringt door tot iedre vezel van het hout, de romp, de mast, de kabels en de touwen de zeilen hurkend in de reddingboot
Het zijn de kleine kindren die hem kennen en hem niet vrezen: ze zijn nog pas zo kort geleden uitgevaren in hun nacht ze moeten aan het daglicht nog zo wennen Zoals schaduw bij het licht behoort zo leeft de dood binnen het leven voort


Diezelfde gedachte zit ook in het gedicht “ Weekend in mei ’66
In dat weekend denkt ze met veel plezier aan haar kinderen en aan haar moeder. Het roept een plezierig gevoel op. En dan toch het besef dat dit allemaal maar heel vergankelijk is
{…..} Dit ogenblik is korter dan de sigaret
In oorlogstijd. God weet
Leven wordt dood en zelfs de diepste liefde baat
Niet waar het duur betreft. De zekerheid is : pijn
Kleinzerig ben ik, die geloven moest en sterk moest zijn


Of in het gedicht Coma
Een plotselinge tranenvloed
stort uit haar ogen, die niet zien
Natuurverschijnsel – of verdriet?

O felle hoop van hem , die als een valk
boven haar biddend in dat landschap speurt
of er iets leeft, beweegt, gebeurt.

Maar ’t is er niet.


Gedichten over de eigen naderende dood

Fraai is het heel korte gedicht “ Ouderdom
’Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van ’t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel

Doodgaan is ook een overgang van de ene situatie naar de andere. Het is als het verlaten van het nest zoals een jonge vogel dat moet doen.

De dood zal steeds dichterbij komen en is een hereniging met de geliefden, getuige
Vanavond huilt, als door een schoorsteen heen de wind
Weer lichaamloos, verdwaald het kind
Dat in en om mijn lichaam zwerft en dat geen rustplaats vindt
Totdat mijn doos ons eindelijk weer verbindt


En: Vroeger vogels bij het raam
nu vliederdunne vlinders
zonder gerucht en van materie haast ontdaan.
Het is wel tijd wel tijd om weg te gaan.


Het prachtige slotgedicht van de bundel over de naderende eigen dood is al bijna een klassiek gedicht te noemen. Het heeft reeds menige rouwkaart en rouwadvertentie gesierd. Het geeft de mooie gedachte weer van iemand die toch moeite heeft om na een arbeidzaam leven de kinderen los te laten Maar het werk is volbracht.

Sub finem.
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen – en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.


Beoordeling door scholieren.com
Wie van Vasalis houdt, zal ook met deze nagelaten bundel gedichten tevreden zijn. Hoewel niet alle gedichten uit deze bundel even fraai zijn, zitten er ook in deze bundel die door de kinderen is samengesteld enkele mooie gedichten over de thema’s waarmee de dichteres zich in haar oeuvre heeft beziggehouden. Je ziet ook wel invloeden van andere dichters die ze bewonderde op haar gedichten (J.C. Bloem, Rutget Kopland en Judith Herzberg)
Zo is “de oude kustlijn” geheel volgens de intentie van de titel een verzameling romantische/sentimentele/ melancholieke gedichten geworden.

Het is beslist een aanrader om deze bundel op je lijst te zetten. Een VWO-leerling moet namelijk tegenwoordig een bundel voor de literatuurlijst lezen en daarvoor kun je heel goed deze bundel gebruiken. De gedichten zijn niet al te moeilijk geschreven, de inhoud is herkenbaar en universeel en de gedichten zijn relatief eenvoudig te analyseren.
Het is zonder meer een goed initiatief van de kinderen van Vasalis geweest, ook al zijn er waarschijnlijk enkele gedichten opgenomen waarvan de dichteres zelf beslist zou hebben ze niet in het nagelaten werk op te nemen. Maar storend is dat niet.

Over de dichteres en eerder gepubliceerd werk
Bron: Wikepedia
Vasalis (Den Haag, 13 februari 1909 - Roden, 16 oktober 1998) was een Nederlandse dichteres en psychiater. Vasalis (de M. wordt meestal weggelaten) is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans en is haar gelatiniseerde meisjesnaam.
Vasalis studeerde geneeskunde en antropologie aan de Rijksuniversiteit Leiden en vestigde zich in 1939 als arts in Amsterdam. Later werkte ze als kinderpsychiater in Assen en Groningen. Er zijn anno 2007 vergevorderde plannen om een speciale Vasalis-tuin aan te leggen in haar laatste woonplaats Roden.
In 1940 debuteerde ze met de bundel \'Parken en woestijnen\'. Haar andere dichtbundels zijn \'De vogel Phoenix\' uit 1947, \'Vergezichten en gezichten\' uit 1954 en postuum in 2002 \'De oude kustlijn\'. Daarnaast schreef Vasalis ook enkele essays en een novelle. Haar werk is veelvuldig bekroond, onder meer met de Constantijn Huygensprijs in 1974 en de P.C. Hooft-prijs in 1982.
Ze schreef traditionele gedichten die vaak gekenmerkt werden door het gebruik van personificatie en antropomorfisme. Vaak eindigen haar gedichten, na een reeks natuurindrukken, op een zelfbespiegeling.
Ton Anbeek beschreef haar gedichten met: \"een schijnbaar banaal gegeven leidt tot een flits van inzicht\".

Bijlage
Nog enkele gedichten uit de bundel waarbij je kunt nagaan of je zelf de hierboven genoemde kenmerken kunt herkennen.

1. Zie mij maar niet mismoedig aan
met je gedempte blauwe blik
laat mij nog even los bestaan
en laat me aadmen als ik stik
van ’t vreemde niet alleen te zijn.
van nooit meer dood te mogen wezen.
Je mag mijn worsteling niet vrezen
en niet bedroefd zijn om mijn pijn.
Ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.


2. Waarom huilde je zo plotseling
zo kort en zo verschrikkelijk
mijn witte moeder.
En schudde je, toen ik het vroeg
alleen maar troosteloos je hoofd.


3. De tijd, het stromende getij
Gaat nu zo snel en het verval
Zo steil, alles werd weggespoeld
Kom nu forellen, mijn herinneringen
spring met de verse krachten
en met de eerste wilde geuren
tegen de stroom


4. Slaapliedje
Iedere dag omhooggeklauwd langs steen
de blauwe avond is er, maar het einde niet.
De rand van de vulkaan is dichterbij gekomen
geen vegetatie meer, geen vogel en geen lied.
En ongezegend ben ik weer, en weer alleen
en zeer bevreesd voor onherroepelijke dromen.


5. Cet age est sans pitié
Links naast ons- midscheeps- woonde de ex-kapitein
ter zee, weduwnaar, purper van het drinken.
Hij had een dochtertje, dat opzienbarend lelijk was,
zo opgestopt, verkeerd begroeid en kruislings scheel,
dat iedereen wel graag met haar zou willen spelen
alleen al om dichtbij iets zo uitzonderlijks te zijn.
Haar vader maakte dat onmooglijk, want hij bood ons geld
voor als ze mee mocht doen; zo dachten wij
dat het een soort van werkje was – en wilden niet.
Ze glimlachte zo trots en raadselachtig bovendien
dat het gevaarlijk leek – we zagen niets van het verlangen
in ’t uren lang met krabben-armpjes uit het venster hangen.
Maar moeder wel – ze bleef vaak even staan , zei wat
en vroeg wat, nauwelijks te verstaan, en op een dag
vertelde zij: ze vroeg of ze me moeder noemen mag.
Je hebt toch zeker nee gezegd! Waarom? zei zij
Ik zei natuurlijk: graag. Ze was heel blij.


` 6. Vriend
Vriend, metgezel, die meer en minder is
dan vader, moeder, minnaar, kind
hetzelfde als ik, maar anders
onafhankelijk en toegewijd
ouder, jonger, van dezelfde tijd.
Trooster, die getroost kan worden
baken en verhanger van borden
broeder, maar van een andere moeder, zonder rivaliteit
met wie ik samenloop en die mij begeleidt.
Hij gunt mij om te leven en als ik dood
zou willen, geeft hij mij gelijk.
Soms is het, dat ik om hem alleen
verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen.
Zonder een enkele verplichting
loop ik en altijd in zijn richting.


Afsluitdijk Uit : Parken en woestijnen
De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vòòr mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar \'t een droom, in \'t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees