Onno wordt wakker, komt erachter dat Quinten en de decaloog verdwenen zijn, en belt Sophia. Zij vertelt hem dat Ada kort geleden gecremeerd is, en het blijkt dat zij is gedood (actieve euthanasie) op het moment dat Onno en Quinten de Tien Geboden stalen.
De Opbouw
Dit omvangrijke boek bestaat uit vier delen. Aan het begin en aan het eind van elk deel is er een intermezzo. Voor het eerste deel, dat “Het begin van het begin” heet, bestaat dit intermezzo uit een Proloog, waarin Engel 1 vertelt hoe hij de grootouders van Quinten bij elkaar heeft gebracht; vooral van vaderskant schijnt dat nogal wat moeite te hebben gekost. Vervolgens begint het verhaal met een familiefeest van Onno, waarna Max en Onno elkaar ontmoeten. Volgens de engel is dit om twaalf uur ‘s nachts op 13/14 februari 1967. Op het moment van de dialoog van de engelen is de opdracht inmiddels volbracht en is het 1985.
Aan het eind van het eerste deel, vlak voor het tweede intermezzo, dat “De opdracht” heet, wordt Quinten verwekt. Hierin staat een toespraak van Engel 1 aan de Vonk, het beginsel van de menselijke geest van Quinten. Aan de Vonk wordt verteld dat hij een belangrijke opdracht heeft en dat hij nu moet gaan, naar buiten: “... En nu - nu is jouw ogenblik daar, alles is klaargekomen voor je ontvangst. Vaarwel! Ga! Nu! Bezorg ons het testimonium terug! Adieu!”
Dan begint het tweede deel, dat “Het einde van het begin” heet. Eerst komt er weer een intermezzo, waarna de verhaallijn weer wordt opgevat. In het begin komen Ada, Max en Onno terug van Cuba, waar Quinten verwekt is. Helemaal op het eind van dit deel wordt Quinten voor de continuïteit geboren met een keizersnede. Volgens de verpleegster is het een engelachtige jongen. Het intermezzo heet, net als dat aan het eind van het volgende deel, “Uit de diepte”. De inhoud bestaat uit puntjes en wat woorden. Men krijgt het idee, dat het gedachten van Ada zijn.
Vervolgens begint het derde deel (Het begin van het einde). Het wordt ingeluid door een intermezzo, waarin Engel 2 Engel 1 feliciteert met de geboorte van Quinten. Sophia en Max gaan met Quinten op een kasteel wonen, dat te duur werd voor een baron, die het dus heeft opgedeeld in appartementen, waarvan zij er één krijgen. Tegen het einde is Max gestorven aan een meteoor en besluit Quinten zijn vader te gaan zoeken, dat wil zeggen dat hij Onno wil gaan zoeken, van wie hij denkt dat het zijn vader is. Het intermezzo aan het eind van dit deel heet weer “Uit de diepte” en bestaat uit een speciaal figuurtje.
Het laatste deel heet natuurlijk “Het einde van het einde”. In het eerste intermezzo is er weer wat engelendialoog. Daarna gaat het verhaal verder met Onno in Italië. Het eigenlijke verhaal eindigt met een wanhopig telefoongesprek van Onno met Sophia. En in het laatste intermezzo, de “Epiloog” wordt duidelijk dat de bevolking van de hemel, behalve Engel 1, de aarde wil afstoten.
De Hoofdpersonen
Onno
Onno is een chaotische man met een talenknobbel die uit een aristocratische orthodoxe familie komt. Hij heeft een taal ontcijferd, is met een nieuwe taal begonnen die op een steen staat, maar komt daar maar niet verder mee en gaat dus, net als veel van zijn familie, in de politiek. Hij wordt eerst wethouder en vervolgens staatssecretaris, deels om zijn familie de ogen uit te steken, maar hij vindt de macht van zijn woorden afschuwelijk.
Hij vertrekt op het laatst naar het buitenland, omdat Helga, een soort van vriendin doodgaat en Ada ook niet meer aanspreekbaar is. Bovendien is zijn baan in de politiek geruïneerd door een geduchte vijand. Daarom wil hij weg. Dus gaat hij naar Italië om zijn gedachten te ordenen. Hij wil een brief schrijven naar zijn dode vader.
Max
Hij heeft soms grote problemen met het verleden van zijn ouders, hij draagt zijn geschiedenis uit de oorlog mee. Feitelijk wordt zijn relatie met Ada daardoor verbroken. Vandaar gaat hij pas als het niet meer anders kan naar de spiegels van de telescoop: ze staan op het vroegere kamp Westerbork. Verder vraagt hij zich soms af of hij monogaam kan zijn, maar het blijkt dat dat prima lukt tijdens zijn relatie met Sophia, die elke nacht bij hem in bed komt, of kwam. Op een nacht als hij dronken is ontdekt hij op basis van metingen van radiotelescopen over de hele wereld dat de hemel echt bestaat, maar nog voor de morgen aanbreekt, gooit Engel 1 hem een meteoor naar zijn hoofd, zodat de mensheid niet achter het geheim van de hemel kan komen.
Quinten
Hij ziet er volgens de meeste mensen heel mooi uit. Dit komt meestal wel van pas, maar is ook wel eens lastig. Hij is heel slim, maar niet fantastisch op school, omdat hij niet kan en wil leren wat hij niet interessant vindt. Hij leert pas laat praten, maar kan het dan wel meteen heel goed. Als hij op school leert lezen, blijkt dat hij dat al kan, omdat hij dat heeft geleerd van één van de andere bewoners van het kasteel. Hij huilt nooit, maar lacht ook bijna nooit. Op het laatst voelt hij de opdracht en wordt hij heel hard, maar ook rustig en kalm. Hij blijft overtuigd van zijn geluk.
Ada
Ada is een celliste. Ze speelt in het Concertgebouworkest, nadat het duo met Bruno verbroken is. Ze krijgt eerst een relatie met Max, maar als die nogal bot tegen haar doet en voor een paar weken naar Oost-Duitsland verdwijnt, wordt ze de vriendin van Onno. Max lijkt hier vrede mee te hebben, maar later (op Cuba in zee) blijkt dat hij het toch wel jammer vindt. Over haar is weinig te vertellen, omdat ze maar een klein gedeelte van het boek actief is.
Sophia
Zij is de moeder van Ada. De meeste mensen in het boek vinden haar niet bijzonder aardig. Ada heeft een zeer lage pet op van haar moeder, maar Max weet haar wel te waarderen. Hij vindt het heerlijk dat zij zo’n 7 jaar lang elke nacht met hem vrijt. Volgens hem bestaat zij uit twee alter ego’s: een kille dag- Sophia en een zachte, emotionele nacht-Sophia.
Het Thema
Het thema van dit boek is natuurlijk “De Ontdekking Van De Hemel”. Dit kan vervolgens op meerdere manieren worden opgevat. Hierbij is het heel belangrijk dat Max de hemel ontdekt. Wereldwijd proberen astronomen de snelheid van een speciaal object te achterhalen met radiotelescopen, maar de uitkomst is gelijk aan die van iets “met een snelheid van nul, dat tegelijk op alle punten van een lijn is”. Max bedenkt vervolgens, nadat een deel van zijn remmingen door alcohol is losgetornd, een of andere verdwijnpunt-theorie. Vervolgens gooit de afdeling van Engel 1 een meteoriet naar hem toe, omdat het bestaan van de hemel om verschillende redenen niet bekend mag worden. Dit is dus één kant van het thema.
Vervolgens ontdekt Quinten eigenlijk ook de hemel. Hij maakt, zonder dat hij het zelf beseft, enkele zeer uitzonderlijke gebeurtenissen mee, en is bovendien één van de zeer weinigen die naar de hemel teruggaan zonder dood te gaan.
Omdat ik nog geen andere boeken van Mulisch gelezen heb, durf ik er geen uitspraak over te doen of dit thema daar ook in terugkomt. Wel wil ik Mulisch zelf citeren: “Deze roman drijft alle thema’s en alle obsessies die in mijn vorige boeken aanwezig zijn, op de spits.”
De Schrijver
Harry Kurt Victor Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Hij was de enige zoon van Karl Victor Kurt Mulisch en Alice Schwarz. Zijn moeder was joods (!). In 1936 gingen zijn ouders uit elkaar, waarna zijn moeder in Amsterdam ging wonen. Hij werd zelf grotendeels opgevoed door de huishoudster. Zijn vader werd in de Tweede Wereldoorlog benoemd tot directeur personeelszaken van het instituut waar de Nederlandse joden hun kostbaarheden moesten inleveren. Hierdoor kon hij zijn ex-vrouw en zijn zoon beschermen tegen deportatie. Na de oorlog werd hij echter gearresteerd en moest hij voor drie jaar in een kamp. Harry verkocht toen, stukje bij beetje de bezittingen van zijn vader om in leven te kunnen blijven.
Harry werd al vroeg gefascineerd door de wetenschap. Hij richtte een laboratorium in, verzamelde fossielen en hield zich bezig met alchimie. Helaas ging dat ten koste van zijn schoolprestaties, en toen hij in 1944 zakte voor zijn examen ging hij van school af. Daarna begon de wetenschap hem minder te interesseren en kreeg zijn artistiek talent de overhand. In 1946 schreef hij zijn eerste verhaal, dat in 1947 in Elsevier werd afgedrukt. Vanaf 1949 bleef alleen het schrijven over en in 1952 kwam zijn eerste roman, “Archibald Strohalm” uit. Hij is volgens eigen zeggen schrijver geworden omdat hij in juli jarig is en dus nooit kon trakteren; uit frustratie trakteert hij nu maar op boeken.
Hij ging in 1955 voorgoed in Amsterdam wonen. Daar werd hij redacteur van diverse vooraanstaande literaire bladen en zorgde altijd sterk op de hoogte te blijven van sociale en politieke ontwikkelingen. Van daaruit ontwikkelde hij een voorliefde voor de staat Cuba, vooral het revolutionaire aspect boeide hem zeer.
Mulisch trouwde in 1971 met Sjoerdje Woudenberg. Hij kreeg twee kinderen en in 1992 van een andere partner nog een derde. Hij vierde in juni van dit jaar zijn 75e verjaardag met een groots feest.
Op zijn vijftigste verjaardag werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en bij het uitreiken van het eerste exemplaar van “De Ontdekking Van De Hemel” werd hij bevorderd tot Officier in dezelfde orde. Voor dit boek werd hij ook nog genomineerd voor de AKO Literatuur Prijs (1993). Bovendien kreeg hij op 23 november 1995 de Prijs der Nederlandse Letteren, een prijs waarop een Nederlands schrijver slechts eens in de 6 jaar kans maakt. Dit is een prijs voor zijn hele oeuvre, dat bestaat uit romans, gedichten, toneelstukken en essays. Volgens de schrijver is “De Ontdekking Van De Hemel” echter de aanleiding voor deze prijs: “Het oordeel van de jury geldt voor mijn hele oeuvre, (...). Maar het is duidelijk dat “De Ontdekking Van De Hemel” een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de toekenning van de prijs.”
Enige recensies: Wall Street Journal: “Net als Homerus, Dante en Milton gebruikt Mulisch de kosmos als toneel en zijn thema is de geschiedenis en betekenis van alles.”, The New Yorker: “Deze vrolijke (ahem - red.) grootse roman is een schitterende uiting van krachtige verbeelding.”, Welt am Sonntag: “Voor het geval binnenkort de Nobelprijs voor Literatuur aan een Nederlander wordt toegekend, dan kan deze uitsluitend Harry Mulisch heten.”.
Enige andere titels:
- Archibald Strohalm 1952
De Diamant 1954
Het Zwarte Licht 1956
De Versierde Mens (verhalenbundel) 1957
Het Stenen Bruidsbed 1959
Voer Voor Psychologen 1961
De Zaak 40/61 (over het Eichmann-proces) 1962
Cuba, Het Woord Bij De Daad 1968
De Toekomst Van Gisteren 1972
Twee Vrouwen 1975
De Aanslag 1982
Hoogste Tijd 1985
Eigen Mening
Ik werd, vooral de eerste keer dat ik het las, enorm gefascineerd door de loop der gebeurtenissen in dit boek. De eerste keer had ik het dan ook (in de vakantie) binnen 3 dagen uit. De tweede keer ging het wat langzamer, doordat ik er minder tijd voor had. Op de laatste paar hoofdstukken na (het einde vind ik niet spectaculair genoeg), vind ik het dan ook vrijwel fantastisch. Het thema op zich ben ik nog niet vaker tegengekomen, wat al aangeeft dat ik normaal geen boeken over dit soort dingen lees, vooral omdat de dialogen vaak te ingewikkeld zijn. Voor dit boek geldt dat nauwelijks. Op één of twee engelendialogen na, is het boek vooral spannend, wil ik doorlezen en weten hoe het verhaal verder gaat. Het is, naar mijn bescheiden mening, niet te theoretisch. De uitwerking van dit thema vind ik dan ook ronduit zeer goed. Mede daardoor is de schrijfstijl meeslepend en trekt die de lezer erg mee. De personages zijn allemaal heel duidelijk neergezet, en zijn méér dan types: ze hebben veel menselijke trekjes. Max blijkt sterk autobiografisch te zijn: hij heeft een joodse moeder en zijn vader heult met de Duitsers. Waar we dit eerder hebben gehoord? Bij de biografische gegevens van Mulisch misschien? Bovendien is hij soms enigszins kil, wat ook voor Mulisch zou gelden. Ik vond allen erg levendig, erg echt. Volgens mij zijn ze allemaal redelijk waarschijnlijk, behalve Quinten natuurlijk. Dat is een zeer bijzonder geval. Het is ook echt verdrietig wanneer één van de hoofdpersonen doodgaat. Dat gebeurt nogal vaak. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat Mulisch kort voor het schrijven van dit boek leed aan een ernstige ziekte. Een heel verrassend moment is wanneer Max de hemel ontdekt en vervolgens een meteoor op zijn hoofd krijgt of het moment dat Ada en Max op Cuba in de zee seks hebben en Onno verleid wordt door een ander. Ook is het nogal verrassend dat Onno en Quinten het testimonium onder het altaar alsnog vinden, en erin slagen het te stelen. Uit dit alles mag blijken dat ik dit bijzondere boek met heel veel plezier heb gelezen, en het heeft mij zeker nieuwsgierig gemaakt naar het andere werk van Mulisch.
Eigen Mening
Ik werd, vooral de eerste keer dat ik het las, enorm gefascineerd door de loop der gebeurtenissen in dit boek. De eerste keer had ik het dan ook (in de vakantie) binnen 3 dagen uit. De tweede keer ging het wat langzamer, doordat ik er minder tijd voor had. Op de laatste paar hoofdstukken na (het einde vind ik niet spectaculair genoeg), vind ik het dan ook vrijwel fantastisch. Het thema op zich ben ik nog niet vaker tegengekomen, wat al aangeeft dat ik normaal geen boeken over dit soort dingen lees, vooral omdat de dialogen vaak te ingewikkeld zijn. Voor dit boek geldt dat nauwelijks. Op één of twee engelendialogen na, is het boek vooral spannend, wil ik doorlezen en weten hoe het verhaal verder gaat. Het is, naar mijn bescheiden mening, niet te theoretisch. De uitwerking van dit thema vind ik dan ook ronduit zeer goed. Mede daardoor is de schrijfstijl meeslepend en trekt die de lezer erg mee. De personages zijn allemaal heel duidelijk neergezet, en zijn méér dan types: ze hebben veel menselijke trekjes. Max blijkt sterk autobiografisch te zijn: hij heeft een joodse moeder en zijn vader heult met de Duitsers. Waar we dit eerder hebben gehoord? Bij de biografische gegevens van Mulisch misschien? Bovendien is hij soms enigszins kil, wat ook voor Mulisch zou gelden. Ik vond allen erg levendig, erg echt. Volgens mij zijn ze allemaal redelijk waarschijnlijk, behalve Quinten natuurlijk. Dat is een zeer bijzonder geval. Het is ook echt verdrietig wanneer één van de hoofdpersonen doodgaat. Dat gebeurt nogal vaak. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat Mulisch kort voor het schrijven van dit boek leed aan een ernstige ziekte. Een heel verrassend moment is wanneer Max de hemel ontdekt en vervolgens een meteoor op zijn hoofd krijgt of het moment dat Ada en Max op Cuba in de zee seks hebben en Onno verleid wordt door een ander. Ook is het nogal verrassend dat Onno en Quinten het testimonium onder het altaar alsnog vinden, en erin slagen het te stelen. Uit dit alles mag blijken dat ik dit bijzondere boek met heel veel plezier heb gelezen, en het heeft mij zeker nieuwsgierig gemaakt naar het andere werk van Mulisch.
REACTIES
1 seconde geleden