Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

De nakomer door Maarten 't Hart

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover De nakomer
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 1702 woorden
  • 29 juli 2004
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
21 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Maarten 't Hart
Genre
Psychologische roman
Oorlogsroman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1996
Pagina's
354
Geschikt voor
bovenbouw havo/vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Tweede Wereldoorlog,
Moord,
Nasleep en verwerking Tweede Wereldoorlog,
Wraak

Boekcover De nakomer
Shadow
De nakomer door Maarten 't Hart
Shadow
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

Druk: 6e druk 1997
Uitgever: Uitgeverij De Arbeiderspers
Plaats: Amsterdam - Antwerpen
Jaar van 1e druk: 1996
Aantal pagina’s: 281

Indeling:

Het boek is ingedeeld in 3 getitelde delen die elk weer zijn onderverdeeld in hoofdstukken met titels

Samenvatting van de inhoud:

Simon is een nakomertje, zijn zussen zijn al praktisch het huis uit als hij wordt geboren. Zijn ouders houden niettemin heel veel van hem. Toen hij klein was, had hij een hond, Prins, die net zo oud was als hij. Ze waren onafscheidelijk tot Prins dood ging. Zijn vader vond dat hij de meisjes nog maar even links moest laten liggen en later, net als hijzelf gedaan had, een wat oudere weduwe met kinderen trouwen. Als Simon wat ouder is, gaat hij voor apotheker studeren zodat hij later de apotheek van zijn oom over kan nemen.

In Maassluis, waar Simon woont en als apotheker werkt, gaan alle mannen in de oorlog bij de geuzen. Simon wil eigenlijk ook wat doen in het verzet, maar de mensen in Maassluis accepteren hem niet omdat ze hem arrogant vinden. Hij probeert toch een soort verzetsactie op te zetten door een boot naar Engeland te regelen voor enkele verzetsleden. Dit mislukt doordat de boot onderschept wordt door een onderzeeër en de opvarenden teruggestuurd worden. Dit blijft Simons enige verzetsdaad.
Op een dag komt er een meisje de apotheek binnen. Ze vraagt om wat poeders voor een zieke. Simon is gefascineerd door het meisje en wordt verliefd op haar. Hij weet dat ze in het verzet zit en hij volgt haar een paar keer. Ze komt nog wat vaker langs en ze gaan een keer met elkaar naar bed. Daarna verdwijnt ze weer uit zijn leven. Simon probeert haar terug te vinden door enkele verzetters te volgen. Hierbij wordt hij echter in elkaar geslagen.
Het boek slaat nu een heel stuk over en begint weer als Simon een jaar of 80 is. Hij woont in een aanleunwoning, alleen, want zijn huwelijk is mislukt. Simon maakt nog elke dag een wandeling naar de haven. Op een avond wordt hij klemgereden door een motorrijder. De jongen eist 10 000 gulden van hem of anders zal hij naar de krant stappen met het verhaal dat Simon in de oorlog een verzetsgroep zou hebben verraden. Simon zegt hem dat hij dat vooral moet doen en dat hij benieuwd is naar wat de jongen allemaal over hem schijnt te weten. Hij maakt zich geen zorgen over het verhaal. Maar op een dag valt het huis-aan-huisblad bij hem in de bus. Er staat een klein artikel in over hem en dat hij fout zou zijn geweest in de oorlog. Voor hij het weet is hij het onderwerp van radioprogramma’s, krantenartikelen en talkshows. Op straat fluisteren mensen over hem en kijken hem na. Omdat Simon bang is dat de belagers hem thuis zullen gaan opzoeken, besluit hij naar een oude vriend, Aäron Oberstein te gaan om daar onder te duiken. Aäron weet niet of hij hem moet geloven maar laat hem toch bij hem logeren. Simon legt uit dat hij vroeger per se in het verzet wilde en dat hij zich zo machteloos voelde in de oorlog. Hoewel hij denkt veilig te zijn bij Oberstein, komen er toch nog journalisten aan de deur.
Door een motorongeluk op het journaal komt hij erachter dat zijn chanteur de kleinzoon van Hillegonda was. Hij besluit haar op te zoeken. Hillegonda heeft altijd gedacht dat hij haar verzetsgroep verraden had en had dit per ongeluk gezegd waar haar kleinzoon bij was. Deze besloot toen Simon te gaan chanteren.

Tijd: Het eerste deel van het boek speelt zich af aan het eind van de 19e eeuw, het tweede deel rond 1940 en het laatste deel speelt eind 20e eeuw.

Plaats: Het eerste deel van het verhaal speelt zich af in Anloo, Groningen en Leiden. Het tweede en grootste deel speelt in Maassluis en het derde deel in Rotterdam

Personen:

Hoofdpersoon van het eerste deel is Jacob Minderhout, de vader van Simon Minderhout. Hij is een erg vriendelijke, niet al te slimme man die met een oudere weduwe getrouwd is. Onverwacht krijgen ze nog een kind, Roemer Simon. Simon speelt in de rest van het boek de hoofdrol. Hij is heel anders dan zijn vader, niet aardig en openhartig maar meer in zichzelf gekeerd. Hij maakt niet snel vrienden en veel mensen vinden hem arrogant, terwijl hij dat absoluut niet is. Als het erop aankomt kan hij zelfs zeer grootmoedig zijn.
Perspectief: Het boek is geschreven vanuit Simons perspectief, dus het hij-perspectief.

Verhaalconventie: Het verhaal is realistisch geschreven

Stijl:

De schrijver gebruikt geen lange zinnen maar wel veel beschrijvingen en zeer veel beeldspraak.

Verklaring van de titel:

Simon is een onverwacht en eigenlijk ongewenst kind voor Neletta en Jacob Minderhout. Hij scheelt nogal wat in leeftijd met zijn jongste zus en is dus een nakomer.

Thema:

Thema’s zijn niet geaccepteerd worden door de omgeving, oorlog en verraad en zoektocht naar verloren liefde.

Motief:

Man wordt (vals) beschuldigd van verraad

Idee:

Als de media besluiten je kapot te maken door je te beschuldigen van verraad, is er weinig wat je daartegen kunt doen

Schrijver:

Maarten ’t Hart werd op 25 november 1944 geboren in Maassluis, een dorp waar de meerderheid van de bevolking zeer streng godsdienstig was. Hij was de zoon van Pau 't Hart, die begrafenisondernemer was, en Lena van der Giessen en woonde de eerste jaren van zijn leven in het huis aan de Patijnestraat, nummer 8. Hij werd in het begin onderwezen door Meester Cordia, die we kennen uit “Een vlucht regenwulpen”. Zijn weduwe overweegt vanwege deze roman nog steeds Maarten ’t Hart aan te klagen wegens smaad. In de oorlog was er in dit plaatsje zelfs een ware geloofsstrijd, waar ’t Hart nog steeds een roman over wil schrijven: “Midden in de oorlog, met al die ellende om zich heen, begonnen die mensen een kerkestrijd van jewelste. Ze bestookten elkaar op hun onderduikadressen met pamfletten. Je zou zeggen dat die mensen wel wat anders aan hun kop hadden, maar midden in de oorlog waren zij bezig elkaar het leven ondraaglijk zuur te maken.”

Pau was, lezen we in de romans, een bikkelharde vader, die echter ook sentimenteel kon zijn. Veel van de gebeurtenissen rondom de familie zijn echter gechargeerd, zoals bijvoorbeeld het bezoek van de ouderlingen en het verdere verloop daarvan in “Een vlucht regenwulpen”. De armoede in de jeugd blijkt ook overtrokken te zijn in de romans, zo zegt Lenie ’t Hart, de zus van Maarten. Het was niet gemakkelijk om rond te komen, maar zo erg als het beschreven wordt in de boeken is het niet. ‘s Middags en ‘s avonds werd er uit de Bijbel gelezen, maar echt fanatiek was de familie niet.

In Leiden kwam Maarten in huis bij Tante Anna, een zus van Pau, en Oom Piet in Leiderdorp, waar hij van 1962 tot 1963 bleef wonen. De enige dingen die Maarten in dat jaar deed, waren eten en studeren: in zijn eerste studiejaar kwam hij 15 kilo aan! Na deze periode zag Maarten zich genoodzaakt te verhuizen naar Leiden, omdat zijn oom erg ziek werd. Zo kwam hij terecht op een kamer in het huis bij zijn hospita Stuyvenberg op de Lorentzkade. Hier woonde hij tot hij trouwde met Hanneke, die hij in 1966 ontmoette en met wie hij trouwde in 1967. In die jaren gaf Maarten bovendien les op de HBS in Vlaardingen. Hij vond dit vervelend werk, omdat zijn klassen alleen stil waren te krijgen met een dosis seksuele voorlichting, die hij ze dan ook regelmatig toediende. Daarnaast pakte hij op een keer een jongen die maar niet rustig wilde worden aan met een longinhoud- meter, waar de persoon in kwestie op moest blazen om de longinhoud te meten, omdat Maarten hem had uitgedaagd deze te vergroten. De jongen was hierna zo uitgeput, dat hij de les niet meer verstoorde.

Het echtpaar ’t Hart woonde aanvankelijk in Warmond, maar verhuisde later weer naar Leiden. Een jaar na hun huwelijk haalde Maarten zijn doctoraal en ging hij in dienst: hij kreeg een baantje als etholoog bij de rijksverdedigingsorganisatie. In eerste instantie kon hij maar wat aanrommelen, omdat niet duidelijk was, wat er van hem verwacht werd. Hij hielp onder andere bij het oplossen van een te hoge zuigelingensterfte onder ratten door de luchtvochtigheidsgraad wat op te hogen. Bovendien experimenteerde hij met een zenuwgas (soman) op de ratten, en kwam tot de conclusie dat dit gas hun agressie liet verdwijnen. In januari 1970 werd Maarten ’t Hart wetenschappelijk medewerker bij de universiteit in Leiden.

In de jonge jaren van Maarten ’t Hart was een centrale plaats weggelegd voor het geloof. Hij wilde altijd alles onderzoeken en hij deed dat in dit geval door veel te lezen over dit onderwerp en naar verschillende kerken te gaan. De familie van Maarten had eerst niet in de gaten, dat hij niet meer geloofde: toen hij ging studeren konden ze moeilijk controleren of hij nog wel naar de kerk ging en het werd pas in 1971, bij het verschijnen van zijn eerste roman, “Stenen voor een ransuil”, duidelijk hoe hij over het geloof dacht. De familie kon het niet begrijpen, maar vanaf dat moment werd er niet meer over gesproken: het onderwerp werd doodgezwegen.

Over zijn drang tot schrijven zegt Maarten ’t Hart het volgende: “Nadat ik mijn eerste boek had gelezen, wist ik dat ik niets liever wilde dan schrijver worden, terwille van dat ene kostbare resultaat: een boek in handen houden waarop mijn eigen naam gedrukt staat.”

Blijft de vraag, in hoeverre het werk van Maarten ’t Hart autobiografisch is. We weten in ieder geval dat er vele overeenkomsten zijn tussen het werk en het leven van ’t Hart. Zo zijn daar de verhouding tot zijn ouders, de invloed van die relatie op de zelfwording, verschillende aspecten van zijn streng- gereformeerde milieu, het landschap van zijn jeugd en de studiejaren in Leiden. Bovendien vertoont de ik-figuur in al zijn proza grote gelijkenissen met Maarten ’t Hart zelf in verschillende levensfasen: een kind, een schuchtere jongen in de puberteit, een student of een volwassen wetenschapper (meestal een bioloog of een etholoog). Daarnaast is er altijd die calvinistische achtergrond. Ook in deze roman zien we de godsdienst telkens terugkeren en studeert de hoofdpersoon in Leiden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.