1. Zakelijke gegevens:
a) Auteur: B. Nijenhuis
b) Titel: De hordenloos van J. Kobald, uitgeverij de Groot Goudriaan, Kampen, 2000-1, 310 bladzijden (eerste druk 1958-Kampen)
c) Genre: roman
2. Eerste reactie:
a) Keuze: Ik had zelf even geen tijd om naar de bibliotheek te gaan. Toen heb ik mijn moeder een lijstje gegeven met wat schrijvers erop. Zij is dit boek als eerste tegengekomen en heeft het voor mij meegebracht.
b) Inhoud: De eerste hoofdstukken zijn een beetje vaag, er wordt dan telkens geschreven over Het huis en De directeur. Wat verderop leest het prettiger en dan begin je ook te begrijpen wie meneer Kobald nu eigenlijk is. Er gebeurt ontzettend veel in dit boek. De schrijver heeft een grappige manier van vertellen. Dat maakt het boek fijn om te lezen.
3. Verdieping:
a) Samenvatting: Meneer Kobald, de hoofdpersoon is een intelligente maar wat verlegen man. Hij werkt voor de visfabriek. Als vertegenwoordiger gaat hij met vis langs de deuren. Hij is totaal niet geschikt voor de verkoop en interresseert zich er ook niet voor. Vroeger werkte hij bij een kantoor waar hij het prima naar zijn zin had. Als gevolg van de oorlog kreeg hij een psychische inzinking en werd hij tijdelijk opgenomen. Toen hij weer voldoende hersteld was om weer te werken, zei de dokter dat hij beter niet terug kon gaan naar zijn kantoor. Meneer Kobald moest op zoek naar een baantje waarbij hij veel in de buitenlucht zou zijn. De dokter raadde hem aan om een baantje als vertegenwoordiger te zoeken. Eerst werd hij vertegenwoordiger in wrijfwas, daarna in verf en nu zit hij in de vis. Meneer Kobald weet dat hij geen goede vertegenwoordiger is. Hij is bang voor de directeur, die kan hem immers zo de laan uit sturen!
Meneer Kobald heeft een collega die niet helemaal eerlijk is; collega Tjobbema gaat buiten zijn eigen rayon (in het rayon van Kobald) visites afleggen. Meneer Kobald loopt zo heel wat provisie mis. Erg leuk heeft meneer Kobald het dus niet als vertegenwoordiger.
Gelukkig heeft hij een huis waar hem een lieve vrouw en dochter wachten. De vrouw van meneer Kobald, Martha is niet zo slim. Wel zorgt ze goed voor haar man en voor haar dochter Mientje.
Meneer Kobald komt ook binnen zijn gezin voor problemen te staan. Zijn dochter Mientje wil aan het toneel en komt op een gegeven moment thuis met een bebaarde vriend die op de kunstacademie gaat. Die jongen is echt een artistiek type en meneer Kobald mag hem niet zo.
Mientje krijgt een ernstig ongeluk (voor haar leven wordt gevreesd). Van allerlei kanten wordt er meegeleefd, ook door mensen van wie Kobald het eigenlijk niet had verwacht. Gelukkig wordt Mientje weer helemaal beter. Ze is, tot genoegen van haar ouders, verliefd geworden op een jonge arts. Zelf wil ze nu verpleegster worden.
Dan is er ook nog de zus van Martha, tante Fili die op een dag langskomt. Meneer Kobald is erg gevoelig en merkt dat er bij haar iets mis zit. Als hij haar een week later tegenkomt en een lift krijgt, ziet hij een emmer zand achterin de auto. Als hij vraagt waar ze dat zand voor nodig heeft, mompelt ze snel iets over het verschonen van een kattenbak. Meneer Kobald vertrouwt het echter niet en gaat ’s avonds bij haar langs. Hij komt gelukkig precies op tijd. Fili stond op het punt zichzelf door het hoofd te schieten. Meneer Kobald praat met haar en Fili krijgt later professionele hulp.
Meneer Kobald leert ook nog Flotje, een meisje van de kunst academie kennnen. Flotje doet eerst heel onaardig tegen meneer Kobald maar als ze hem wat vaker heeft gesproken, ziet ze hem toch een beetje als vaderfiguur en vertelt ze hem al haar problemen. Ze woont bij een tante die zich inlaat met vuile zaakjes. Meneer Kobald vindt dat geen goede leefomgeving voor haar en haalt haar daar vandaan. Flotje woont voortaan bij hem en Martha.
b) Onderzoek van de verhaaltechniek: Dit boek is humoristisch geschreven terwijl het toch over ernstige problemen gaat.
De karakters van de verschillende personages zijn erg belangrijk. Meneer Kobald is psychisch zwak en toch komt hij door al de moeilijkheden heen. Dat lukt hem omdat hij overal toch een positieve kant bij ziet. De schrijver schrijft vanuit de heer Kobald, de lezer weet wat meneer Kobald denkt, ziet en weet.
Meneer Kobald ziet heel scherp de tekortkomingen van mensen om zich heen. Hij probeert daar zoveel mogelijk rekening mee te houden.
c) Op zoek naar de thematiek: De hoofdgedachte van dit boek is: ‘bekijk alles zoveel mogelijk van de positieve kant en geef niet op’. Meneer Kobald heeft het niet naar zijn zin als vertegenwoordiger maar juist daardoor waardeert hij zijn thuis meer.
Door het ongeluk van Mientje leert meneer Kobald zijn echte vrienden kennen. Mensen van wie hij het niet had verwacht (zoals de directeur), betoonden hun meeleven. Zelfs zo’n ongeluk heeft dus positieve kanten.
De titel ‘De hordeloop van J. Kobald’ hangt nauw samen met het thema. Meneer Kobald geeft niet op maar hij zet door en overwint alle hindernissen (horden!) door alles van de positieve kant te bekijken.
d) Plaats in de literatuurgeschiedenis: Dit boek is in 1958 voor het eerst uitgegeven. Een flink aantal jaren na de oorlog dus. Alles kwam toen weer op gang en de economie draait weer. Veel mensen liepen toch nog rond met ervaringen uit de oorlog die zij niet goed hadden verwerkt. Meneer Kobald was één van deze mensen. Hij werd gelukkig op tijd opgevangen in een verpleeghuis. Tante Fili krijgt echter niet op tijd professionele hulp en komt daardoor in de problemen.
In dit boek zie je ook iets terug van de werkdruk uit die periode. De directeur van de visfabriek was enorm gebrand op het behalen van winst en al zijn werknemers moesten hem helpen zoveel mogelijk winst te behalen. Hij jaagt zijn personeel dan ook flink op.
REACTIES
1 seconde geleden