Leesverslag De meisjes van de Suikerwerkfabriek
Zakelijke gegevens
a. De auteur van dit boek is Tessa de Loo.
b. De meisjes van de suikerwerkfabriek, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1984-3e druk, 194 blz. (eerste druk 1983, Amsterdam.)
c. Het genre van dit boek is verhalenbundel.
Eerste reactie
Keuze
Ik had geen idee welk boek ik nu weer moest lezen voor mijn lijst, dus heb ik raad gevraagd bij mijn moeder. Die raadde mij aan om dan De meisjes van de Suikerwerkfabriek te gaan lezen, die hadden we zelf thuis liggen. De tekst op de achterkant interesseerde mij wel en toen ben ik begonnen met lezen.
Inhoud
Ik vind de verhalen heel erg apart. Vooral het verhaal Op hoge hakken vind ik erg bijzonder, er zaten veel gevoelens in die voor iedereen, in ieder geval wel voor mij, heel herkenbaar waren. Ook vind ik het verhaal De meisjes van de Suikerwerkfabriek erg leuk om te lezen, er zit een hele leuke wending aan, als ze al hun agressie afwenden op de jonge conducteur.
Verdieping
Samenvatting
Muziekles (blz. 7-27)
De blokfluit van Tom is stuk gemaakt door een stel jongens toen hij terugkwam van zijn muziekexamen. Tom zijn vader, Johan, besluit dat het tijd wordt dat hij een echt instrument leert te bespelen. Tom stelt verschillende instrumenten voor, maar niets wordt goed gevonden, viool is te duur, een piano neemt te veel ruimte in en een drumstel maakt te veel lawaai. Johan zelf is gitaarfanaat en als hij op een dag zijn zoon aantreft die playbackend met pa’s gitaar in de hand Chuck Berry imiteert, beslist hij dat zijn zoon gitaarles zal krijgen. Johan projecteert zijn onvervulde verlangens op zijn zoon. Wanneer de officiële lessen niet snel genoeg naar zijn zin gaan, geeft hijzelf hem les in rock- en bluesschema’s. Hij wil maar niet inzien dat Tom geen aanleg heeft voor gitaarspelen, en blijft maar oefenen met hem. Tom gaat op een gegeven moment liever voetballen met de jongens die zijn blokfluit vernield hebben dan zich nog langer te laten opjutten door zijn vader.
De meisjes van de suikerwerkfabriek (blz. 28-64)
Vier vrouwen werken in en suikerwerkfabriek. Al jaren reizen Cora, Trix en Lien met de trein van en naar hun werk. Ze hebben een ‘eigen’ coupé en zijn een vast rustpunt voor de drie conducteurs op deze route. De ik-figuur, een jong meisje dat nog maar kort in de fabriek werkt na op school ‘mislukt’ te zijn, is sinds een maand in hun groepje opgenomen. De vier vrouwen hebben geen goede ervaringen met mannen. Cora’s echtgenoot, die de ziekte van Parkinson heeft, moet constant worden verzorgd. Trix’ echtgenoot heeft haar een keer een blauw oog geslagen en verkracht. Lien vergezelt haar echtgenoot altijd naar sportevenementen om hem in de gaten te houden. Ook op de fabriek worden zij vernederd door hun mannelijke bovengeschikten. Lien vindt alle mannen hetzelfde, “Ze zijn allemaal hetzelfde,’ bromde Lien, ‘ze willen een madonna voor hun kinderen en een Marilyn Monroe in bed.” (blz. 51). Ook de ‘ik’ heeft geen prettige ervaringen met mannen. Ze wordt doodmoe van haar dominante, belerende vader, die haar moeder volkomen onder de duim houdt. Haar oom Harry deed haar seksuele gevoelens ontwaken met zijn verhalen over Indië. De mooie erotische dromen worden echter ontluisterd als zij met haar vriendje Ruud voor het eerst naar bed gaat in de meubelzaak van zijn vader. De vrouwen klagen in de coupé wel hun nood bij elkaar, maar gelaten accepteren zij de wereld zoals die is. Alles voltrekt zich toch buiten hun invloed om. Dit verandert plotseling als op een ochtend een nieuwe, jonge conducteur hun kaartjes komt knippen. De ‘ik’ heeft vergeten haar maandkaart te verlengen en de conducteur schrijft een boete uit. Een onbekende kracht haalt de vrouwen uit hun lethargie en als een soort wraak op alle mannen kleden zij de conducteur uit. Als hij helemaal naakt is en de haat van de vrouwen overgaat in liefkozingen, breekt het verzet van de conducteur; hij krijgt een erectie en gaat huilen. Beduusd laten de vrouwen hem gaan, nog vlug zijn bundeltje kleren in zijn handen stoppend. Verdwaasd stapt de conducteur naakt het perron op.
Rose, met bizarre stukjes geel ertussen (blz. 65-87)
De ik-figuur, een meisje van een jaar of dertien, is erg bezorgd over haar kater Parel die al een tijdje weg is. Vooral de vader trekt zich niet zoveel aan van haar bezorgdheid. Hij heeft het te druk met de mogelijke promotie van een collega naar de positie die hijzelf zou moeten krijgen. Op een avond vinden de ouders Parel en een greppel met een steen naast zijn kop: dood. ’s Avonds begraaft de vader de kater snel in de tuin. Vroeg in de ochtend van de volgende dag, wanneer de lucht er “rose van de opkomende zon met bizarre stukjes geel ertussen” (blz. 79) uitziet, organiseert de ik-figuur met haar broertje en zusje een bijna rituele herbegrafenis. Later op die dag komt de concurrent van haar vader, De Gaai, samen met mevrouw De Gaai op bezoek. Tijdens een gesprekje dat ‘ik’ heeft met De Gaai zegt ze iets heel bijdehands waar ze gelijk heel veel spijt van heeft. “ ‘Ik heb gehoord dat u ook veel van dieren houdt,’ zei ik. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg hij, rustig doorkauwend. ‘Nou,’ ik verplaatste mijn lichaamsgewicht naar mijn andere been en zei effen, ‘omdat u graag met andermans veren pronkt.’” (blz. 84). Dit laatste had zij twee dagen geleden toevallig opgevangen tijdens een gesprek tussen haar vader en moeder. Achteraf lijken haar woorden toch niet veel invloed te hebben gehad: lacherig komen haar ouders met het bezoek naar buiten. De ‘ik’ is opgelucht, maar toch ook boos en angstig. De vervreemding tussen haar en haar vader is compleet: waarom slijmt hij met de De Gaais in plaats van ontslag te nemen en te emigreren? “Ging het maar onweren, dacht ik, met woedende, alle onrecht wrekende bliksems en hevige slagregens die alle onzuiverheden van de aarde wegspoelden.” (blz. 87).
De Grote Moeder (blz. 88-128) Lise brengt de zomer door in een padvindsterkamp in de bossen vlak bij zee. Haar ouders en zusje Babette vieren vakantie in Parijs. Lise voelt zich in de steek gelaten en denkt dat ze lelijk is en een grote nul. Het kamp is vreselijk. Ze voelt zich opgesloten in een vreemde, vijandige wereld. Op verschillende manieren maakt zij kennis met de beangstigende wereld van volwassenwording. Hella kruipt op ene avond bij haar in de slaapzak en begint een voorzichtige vrijpartij waar zij niets van moet weten. Samen met een aantal meisjes bespiedt zij ’s morgens vroeg guido Ravenhorst, de leidster, waarvan verteld wordt dat ze bij de NSB is geweest, wanneer deze zich wast bij de pomp. Haar grote borsten en grove beharing boezemen Lise angst in; ook haar lichaam is bezig te veranderen. Een ander meisje, Nadine, heeft op het strand een afspraakje geregeld met een paar zeeverkenners. Lise gaat mee, vooral om even het kamp uit te kunnen zijn, maar haar ontmoeting met Jaap is allesbehalve aangenaam, omdat ook hij in seksueel opzicht dingen wil waar zijn niet aan toe is. Haar vertrouwen in Maritha wordt beschaamd op de avond dat een indianenfeest plaatsvindt. Bij volle maan moeten de meisjes elkaars bloed drinken, ranja met zout, voor De Grote Moeder, guido Ravenhorst. Lise verbindt dit verhaal met verhalen over mensenoffers. De volgende dag vindt een jachtspel plaats waarbij zij als ‘bison’ de prooi is. Zij onttrekt zich aan de groep door buiten het afgesproken territorium te vluchten voor de achtervolgers. Na een nachtlang ronddwalen komt ze via een jongenskamp weer terug onder de supervisie van Ravenhorst. Deze modelleidster gunt haar pupil geen rust maar straft haar voor haar eigenzinnige optreden. In schrijnend contrast met haar ellende, krijgt Lise een kaart van haar ouders met de Eiffeltoren erop: “We hopen maar dat je nog naar huis wilt als de vakantie afgelopen is!” (blz. 128).
Op hoge hakken (blz. 129-171) Berber en Richard brengen hun vakantie door op het Griekse eiland Korfoe. Berber is voortdurend bezorgd of ze wel aantrekkelijk genoeg is. Ze blijkt een gigantisch minderwaardigheidscomplex te hebben. Op een dag maken ze een dagtochtje naar het ongerepte eiland Paxos. “Zouden ze op dit eiland eindelijk kunnen beleven wat zij[= Berber] van de vakantie verlangde: een moment van eeuwigheidswaarde, de volledige overgave aan elkaar in harmonie met dit landschap?” (blz. 132). Berber mist echter het vergenoegen om te genieten. Ze heeft speciaal voor Richard een mooie witte jurk en schoenen met hoge hakken aangetrokken. Dit had ze beter niet kunnen doen, want door het wandelen over de rotsen krijgt ze al spoedig blaren. Die dag gaat er van alles mis, ze kan amper meer lopen, Richard heeft geen aandacht voor haar en heeft haar tot twee keer aan toe afgewezen en ze moeten ook nog op het kiezelstrand slapen omdat de boot pas de volgende ochtend vertrekt. Hierdoor betrekt Berber dit allemaal op zichzelf: ze is te dik, te dom, te saai, enz. Dan komt de ommekeer: de dageraad doet haar heerlijke warme tranen huilen. ’s Ochtends springt Berber opgewekt op de boot; Richard vindt haar lekker wild en mooi. Haar schoenen met hoge hakken, die ze aangetrokken had om langer, dus slanker te lijken, maar die symbool waren geworden van alle ellende, laat ze achter op de steiger.
Mottenballen en parfum (blz. 172-194) De ik-figuur, een middelbare-schoolmeisje, komt thuis met een slecht rapport. Zij hoeft dit gelukkig nog niet te laten zien, want haar moeder zit te praten met mevrouw Leifbrand, die nogal last heeft van de avances van een zeker Van Walenburg. Die nacht gaat ze bij deze buurvrouw logeren, om \'dieven en aanranders te verjagen’, zoals zijzelf zegt. De enige heldendaad die zij verricht is het onschadelijk maken van een spin. De volgende dag maakt zij met haar moeder en mevrouw Leifbrand een wandeling. De ‘ik’ leeft vooral in haar eigen gedachtewereld en het ontgaat haar dan ook volkomen waarom de buurvrouw zoveel aandacht heeft voor “twee paarden waarvan de ene onhandig op de andere geklommen was, er half overheen hangend met bungelende voorpoten.” (blz. 187). Haar moeder vindt dit geen schouwspel voor het meisje. Thuis krijgt z vooral van haar vader de wind van voren voor het slechte rapport waardoor zij blijft zitten. Zij ziet ook dan geen kans haar ouders uit te leggen wat haar bezighoudt en interesseert. Haar moeder is direct afgeleid zodra een andere buurvrouw haar komt halen, omdat de brommer van Van Walenburg bij Leifbrand voor de deur staat. Na herhaaldelijk bellen verschijnt mevrouw Leifbrand in “de omlijsting van het kozijn met blote schouders en haren die rechtop stonden zoals bij het trollenpoppetje dat ik de week daarvoor op de kermis gewonnen had.” (blz. 193). Zij stuurt hen bij haar huis weg, overduidelijk gestoord in erotische activiteiten. De gevraagde burenhulp wordt op dat moment niet op prijs gesteld. De ‘ik’ blijft met veel vragen zitten.
Ik bespreek alleen het titelverhaal uitgebreid, namelijk De meisjes van de suikerwerkfabriek.
Perspectief Het verhaal is een ik-verhaal, beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de ik-persoon. Tijd Het verhaal speelt zich waarschijnlijk af in de jaren ’60. Dit is op te maken in blz. 33: hier spreken ze over petticoats, die in de jaren ’60 in de mode waren. Verder is het op te maken uit het verhaal van ‘ik’ op blz. 43. “Vroeger bestond ik nauwelijks voor ze, maar nu vroegen ze me dweepziek waar ik mijn jurken kocht en mijn zwarte ballerina’s. Ze vroegen hoe ik het klaarspeelde mijn paardestaart zo hoog op te binden. Zelfs mijn slechte rapporten pleitten in mijn voordeel: ze bewezen dat ik de wereld van onze ouders, waarvan ambitie, zelfdiscipline en prestatie de pijlers waren, aan mijn laars lapte.” Dit is allemaal kenmerkend voor de jaren ’60, toen de jongeren in opstand kwamen tegen de toenmalige maatschappij. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld. De tijdsstructuur heeft een cirkelvorm: het verhaal begint met het ‘nu’ (er is net iets gebeurt), dan volgen scenes uit het verl4den, die verdeeld kunnen worden in gezamenlijke ervaringen in de trein en in de fabriek en ervaringen van de ‘ik’ thuis, op school en met Ruud. Het verhaal eindigt met het ‘vergrijp’, met datgene wat net was gebeurd toen het verhaal begon.
Ruimte De treincoupee is de belangrijkste ruimte in het verhaal. Het is voor de vier meisjes een soort heiligdom. Indringers worden geweerd. Het is de enige ruimte waar ze niet worden onderdrukt en vernederd door mannen, zoals dat wel het beval is in de suikerwerkfabriek en thuis. Als de nieuwe conducteur hun ‘heiligdom’ schendt, wordt hij dan ook gestraft. Verder speelt het verhaal zich nog voor een klein stukje af in de fabriek, bij de ‘ik’ thuis en in de meubelzaak van de vader van Ruud.
Personages De ik -figuur: Ze is een meisje dat het heeft gehad met haar omgeving, vooral met haar vader. “Mijn moeder zag er bleek en bloedeloos uit. Diepe kringen had z onder haar ogen. Het is geen pretje, dacht ik, om je hele leven met mijn vader op te trekken. Ik ben er nu al doodop van.” (blz. 33). Haar ouders vinden haar niet de dochter, die ze gewild hadden. Ze is mislukt op school. Nu ook nog haar romantische en erotische dromen zijn verpest, heeft ze niets meer om naar uit te kijken. Ten opzichte van de andere vrouwen komt ze nogal passief en teruggetrokken over. Ze voelt zich vaak willoos. “Het is me een raadsel waarom ik voortdurend doe wat ik eigenlijk niet wil.” (blz. 60). Haar beeld van mannen is daardoor ook verpest. Trix: Ze is slank, blond en heeft blauwe ogen. Ze is behaagziek en kijkt doorgaans verveeld. Zij neemt de erotische kant van de wraakactie op zich. Lien: Ze heeft dikke brillenglazen en breit altijd. Ze weet veel over sport, niet uit belangstelling, maar omdat ze altijd met haar man mee gaat naar sportevenementen om hem in de gaten te houden. Cora: Zij is de moederlijke van het stel. Ze heeft voortdurend de zorg van haar man, die aan de ziekte van Parkinson lijdt. Ze is heel dik en eet voor haar ontbijt altijd bonbons, die ze de vorige dag ontvreemd heeft uit de fabriek. Zij neemt het initiatief voor de wraakactie. De conducteur: Hij is een ijverige jongen die de sfeer in de coupé totaal niet aanvoelt. “Trek een man een uniform aan,” zegt Trix, “en hij krijgt meteen kapsones.” (blz. 59). Zonder uniform, helemaal naakt, is de conducteur een jongen met blauwe ogen en lieve krulletjes, die medelijden, vertedering en wellust bij de vrouwen oproept.
Thematiek
Alle meisjes hebben een problematische relatie met mannen. Hierdoor ontstaat een grote onderlinge solidariteit. De meisjes hebben niet alleen hetzelfde werk, zitten niet alleen gedurende dezelfde treinreis in steeds dezelfde coupé, zij blijken onbewust een gemeenschappelijke vijand te hebben: De Man. Deze is autoritair, bezitterig, hanig, absoluut niet geïnteresseerd in de eigenheid van de vrouw, kortom de baas, van wie zij sociaal, financieel of emotioneel afhankelijk zijn. De vrouw is op alle fronten machteloos, niet in staat voor zichzelf te kiezen. Dit wordt duidelijk in verschillende relaties tussen man en vrouw:
- bij Trix, Cora, Lien, de moeder van de ‘ik’ en hun echtgenoten;
- Bij de ‘ik’ en haar vriend Ruud;
- Bij de ‘ik’ en haar vader;
- bij de ‘meisjes van de suikerwerkfabriek’ en hun werkgevers
De vrouwen zijn passief; Trix wordt verkracht en de ‘ik’ ondergaat willoos haar ontmaagding. De ‘ik’ zit nog in de puberteit; haar erotische gevoelens werden thuis doodgezwegen, door oom Harry wakker gemaakt, en door Ruud gekwetst.
De vrouwen zijn machteloos tegen het machtsvertoon van de man. Ze klagen wel over hun ellende, maar denken zich niet te kunnen verzetten omdat ze afhankelijk van mannen zijn. Cora kan haar man niet laten doodvallen, omdat ze dan niemand meer heeft om te verzorgen. De mishandelde Trix onderneemt niets tegen haar man, want ze kan niet zonder hem. De vier vrouwen ondergaan gelaten en willoos het leven. “Het wereldgebeuren was voor hen net zoiets als het wisselende, ongrijpbare landschap achter het raam: het voltrok zich buiten hun invloed om.” (blz. 30).
Toch nemen de vrouwen wraak op alle ellende die hen door mannen is aangedaan; in de treincoupé, hun enige ‘eigen’ plekje, ontdoen ze de jonge conducteur van zijn uniform (uiterlijk vertoon van macht) en vernederen hem diep door hem helemaal uit te kleden en met hun liefkozingen een erectie te veroorzaken.
In het verhaal keren een aantal elementen steeds terug:
- De sleur van het leven;
- De problematische relatie tussen man en vrouw;
- Mysterieuze krachten die door hun lotsverbondenheid los komen die niet meer in te dammen zijn en daardoor beangstigend zijn;
- De machteloosheid van DE man tegenover DE vrouw die worden bevestigd door de traditionele rolpatronen waarin deze vrouwen leven;
- Seksualiteit en erotiek die een groot struikelblok blijken te zijn in de verhouding van mensen, niet alleen ouders reageren daar verkeerd op.
Alle genoemde verhaalelementen komen samen in het allesomvattende thema: de machtsverhouding tussen mensen en de daaraan verbonden ondergeschiktheid en afhankelijkheid van een van hen. De motieven die hier vooral mee te maken hebben zijn de problematische verhouding tussen man en vrouw, huwelijk, seksualiteit, de relatie werkgever/werknemer en de houding van de volwassen ouder tegenover het kind. Thematiek in het hele boek Hoewel er geen duidelijke rode draad door het boek loopt, keren er toch enkele thema’s in de verschillende verhalen terug. Zo is er steeds sprake van machtsverhoudingen, waarbij de ene partij de andere onderdrukt, vernedert niet begrijpt of geen blijk van affectie geeft: - De verhouding tussen kind en volwassene (in alle verhalen behalve Op hoge hakken); - De verhouding tussen vrouw en man (vooral in De meisjes van de suikerwerkfabriek, ook in Muziekles en in Op hoge hakken); - De verhouding tussen werknemer en werkgever (in Rose, met bizarre stukjes geel ertussen, ook in De meisjes van de suikerwerkfabriek en zijdelings in Muziekles); - De verhouding tussen leerling en leraar (in Mottenballen en parfum, ook aangestipt in De meisjes van de suikerwerkfabriek). Een speciaal type ‘onderdrukkers’ zijn de geüniformeerden: de jonge conducteur en guido Ravenhorst. De ‘onderdrukten’ zijn machteloos. Willoos ondergaan ze het leven, op enkele, kleine, vaak onbewuste ‘verzetsdaden’ na (de wraakactie in De meisjes van de suikerwerkfabriek, het opnieuw begraven van Parel en de ‘vreselijke’ opmerking in Rose, met bizarre stukjes geel ertussen). De meeste ‘onderdrukten’ hebben de neiging om te willen ‘verdwijnen’. Ze willen het liefst in een hoekje schuilen en nergens iets mee te maken hebben. Dit wordt duidelijk verwoord in Mottenballen en parfum: “Aan sommige fases in mijn bestaan zou ik me willen onttrekken, schuilend in een niet-zijn, zonder schuld of verantwoordelijkheid” (blz.186). In dit verhaal wordt de ik-figuur letterlijk en figuurlijk weggecijferd. Ook in andere verhalen willende hoofdpersonen zichzelf wegcijferen, maar worden ze zelf ook weggecijferd. In De Grote Moeder probeert Lise zich aan het kampgebeuren te onttrekken. Aan de ander kant voelt zij zich weggecijferd door haar ouders. Als zij tijdens de bizonjacht is verkleed als bizon, denkt zij: “In mijn zwarte pak bestond ik als het ware niet. Ik was een negatief persoon geworden, het tegenovergestelde van iemand die er wel is. Mijn rol in het kamp had zijn uiteindelijke vorm gekregen.” (blz. 120). De meeste hoofdpersonen voelen zich niet thuis in hun omgeving en dromen van andere werelden: de ‘ik’ in Rose, met bizarre stukjes geel ertussen droomt van bergen (en trekt zich vaak terug in de tuin), de ‘ik’ in De meisjes van de suikerwerkfabriek droomt van een landelijk leven, Lise in De Grote Moeder van Parijs en Johan en Tom in Muziekles van een kleurrijk, wervelend leven. In het boek wordt relatief de meeste aandacht geschonken aan de kloof die er bestaat tussen kinderen en volwassenen. Vier van de zes verhalen worden vanuit het gezichtpunt van een kind verteld, een meisje van ca. 13-16 jaar, en in Muziekles worden de gebeurtenissen afwisselend beschreven vanuit Johan, Lisa en het kind Tom. De kinderen hebben het gevoel niet door hun ouders te worden begrepen. Ze missen de liefde en begrijpen zelf niet veel van de wereld der volwassenen. Ze voelen zich vaak dom, lelijk en onhandig. Dit laatste, ene minderwaardigheidsgevoel, komt ook heel sterk in Op hoge hakken tot uiting. Een ander terugkerend thema in de verhalenbundel is de seksualiteit in allerlei aspecten: ontwakende erotiek (en de ontluistering daarvan) in De meisjes van de suikerwerkfabriek en De Grote Moeder; het onderdrukkende aspect van de erotiek in De meisjes van de suikerwerkfabriek; erotiek als middel om gewaardeerd te worden in Op hoge hakken; de dubbelzinnigheid van de erotiek in de wereld der volwassenen (vooral in Mottenballen en parfum).
Stijl De verhalen zijn geschreven in een eenvoudige, realistische stijl. Hier en daar zijn de zinsconstructies wat gewrongen, bijvoorbeeld: “Hebben wij onszelf, hoewel ieder een eigen leven leidt tussen het moment waarop we ’s avonds vermoeid de trein uitstappen en de volgende ochtend als we onze doezelige, lome lichamen de treeplank ophijsen, in het dagelijks samenzijn tussen de wielen ongemerkt aan elkaar uitgeleverd en zijn we door de gebeurtenis van deze ochtend voor eeuwig aan elkaar geklonken?” (blz. 29). Er komt veel beeldspraak voor in de verhalen, zoals: “Haar vingers met bloedrood geverfde nagels rustten gebogen op haar beige plissérok als de scharen van een krab op de ribbelige bodem van een zandbank.” (blz. 83). Soms onderbreekt de beeldspraak het lekker vlot lezen van de verhalen. Maar over het algemeen is de stijl trefzeker en genuanceerd.
Beoordeling Ten eerste vond ik het een bijzonder boek omdat het een bundel is van verschillende verhalen, dat heb ik nog nooit eerder gelezen, en het is me zeer goed bevallen. De verhalen waren stuk voor stuk zeer apart, ze waren eenvoudig en realistisch, ze beschrijven goed het dagelijks menselijk leven. De schrijfstijl is net zo, simpel en realistisch, zoiets leest altijd lekker weg. De leukste passage vond ik dat Cora, Trix, Lien en de ik-figuur de conducteur uitkleedden uit woede, en hem dan opeens gaan liefkozen. De conducteur die dit allemaal niet kon weerstaan rukt zich dan los en rent helemaal naakt het perron op met zijn bundeltje kleren in zijn handen. Het zal je maar overkomen! Hieruit blijkt dat de rolpatronen niet altijd hoeven te gelden, ze kunnen ook omgedraaid worden. Hier waren de vrouwen eens een keer sterker dan de mannen. Deze verhoudingen, rolpatronen, die tevens het thema in het hele boek is, spreekt mij ook aan. Tessa de Loo neemt deze eens goed onder de loep en laat zien dat het ook anders kan, dat je niet gedoemd bent om er gewillig aan te voldoen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Al met al vond ik het een geweldig boek, leuke onderwerpen, grappige handelingen en een goede schrijfstijl. Het is een intrigerend boek dat je aan het nadenken zet over de relaties die mensen onderling hebben. Een echte aanrader voor mensen die nog op zoek zijn naar een boek voor hun leesdossier, maar ook voor degenen die gewoon voor zichzelf een boek willen lezen.
REACTIES
1 seconde geleden