I Bibliografische gegevens
Schrijver: Jan Wolkers
Titel: De Junival
Uitgeverij: De Bezige Bij
Jaar eerste druk: 1982
Plaats, jaar, druk gelezen uitgave: Amsterdam, 1982, eerste druk.
Oorspronkelijk Nederlands.
Aantal pag.: 108 p.
Motto:
He dropped his hand with a final gesture, a farewell gesture. ‘Nobody saw her jump.
But when she hit, it was like a big gun going off.
Trouble is My Business / RAYMOND CHANDLER
- Oh, sea, what fish is this
so tender and so sweet? –
- Thy mother’s feet – was its answer.
The Vestal Lady on Brattle / GREGORY CORSO
Opdracht: voor Jeroen
II Samenvatting van de inhoud
[1] René komt op de rommelkamer en ziet de la waar Voske opstaat, zijn poes. Hij denkt terug aan zijn poes.
[2] René denkt terug aan zijn overleden moeder. Hij vond haar op een kat lijken door haar gedrag.
[3] René had als kind de woorden ‘Leve Moeder’ gemaakt van mos, voor haar verjaardag. Het leidt tot een hevige teleurstelling.
[4] René vertelt hoe zijn moeder overleed.
[5] Voske hield van muziek.Toen ze doodging, kon hij de muziek niet aanzetten omdat ze in zijn armen overleed.
[6] Als vriendinnen van René niet van katten hielden, gingen ze eruit.
[7] Na de dood van Renés vader, kwam René eens per week bij zijn moeder. Hij bracht dan peren of vis voor haar mee.
[10] Toen Renés moeder dood was, wilde hij het graf bedekken met bloemen. Zijn broers en zussen vonden dit geen goed idee.
[11] René vertelt dat Voske in zijn armen stierf tijdens een voetbalwedstrijd.
[12] Een zus van René heeft in de tas van zijn overleden moeder gekeken.
[14] René vindt dat wanneer je moeder dood was er niemand meer was om je te troosten.
[15] René had de gestorven Voske op een zilveren kussen gelegd met rozen om haar heen. Om de dood van zijn moeder heeft hij pas veel later kunnen huilen
[16] René vertelt dat hij Voske in de dierenwinkel voor een rijksdaalder had gekocht. [17] Een van Renés broers vertelt hem wat er uit de tas gestolen is, een haarlok en een uniformknoop van hun overleden broer.
[18] René vertelt over de goede band met zijn moeder. Dat kwam omdat ze zich schuldig voelde.
[19] Ook vertelt hij over de zwangerschappen van Voske.
[21] Hij schrijft over een gebeurtenis dat hij bijna stikte. Hij weet niet zeker of het een droom was.
[22] Voske had een goede band met een zwarte kater. [25] René voelt de leegte die Voske achterliet. Hij vertelt over de crematie van Voske.
[26] Hij schrijft over twee schilderijen. Hij ziet zichzelf en zijn moeder in de schilderijen.
[27] Hij legt uit hoe de crematie van zijn kat verliep. [28] Hij heeft de as van Voske begraven.
[29] Hij koopt een karaf eau-de-vie met een peer erin. Daarna krijgt hij er nachtmerries over.
[30] René is verhuisd en neemt de vijgenboom met de as van Voske mee. De foto´s van Voske doet hij in de la met foto´s van hemzelf en zijn moeder. Het blikje tonijn van Voske eet hij op, door zijn tranen heen.
409 woorden.
Sujet.
III Vertelinstantie
De vertelinstantie die in dit boek wordt gebruikt, is de achteraf-vertellende ik. Deze ik-verteller maakt duidelijk dat hij de afloop van de geschiedenis kent. Deze verteller is de hoofdpersonage, René. Het lijkt net of René het verhaal geschreven heeft, alsof hij zijn levensverhaal op papier heeft gezet. Hij kent en vertelt de geschiedenis in dit boek. Hij vertelt eigenlijk steeds over het verleden, bijvoorbeeld over zijn jeugd of het leven met Voske. Om aan te geven dat in dit boek daadwerkelijk de achteraf-vertellende ik is gebruikt, heb ik hiervoor de volgende citaten.
Citaat: “Ik herinnerde me dat ik haar daar voorzichtig op gelegd had. Maar dat ik uit het plantsoen een handvol roze rozen had gehaald en die om haar heen gelegd had, dat wist ik niet meer. Ik kon me niet herinneren dat ik het huis verlaten had.” Blz. 61.
Citaat: “Later dacht ik, dat het wel verbijsterend geweest moet zijn, iemand die staat te janken bij zo’n uitbundig schilderij.’’ Blz.102
Citaat:”Waarom juist ik zo vaak met haar mee mocht op zaterdagavond, weet ik niet. Het gaf me wel het gevoel dat ik uitverkoren was. Waarschijnlijk had ik nog net de leeftijd dat ik gewillig aan haar hand meeliep en waren de andere kinderen te klein of te groot. En misschien ook wel omdat ik het thuis nooit zei dat we in de ijssalon hadden gezeten, dacht ik later.’’ Blz.77.
In dit boek is er geen sprake van perpectiefwisseling of een meervoudig perspectief.
IV Personages
De hoofdpersonage is René. Je komt pas achter zijn naam op blz. 41, wanneer hij opgebeld wordt door zijn broer. Hij is ongeveer 40-45 jaar. Hij is niet getrouwd. Hij heeft 21 jaar met zijn kat in een huis gewoond. Zijn beroep is waarschijnlijk schrijver.Citaat: “Maar al gauw was ze te zwaar geworden zodat de wagen van de schrijfmachine tegen haar mollige bont vastliep. Toen ik haar een paar keer zo neergelegd had dat ze nog net geraakt werd, maar me niet hinderde bij het schrijven, ging ze daar in het vervolg altijd liggen.” Blz.68.
Er staat in dit boek niets over Renés uiterlijk vermeld.
René is een echte dierenvriend, hij houdt vooral van katten.
Citaat: “En ik was blij dat ik altijd bij de beste vishandel het allerbeste stukje vis voor mijn poes kocht. Lekkerbekje, waar de verwendste mond geen graatje in kon ontdekken.” Blz. 31. Toen Voske gestorven was, wilde hij haar per se cremeren en daarna haar as begraven onder de vijgenboom in zijn eigen tuin, omdat hij zoveel van haar hield.
Citaat:’’ En omdat ik die verfijnde materie van haar hersens niet zomaar wilde laten verdruipen in de natte aarde, belde ik, toen ze gestorven was, overal naar toe om haar gecremeerd te krijgen. Eerst naar Artis, waar ik te horen kreeg dat allle krengen van neushoorns, giraffen en zeekoeien naar het asyl worden afgevoerd om vernietigd te worden. Toen ik het asyl belde zeiden ze dat zo’n kadavertje wel verbrand kon worden, maar de gedachte dat ik de as terug zou kunnen krijgen berustte op een hersenschim. Dat was onmogelijk, een speld in een hooiberg. Er ging een hele ark tegelijk de oven in.Ten einde raad belde ik een vage kennis op die bij een crematorium werkte, maar die zei dat hij met zo’n geintje zonder meer zijn baan op de tocht zette.’’(…)Pas toen ik ten einde raad besloten had om haar dan zelf maar in mijn tuin te verbranden, een beetje ritueel voor de boeddha-kop die op een sokkel onder de vijgenboom stond, dacht ik aan mijn vriend op het pathologisch laboratorium, want ik wist dat ze daar een oven hadden om gesloopte proefdieren te verbranden. Hij zei dat het wat hem betrof meteen zou kunnen.” Blz.96.
Hij doet er alles aan om Voske toch te cremeren, en haar een veilge laatste rustplaats te geven. Hij behandelt Voske meer als een overleden mens.
René is een natuurliefhebber. Hij houdt van de natuur. Hij is vaak buiten en gaat op vakantie naar de waddeneilanden om van de natuur te genieten.
Citaat: ‘’Mijn hele puberteit door heb ik daarom bloemen voor mijn moeder meegebracht die ik in bos en beemd plukte. (…) In het vroege voorjaar kleine tuiltjes van sneeuwvlokken, winterakonieten, helmbloem en bosanemonen, later in het siezoen wilde hyacinten en koekoeksbloemen en als het hoog zomer was zuring en boterbloemen doorvlochten met paarsblauwe vogelwikke. Tot aan een paar weken voor haar dood herinnerde ze me eraan, trots en gelukkig.’’ Blz.73.
In dit citaat lees je dat hij van de natuur houdt en een heleboel planten- en bloemennamen kent.
Citaat: “Onder de pereboom harkte ik een stuk aarde aan tot het zonder kuilen of kluiten was en raapte de kleine steenrode peertjes op die door de junival onder de boom verspreid lagen. Daarna haalde ik de deegrol uit de keuken en rolde de grond tegelglad. Met het aardappelmejse sneed ik smallere stroken van het mos en schreef daarmee in glinsterend groen op de leidorre grijze aarde LEVE MOEDER. Bezweet en voldaan bekeek ik het van een afstand.’’ Blz. 16
Hij maakt voor zijn moeder een werkje van mos. Hier kan je lezen dat hij echt van de natuur houdt.
René geneert zich niet. Hij laat zich niet beïnvloeden door anderen.
Citaat: “Een kennis van vroeger zei eens tegen me ‘Jij liep altijd zo fanatiek met veldboeketten te sjouwen. Iedere jongen zou zich geschaamd hebben om een bloemetje over straat naar huis te vervoeren, maar jij niet. Je liep ermee alsof je de erepalm veroverd had.’’’ Blz.73.
Hieruit blijkt dat hij zich niet laat beïnvloeden door anderen. Hij schaamt zich niet.
Citaat: “En terwijl de bezoekers aan alle kanten om me heen dromden stroomden de tranen langs mijn gezicht. Later dacht ik, dat het wel verbijsterend geweest moest zijn, iemand die staat te janken bij zo’n uitbundig schilderij.’’ Blz.102.
Hij laat zijn gevoel lopen. Het kan hem niet schelen wat anderen ervan vinden dat hij huilt.
René is als enige in dit verhaal een round character. In dit boek vind je een gespreide beschrijving van karaktertrekken door het boek heen. René heeft meerdere karaktertrekken.
René is de hoofdpersonage. Het is dus logisch dat hij een round charachter is. Je komt veel over hem te weten. Hij heeft een beetje een karakterverandering of –ontwikkeling. Hij besluit zijn verwerkingproces van de dood van zijn moeder en kat eindelijk goed af te sluiten. Allebei op een andere manier. Zodat hij door kan met zijn leven.
De moeder van René.
In het boek wordt niet vermeld wat de naam van Renés moeder is. Ze had soepele mollige handen. Ze was te dik, waarschijnlijk had ze daarom een dieet. Ze had veel kinderen, minstens 2 dochters en 3 zonen. Een zoon is doodgegaan in de oorlog. En ze had altijd de haarlok en knoop van hem in haar tas. Ze hield van haar kinderen, en voor René voelt het alsof hij bij haar altijd een streepje voor had. Waarschijnlijk doordat hij als baby een ongeluk had gehad, waar zijn moeder zich schuldig over voelde. Hij mocht alles van haar. De moeder van René was dol op peren. Doyenné du Comice waren haar lievelingsperen. Ze is overleden aan een hartstilstand.
Ze is eigenwijs. Ze doet dingen waarvan ze weet dat het niet goed voor haar is.
Terwijl ze een streng dieet volgde en suiker en vet voor haar erg gevaarlijk waren, kon ze het niet laten eens per week iets lekkers te eten. Zo at ze taart op feestjes. Soms bracht René vette paling voor haar mee. Die ze ook echt opat.
Citaat: “Al haar kinderen zaten om haar heen met een bordje met een te gul en te gulzig gesneden taartpunt erop. Zij had er ook een, want ondanks dat ze op een streng dieet was en suiker en vet voor haar gevaarlijker waren dan strychine en blauwzuur, kon ze het gewoon niet laten die ene keer in de week uit de band te springen. Anders had het leven helemaal geen zin voor haar, als die streng verboden overzoete vrucht niet in het verschiet lag.’’ Blz. 20.
Hier lees je dat ze gewoon lekkere dingen eet, terwijl dat eigenlijk niet mag omdat ze een streng dieet volgt.
Citaat: ‘’Soms bracht ik een schaaltje uitgesneden paling vooor haar mee, bijna de gifbeker, want zout en vet waren nóg slechter voor haar dan moorkoppen en mokkapunten. Maar ik dacht, laat niet alle smaak uit je leven wegbannen door de medische wetenschap, moedertje.(…) Als ik dan de volgende keer dat ik haar opzocht vroeg of de paling lekker was geweest, knikte ze stevast met een beetje schuldig gezicht en zei dat het erg slecht voor haar was maar wel erg smakelijk.’’ Blz.30/31.
In dit citaat lees je dat ze de vette vis opeet, terwijl het erg slecht voor haar is.
Ze is erg alert.
Citaat:’’Als een diep tevreden poes zat ze altijd in haar rieten stoel in de kamer in zichzelf verzonken te breien of te lezen zonder dat je als kind het gevoel had dat je aan je lot overgelaten werd. Niets onging haar.(…) Net als een kat kon ze ook schijnbaar door haar gesloten oogleden kijken wannneer ze een dutje zat te doen. Als je de kamer uit wilde gaan was je al halverwege je hoog opgeheven sluipstap ontmoedigd want je wist zo goed als zeker dat als je zool op het vloerkleed zou neerkomen ze haar ogen een kiertje zou opendoen en vragen waar je heen ging.” Blz.11/12.
Je kan hier lezen dat ze erg alert is zelfs wanneer ze een dutje doet.
Er is geen ander citaat te vinden dat ze alert is. Deze karaktertrek staat maar op twee blzadzijden geconcentreerd weergegeven, omdat de moeder van René een flat character is.
Ze kan troost bieden.
Citaat: “Pas later besefte ik dat ik erdoor in het drijfzand terechtgekomen was, toen ik uit angstdromen ontwaakte met het besef dat als je moeder dood is er niemand meer is om je te troosten.’’ Blz.60.
Blijkbaar werd René vroeger altijd getroost door zijn moeder.
Citaat: ‘’Als baby kreeg ik een vrij ernstig ongeluk waardoor ik wekenlang door haar getroost moest worden.” Blz.72.
Ze heeft René wekenlang getroost.
De moeder van René is een flat character, ze heeft enkele karaktereigenschappen.
Ze heeft geen karakterverandering- of ontwikkeling. In het boek is er een geconcentreerde beschrijving van karaktertrekken. Ze blijft door het boek heen het zelfde qua karakter.
Voske de kat van René.
Ze heeft barnsteenkleurige ogen. Ze is roest-kleurig gevlekt en ze had een streepje over haar neus. En een puntje aan haar staart van beige-oranje. Ze is een schildpadkatje. Voske is de kat van René. Hij heeft haar gekocht toen ze nog een kitten was. Ze ging altijd naast de schrijfmachine liggen. Ze is overleden toen ze 21 jaar was, aan een ziekte die niet duidelijk uitgelegd wordt in het boek. De artsen zeiden dat ze Voske beter een spuitje konden geven, maar René wilde dit niet.
V Tijd
1. Historische tijd. Het verhaal speelt zich ongeveer af in de 20e eeuw rond de jaren ‘70/80. Het is niet precies te zeggen wanneer het verhaal zich afspeelt. Maar het zal ongeveer zijn wanneer het boek geschreven is, in 1982. Verder zal je het in dit boek moeten doen met ‘circumstancial evidence’ om op te maken in welke tijd het boek zich ongeveer afspeelt. In dit boek komen een schrijfmachine, radio en tv voor. Het WK voetbal tegen Spanje in 1982 wordt beschreven.
Citaat: “Vier jaar later, bij de wereldkampioenschap voetbal in Spanje.’’ Blz. 44.
Teksten schrijven gebeurt nog met de schrijfmachine, de computer kon in die tijd waarschijnlijk nog niet worden gebuikt om tekst te schrijven. Of nog niet iedereen had een computer. De hoofdpersonage René schreef in ieder geval nog niet op de computer, maar met de schrijfmachine. Citaat: “Maar al gauw was ze te zwaar geworden zodat de wagen van de schrijfmachine tegen haar mollige bont vastliep.’’ Blz.68.
In dit boek wordt tevens met guldens betaald.
Citaat: “Ze kostte maar een rijksdaalder. Schandelijjke slavenhandel, tweeëneenhalve gulden voor een levensgezellin.” Blz.67.
2. De verteltijd is ongeveer een paar dagen.
Citaat: “Een paar dagen geleden heb ik de de la met haar naam erop uit de rommelkamer te voorschijjn gehaald. Ik bekeek de foto’s aandachtig en deed ze toen in de la bij de foto’s van m’n moeder en mezelf.’’ Blz.114.
In hoofdstuk één begint hij op de rommelzolder terug te denken aan de dood van zijn geliefden. Eigenlijk is hoofdstuk twee t/m dertig dat waar hij aan terug denkt. Dat is allemaal op de rommelzolder gedaan. In het laatste deel van hoofdstuk dertig staat dat het een paar dagen geleden was dat hij op de rommelkamer was en dus weer terugdacht. Dus is de verteltijd ongeveer een paar dagen. De vertelde tijd ligt rond de 40-45 jaar, net zo oud als René zelf is. Het begin van de vertelde tijd is de periode dat zijn moeder zwanger was van hem. Het einde is als hij verhuisd is en de vijgenboom met de as van Voske tuin heeft gezet. Ik ga ervan uit dat hij Voske rond zijn 20e heeft gekocht. In het boek staat dat Voske eenentwintig jaar is geworden. Het verhaaltempo is dus erg hoog. Een lange periode 40-45 jaar, wordt namelijk in enkele dagen verteld.
De verhouding tussen de verteltijd en vertelde tijd is in dit boek zeer afwisselend. In sommige hoofdstukken wordt er maar over een tijd van een half uur verteld [H1], in andere hoofstukken is dat veertig jaar [H8]. Hij vertelt steeds over stukjes van zijn leven, het gaat sprongsgewijs. Het verhaal is erg achronologisch. Er wordt telkens over een andere tijd geschreven. Dan schrijft hij over zijn jeugd, dan weer de periode 4 jaar voor Vokse doodging, daarna weer wanneer zijn moeder overlijdt. Dit gebeurt niet chronologisch.
Er komen niet zozeer versnellingen of vertragingen in voor, omdat het het achronlogish is en alles door elkaar wordt verteld.
Hier is een tijdlijn waarop je je kan zien welke hoofdstukken een lange en een korte vertelde tijd hebben. In hoofdstuk één is dat bijvoorbeeld een half uur. In hoofdstuk 8 is dat ongeveer 40 jaar.
3. Er zitten geen vooruitwijzingen in dit boek. Er komen wel een heleboel terugverwijzingen in voor. Bijna het hele boek bestaat uit terugverwijzingen. Er komen geen flashbacks in voor, maar de terugverwijzingen zijn er lang en lijken net flashbacks. Je gaat niet echt terug in de tijd. Er wordt alleen over geschreven. Er wordt alleen aan terug gedacht op de rommelzolder. In het eerste hoofdstuk en het laatse deel van het laatse hoofstuk gaat het over de la met de spullen van Voske. De rest van het verhaal dat er tussen zit zijn eigenlijk de herinneringen, die terugkomen van de spullen die René vindt in de la.
Twee voorbeelden van terugverwijzingen in dit boek.
Citaat:”Er ligt een krant in de la uit 1962, deprimerend vergeeld, waar een interview met mij in staat met een foto erbij van ons beiden. Ze ligt naast mijn schrijfmachine te slapen, zoals ze altijd deed als ik aan het werk was. Ik voel nog steeds, als ik aan het schrijven ben en de wagen van mijn schrijfmachine niet meer vastloopt tegen haar weelderige pels, de leegte naast me op tafel.’’ Blz.8.
Citaat: “Toen ik het schaartje uit het etui haalde, een beetje afstandelijk zodat ik het niet zou waarnemen als er nog haartjes van mijn vaders snor aan zaten, zag ik me weer als jongetje bij haar zitten als ze op zaterdagavond na het bad mijn nagels knipte. Als ze klaar was kwma het spanndende moment. Dan greep ze quasi hardhandig mijn voet vast en deed mijn kleine teentje even tussen de schaar alsof ze het eraf wilde knippen. Ik kwam dan bijna niet meer bij van het griezelend lachen.’’ Blz.30/40.
4. Het boek opent in medias res. Dat wil zeggen middenin de handeling. De voorgeschiendenis wordt na hoofdstuk één in het verhaal duidelijk gemaakt. De voorgeschiedenis is eigenlijk alles wat er in het boek wordt verteld (hoofdstuk 2 t/m hoofstuk 30). Dit gebeurt door middel van terugverwijzingen. Dan denkt René weer terug aan vroeger.
VI Motief
A. Het motief die dit boek heeft is de peer, dit woord wordt vaak herhaald in het boek. Het heeft een extra betekenis.
B. In deze drie citaten speelt de peer een belangrijke rol.
Citaat:’’ In de etalage stonden karaffen met een stop erop waar een grote weelderige peer in gedompeld zat in eau-de-vie. Ik werd gewoon naar binnen gedreven en kocht de molligste peer die aan alle kanten klem zat tegen het glas. Het was wel geen Doyenné du Comice maar een Williams zoals de winkelier zei. Hij raade me aan een fles eau-de-vie te kopen om bij te vullen als ik van de drank, die helemaal met aroma van de peer doortrokken was, gedronken had. Maar ik zei dat dat niet nodig was. Dat die karaf ten eeuwigen dage gesloten zou blijven. (…) Ik dacht meteen dat moet dan wel na de junival zijn anders zit je met zo’n verschompeld dingetje in dat vruchtwater van vijfenveertig procent. Thuis zette ik die eeuwige peer, met toch vaag de gedachte aan een hommage aan mijn moeder, tussen het glaswerk in de vensterbank. Maar na een paar weken moest ik hem weg doen. Steeds doemde dat groene deinende ding in mijn dromen op en dan verschenen de mollige soepele handen van mijn moeder die de peer in het glas probeerden te schillen. Maar dat lukt niet, steeds brak de schil. Het werd zo benauwend dat ik de karaf in een krant pakte en in een rommelkast in de schuuur wegzette. Toen hielde ook de dromen op.” Blz.111/112.
Eau de vie betekent levenswater. Die peer die er in zit staat voor zijn moeder. De karaf met de peer is een eerbetoon aan zijn moeder.In deze passage speelt de peer de belangrijkste rol van het hele boek.
Citaat: “Meestal bracht ik peren voor haar mee, de enige vrucht waar ze echt dol op was. Van die pondzware Doyenné du Comice, (…) (Mijn moeder en peren waren zo onverbredelijk me elkaar verbonden dat, toen een van mijn vriendjes vroeger een mop vertelde van de man die op een hoer ligt die zegt, als hij ineens iets kils op zijn rug voelt en aan haar vraagt wat dat is,’ Ik schil ondertussen even een peertje.’, ik in elkaar kromp alsof ik een trap in mijn onderlijf gekregen had.)’’ Blz.29/30.
Hierin kan je lezen dat peren en de moeder van René echt bij elkaar horen.
Citaat:’’Ik was al meteen getroffen door een portret van Manet waaronder DER BIRNENSCHÄLER. Een jongen die een peer aan het schillen is. Maar hij kijkt niet aandachtig naar het breekbare handwerk waar hij mee bezig is maar naar iemand buiten beeld alsof hij een goedkeurend knikje als zegen op zijn arbeid opvangt. En ik wist dat ik zo gekeken moest hebben naar mijn moeder toen ik de eerste peer voor haar mocht schillen.’’ Blz. 99.
Hij ziet zichzelf terug in het schilderij, toen hij de eerste peer schilde. Zijn moeder is buiten beeld. De peer speelt hierin een rol.
C. Dit boek heeft een leidmotief. Dat is in dit verhaal de peer. De peer heeft in dit verhaal een extra betekenis. De peer verwijst naar zijn overleden moeder. Zijn moeder hield van peren. Peren en de moeder van René waren onverbrekelijk met elkaar verbonden. In dit boek komt vaak het woord peer voor of afleidingen ervan. Zoals peervormig, perenboom, peer-hoog, of een peer in eau-de-vie.
VI Thema
Het thema van dit verhaal is de verwerking van dood van je dierbaren.
In dit boek wordt vooral over de dood van Voske en Renés moeder verteld. Er wordt verteld over hun leven, ten opzichte van de hoofdpersonage René.
VII Mening
Ik vind het boek de Junival een ingewikkeld verhaal hebben. Er worden lange zinnen en moeilijke woorden gebruikt, waardoor het vaak moeilijk te begrijpen is. Je moet het soms meerdere keren lezen om het te snappen.
Het is een zielig verhaal, omdat het over de dood van zijn geliefde moeder en kat gaat. Je voelt het verdriet van de hoofdpersonage Réne.
Het verhaal is wel voor mijn leeftijd, maar het ingewikkelde taalgebruik kan hinderen bij het lezen. Het is meer een boek voor volwassenen.
Het verhaal is mooi geschreven. Het boek is aan te raden. Je moet echter wel van de ingewikkelde manier van schrijven houden.
106 woorden.
REACTIES
1 seconde geleden