Jan Wolkers – Jaargetijden
De Bezige Bij, Amsterdam (2000)
Beschrijvingsopdracht
Zoals de titel doet vermoeden, beschrijft Jan Wolkers in zijn gedichtenbundel de vier jaargetijden. Hij brengt de natuur in relatie met de mens. De jaargetijden wordt een beetje gesymboliseerd als levensfasen van de mens. Een belangrijk thema, die daarbij komt kijken is de dood, zoals in veel van Wolkers’ werken.
Zijn bundel bestaat uit 12 gedichten, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
· Valse Lente
· De Zomer Kan Me Gestolen Worden
· De Herfst Is De Einde
· Ik Heb De Winter Lief Gehad
In de Jaargetijden is steeds dezelfde ik-persoon aan het woord. Hij geeft zich met behulp van beeldspraak, stijlfiguren en vergelijkingen met de jaargetijden zich helemaal bloot.
Hij maakt gebruik van mythische personages (bijvoorbeeld Persephone, de godin van de onderwereld). Verder merk je ook dat hij toespelingen maakt naar zijn vader, die hem zeer christelijk heeft opgevoed. ( In “Ik heb de winter liefgehad” voorspelt de vaderlijke hoofdpijn sneeuwval en loopt de ik-figuur als Jezus over water (maar wel bij twintig graden vorst). En dan is natuurlijk een belangrijk kenmerk (als je dat zo kan noemen) van de dichtenbundel dat Jan Wolkers veel humor gebruikt.
Verdiepingsopdracht
Verwachtingen
Voor ik de Jaargetijden ging lezen, had ik uiteraard verwacht dat Wolkers de jaargetijden zou beschrijven en de kenmerken horende bij de jaargetijden lente, zomer, herfst en winter. Verder dacht ik wel dat de jaargetijden symbool voor iets zouden staan.
Literaire functie (de herfst is het einde)
Typografie:
· Het gedicht is onderverdeeld in drie strofes, die met Romeinse cijfers zijn aangegeven. Elk strofe bestaat uit 14 regels.
· De regels zijn van ongelijke lengte en zijn niet volgeschreven. Soms begint een nieuw regel midden in een zin. Bijvoorbeeld:
“De broze russula verbrokkelt
Tot rimpelkousen van teer vlees”
Rijm:
· Er is volrijm aanwezig: “de nerven kleuren in het weefsel zwart, we wisten niet dat doodgaan kon gebeuren”
· Er is ook sprake van halfrijm: “ligt bloot in vruchteloosheid”
· In het gedicht komen veel alliteraties voor: “Een helhond met een bek vol vuur” of “de vaas van mensenvlees wordt goed gevuld”
· Er is verder geen eindrijm, gekruist rijm, gepaard rijm of omarmend rijm.
Strofenbouw en gedichtvormen:
· Zoals ik al bij de typografie al had gemeld, bestaat elk strofe uit 14 regels.
· Er is verder geen sprake van een sonnet
· “de herfst is het einde” is een vrije vers, dus is er geen vaste vorm, geen eindrijm en geen rijmschema
Enjambement
· Dit gedicht zit vol met enjambementen. Ik zal er een aantal noemen:
De broze russula verbrokkelt
Tot rimpelkousen van teer vlees
De morsetekens van het slakkenspoor
Glinsteren als tranenvegen op de stoep
De wederopstanding wordt toegedekt
Met humus die geen kind kan openkrabben
Beeldspraak en Stijlfiguren (Valse lente)
Antithese
· Aan het eind van het gedicht (deel III) staat een opvallende antithese: “Dood, dood, en nog eens dood, en even leven”.
· “Er is in de oktoberstorm meer leven, dan in de kille vlagen van april” ( regel 4/5, deel III)
Hier zie je dus de tegenstelling tussen oktoberstorm en kille vlagen van april. Oktober en april zijn de tegenstellingen van elkaar en ook storm en kille vlagen zijn een tegenstelling. De tegenstelling wordt aangeduid met het woordje “dan” en dat zelfde woordje benadrukt de tegenstelling
Herhaling
· Dan zullen we hetzelfde voorbeeld geven, als het voorbeeld van de antithese: “dood, dood en nog eens dood, en even leven” De functie is om nadruk te leggen op de gedachtegang van de ik-persoon over de lente.
Pleonasme
· De druiper van de dooi lekt (regel 1, deel 1) De eigenschap van een druiper, is dat hij lekt.
· Is dit geboorte van nieuw leven? (Regel 7, deel III) Hier wordt de vanzelfsprekende eigenschap van een nieuw leven, namelijk dat het geboren wordt, nog eens benadrukt.
Polisyndethische vergelijking
· “Kil als een spiegel met een wasemsluier” waarbij “een spiegel met een wasemsluier” het beeld is van het sfeerwoord “kil” (regel 5, deel I)
· “Vermolmd als stokbrood van de dag van gisteren”, waarbij “ stokbrood van de dag van gisteren het beeld is bij “vermolmd”
· “scherm van schuurpapier” (regel 1, deel II)
Asyndetische vergelijking
· “maar de akkoorden (object) zijn een waslijn van verdriet (beeld)” (regel 10, deel I)
· “het hagelsnoer (object) blijkt een verminkte gloeidraad (beeld)” (regel 14, deel II)
Personificatie
· “messcherpe vlagen knakken het geloof” (regel 11, deel I)
· “de winterslaap wordt wreed verstoord door groeikracht” (regel 10, deel III)
· “ De huiver doet het tere groen verstijven” (regel 11, deel III)
Taalgebruik
Het taalgebruik, die Jan Wolkers gebruikt, is vaak lastig. De eerste keer dat ik de bundel doorlas, snapte ik er werkelijk niks van. Woordengroepen als zompig diorama en dergelijke. Pas bij het maken van de opdrachten is het wat beter te begrijpen. Jan Wolkers gebruikt veel humor en ironie in zijn gedichten. Verwijzingen naar zijn vader zijn ironisch bedoeld. Een voorbeeld daarvan is “mijn vader die met schele hoofdpijn als een antenne de dwarreling voorzag (…)” in “ik heb de winter liefgehad, deel I, regel 4. In datzelfde gedicht is er een ironische verwijzing naar zijn streng christelijk geloof, waarmee die is opgegroeid. “Zonder geloof loop ik op water, bij twintig graden vorst”
Ook zit zijn dichtenbundel vol met ambiguïteit. De jaargetijden staan symbool voor van een mens. Je kunt denken aan leeftijd, aan zijn gedachtegangen, enz.
Opbouw
De opbouw van de gedichtenbundel, is opgebouwd uit vierhoofdstukken. Elk hoofdstuk staat voor één jaargetijde. Elk hoofdstuk bestaat vervolgens uit drie gedichten. Die gedichten kunnen apart van elkaar gelezen worden, maar ook samen gelezen worden. Dat vind ik ook de kracht van “de Jaargetijden”.
Je kunt wel zeggen, dat deze bundel opgebouwd is in vier cyclussen.
Thema
Ondertussen mag bekend zijn, dat een van de hoofdthema’s de vier jaargetijden is. De twaalf gedichten die in de bundel voorkomen, zijn onderverdeeld in drie gedichten per jaargetijden. In de gedichten zelf, komt het thema, dood veel aan bod. Vooral in “de herfst is het einde” staat de dood centraal. Dat zou je zelfs uit de titel kunnen halen. Een vers, die duidelijk gerelateerd is aan de dood is: “We wisten niet dat doodgaan kon gebeuren” (de herfst is het einde, deel II, regel 14)
Verder is duidelijk, dat de natuur en het dierenrijk veelvuldig in de Jaargetijden voorkomen. “De schijndood van de winterslaap, doet kikkers in hun modderdoos verstijven” (ik heb de winter lief gehad, deel I, regel 7/8), “de druiper van de dooi lekt sneeuw tot modder” (valse lente, deel I, regel 1).
Bespreking van een gedicht (Ik heb de winter lief gehad)
1) Jan Wolkers, Ik heb de winter lief gehad, het zal over de winter gaan.
2) De winter wordt uitvoerig besproken, er zijn veel metaforen voor sneeuw en de winterse landschappen. Ook lijkt de ik-persoon in dit gedicht het meest tevreden in de winter. Er wordt een aantal keer verwezen naar zijn vader en zijn er veel vergelijkingen.
3) “Ik heb de winter lief gehad”, die zin wordt drie keer herhaald. “De schijndood van de winterslaap, doet kikkers in hun modderdoos verstijven” Hierin wordt de winter gekenmerkt. De dieren houden hun winterslaap.
4) De titel: de titel geeft al aan, dat het gedicht verwijst naar de winter. En dat de ik-persoon met tevredenheid terug kijkt op de winter.
Meerduidige woorden: “zonder geloof loop ik op water, bij twintig graden vorst” er wordt spot gedreven met Jezus, waarin Wolkers zegt dat iedereen over water kan lopen, namelijk als het water ijs wordt.
“Rijp wit als tandpasta” rijp wit, kan worden opgevat als sneeuw, of het besneeuwde landschap.
“Het rode spoor van mijn doorboorde voeten” Met de rode spoor wordt het bloed van zijn voeten bedoeld.
Beeldspraak: Je komt veel polisyndethische vergelijkingen tegen. Bijvoorbeeld “hagel als grind” (regel 3, deel II) en “de paardenschroeilucht als een tong van eelt” en ook een asyndethische vergelijking is er te vinden. “De schijndood van de winterslaap” (deel I, regel 7) waarin schijndood het beeld is en winterslaap het object. Ook zijn er heel veel personificaties. Om maar eentje te noemen: “ het gele wonder van de distelvink verbleekt de vlammenwerper van de zon”
Strofen: Het gedicht bestaat uit drie delen, die je wel kunt zien als strofen. Elke strofe wordt aangegeven met een Romeinse cijfer. Elk strofe begint met de regel: “ik heb de winter lief gehad”
Functie witregels: de functie van de witregels is om poëzie van proza te onderscheiden.
Kunstgrepen: een veel gebruikte kunstgreep is het enjambement. Door deze kunstgreep krijgen bepaalde woorden meer nadruk.
5) Het gedicht is een vrije vers. Er is sprake van halve rijm (bijv: “geeft raaf en kraai een snelle hap” regel 12, deel II) en ook is er alliteratie aanwezig (bijv. “de vluchtige en vale vlokkenregen” regel 8, deel III)
6) Hieruit concluderend, kunnen we vaststellen dat het gaat over de winter, waarin Wolkers relatie tussen mens en natuur vastlegt. Er komt veel vergelijkingen met de natuur en het dierenrijk. De winter wordt helemaal bloot gelegd.
7) Mijn verwachtingen, dat de winter wordt beschreven, door iemand die er tevreden op terug kijkt zijn wel een beetje uitgekomen. Ik kon er niet echt uit halen dat de ik-figuur echt tevreden was met de winter, want er staan een paar gruwelijke vergelijkingen bij. Bijvoorbeeld: “De hermelijn verschiet van kleur uit bloeddorst naar de strot van hazen” (regel 11, deel III) of “Het rode spoor van mijn doorboorde voeten geeft raaf en kraai een snelle hap”. Ik denk daarom dat de titel van het gedicht ironisch bedoeld is.
8) Na het maken van deze opdrachten, snap ik het gedicht wel beter. Mijn eerste indruk was een beetje warrig en onduidelijk. Ik snapte sommige verzen niet, maar als je kijkt of er beeldspraak of een stijlfiguur in die vers verborgen zit, dan snap je het al iets meer. Uiteindelijk ben ik het gedicht ook meer gaan waarderen. In dit gedicht kan Wolkers zich goed uitdrukken.
Secundaire Literatuur
‘In de romans en verhalen van Jan Wolkers (1925) speelt het gereformeerde geloof een belangrijke rol. En daarbij gaat het met name om twee dingen: de taal van de Statenbijbel en de obsessie voor de dood. Jan Wolkers' literaire taal, vol barokke beelden, is getekend door die van de Bijbel, waaruit zijn vader hem driemaal daags voorlas. Anderzijds is Wolkers al op jonge leeftijd doordrongen van het calvinistische credo "memento mori": denk eraan dat je elk moment kunt sterven. Tegenover dat laatste bracht Wolkers als schrijver van de eerste literaire bestellers in Nederland de seksualiteit en de verbeelding in stelling. Op 26 oktober 2000 werd Jan Wolkers 75, met een groot nationaal feest en mooie herdrukken van zijn romans en verhalenbundels.’ (BVW) (Bron: http://www.chroom.net/wolkers/ )
‘De dood is een wel het hoofdthema in zijn oeuvre en staat in verband met de andere genoemde thema's. Het motief van de dood is steeds nauw verbonden met dat van schuldgevoelens.
Het leven is in zijn werk doordrenkt van de dood. Niemand kan ontkomen aan de natuurlijke kringloop.’
(Bron: http://www.collegenet.nl/content/digilessen/literatuurgeschiedenis/na1945/schrijvers/wolkers.htm )
Vaste thema's bij Wolkers vormen: de haat t.o.v. de vaderfiguur, schuldgevoelens (over b.v. de dood van zijn broer), dierenliefde en dierenhaat, sterke religieuze (calvinistische opvoeding) en het litteken op zijn voorhoofd, samenhangend met het motief van de astmalijder.
De dood is een wel het hoofdthema in zijn oeuvre en staat in verband met de andere genoemde thema's. Het motief van de dood is steeds nauw verbonden met dat van schuldgevoelens.
Het leven is in zijn werk doordrenkt van de dood. Niemand kan ontkomen aan de natuurlijke kringloop. In Terug naar Oegstgeest wordt gerept van het ‘Kaïnsteken op je kop’. (= het genoemde litteken, ontstaan toen hij als baby kokend water in zijn gezicht kreeg). Vrij veel boeken van hem zijn verfilmd
2. Thematiek
1. Dood, hel, seks en verrotting.
In het begin van zijn carrière (1963) waren volgens Wolkers zelf de bases (= uitgangspunten) van zijn oeuvre (= geschreven werk): dood, hel, seks en verrotting.
2. Autobiografische elementen.
Wolkers schrijft niet letterlijk autobiografisch, maar transformeert (= verandert) de realiteit (= werkelijkheid) tot literatuur. Hij fantaseert dus niet primair (= in eerste instantie), maar schrijft vanuit eigen ervaringen.
Enkele opvallende aspecten:
- het haten van de vaderfiguur (soms ook van de zuster);
- de overleden broer als tegenspeler van de vader.
En overigens komen veel gegevens uit de biografie terug in de thematiek en bij de personages.
3. Invloed van de Bijbel.
In zijn jeugd heeft de hoofdpersoon te veel Bijbelonderricht gehad. Bijbelcitaten (= letterlijke aanhalingen) worden veelal cynisch (= ruw en wreed spottend) en sarcastisch (= bitter spottend) ontheiligd.
4. Eenzaamheid.
De beschreven situatie duidt vaak op een tragisch isolement (= afzondering). De volgende aspecten zijn kenmerkend voor deze toestand:
a. angstgevoelens;
b. lijden onder het besef van schuld- en boetegevoelens;
c. liefde kan niet gegeven worden en seks overbrugt de eenzaamheid niet;
d. vanuit het isolement worden soms gruwelijke daden ("horror") begaan, vol agressie (= vechtlust) en perversiteit (= smerigheden), zowel jegens mensen als dieren;
e. dromen tonen de vervreemding;
f. mededogen (= diep medelijden) leidt niet tot verlossing;
g. misanthropie (= mensenhaat).
5. Dood.
Elk leven draagt bij de conceptie (= bevruchting) reeds de dood in zich. Het levensproces gaat gepaard met aftakeling, verval en bederf, en voert tenslotte tot destructie (= vernietiging) en ondergang. Wolkers: "Elke zaadcel bevat bij de conceptie (= bevruchting) reeds een klein doodshoofdje."
6. Liefde voor en kennis van de natuur.
Uit zich aldus:
a. vitalisme (= levenslust);
b. natuurbeschrijvingen;
c. interesse in planten en dieren - vooral: vogels, vlinders en rozen;
d. dierenliefde (als vervanging voor menselijke relaties).
In juli 1971 verbleef Wolkers moederziel alleen een week op een onbewoond eiland: Rottumerplaat (in de Waddenzee). Dit op verzoek van de VARA-radio die zijn ervaringen dagelijks uitzond. Later verscheen er een dagboek over zijn 'kluizenaarsbestaan': Groeten van Rottumerplaat, waaruit vooral zijn betrokkenheid bij zieke, zielige en nooddruftige dieren blijkt.
(bron: http://web.inter.nl.net/users/L.de.Groot/Nederlands/Literatuur/Modlit/syl013.htm)
Hieruit kunnen we concluderen, dat de dood een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn werken. Dat kunnen we vooral terugzien in “de herfst is het einde”. Daar speelt de dood het hoofdthema. Verder kunnen we veel verwijzingen naar de gereformeerde opvoeding van Jan Wolkers zien. Uiteraard is de natuur en het dierenrijk een belangrijk thema in deze gedichtenbundel.
Evaluatie
Na lang bezig geweest te zijn, is ook dit deel voor mijn leesdossier afgerond. Ik vond het veel werk, maar begrijp de Jaargetijden veel beter nu. Ik ben de stijl van Jan Wolkers meer gaan waarderen. Niet alleen heb ik geleerd hoe de Jaargetijden in elkaar zaten, maar ook hoe je een gedicht moet lezen en hoe je stijlfiguren en beeldspraak uit een gedicht kan halen.
Tijdens het maken van deze opdracht, had ik nog niet genoeg kennis, om de opdracht zonder boek te kunnen maken. Maar desondanks heb ik de opdracht denk ik goed uitgewerkt.
REACTIES
1 seconde geleden