Boekbespreking: BUITENSTAANDERS, Renate Dorrestein
1.
auteur: Renate Dorrestein
titel: Buitenstaanders
uitgeverij: Pandora Pockets, Uitgeverij Contact
datum van uitgave: 1983, elfde druk: 1996
2. Auteur
De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in 1954. Ze zat op het Keizer Karel College, waarna ze journalistiek ging studeren. Dorrestein werkte vier jaar “Panorama”, waarna ze een eigen produktiebureau opstartte. Tijdens die jaren werkte ze freelance voor “Parool”, “Opzij” en “Vita”. Ze was ook redactrice van het inmiddels opgeheven tijdschrift “Mensen van nu”. In 1983 debuteerde ze met de roman “Buitenstaanders”. Ze schrijft romans, columns, autobiografische verslagen en ze schreef ook een kalenderboek. Verwantschap voelt zij alleen met Angelsaksische auteurs als Fay Weldon, Berryl Bainbridge en Kurt Vonnegut, die net als zij in hun werk het bizarre combineren met maatschappelijke bewogenheid. Dorrestein wil de bestaande werkelijkheid herscheppen. Ze wil duidelijk maken dat er meer is dan wat iedereen kan zien en dat niemand zich hoeft te laten wijsmaken dat zoiets niet bestaat. Het verzet tegen de opvatting dat de werkelijkheid zoals wij die kennen de werkelijkheid is, is één van de drijfveren achter haar romans, die nadrukkelijk de verwarring aan de orde stellen tussen “wat we dromen en wat er domweg is” (Dorrestein). De hoofdfiguren worden veel meer in beslag genomen door hun ideeën, angsten, aspiraties en gedachten dan door wat er zich voor hun neus afspeelt. Maar vroeg of laat komt hun “waan” onherroepelijk in botsing met de realiteit. Daarbij speelt de verhaalruimte een belangrijke rol. Dorresteins romans zijn allemaal letterlijk of figuurlijk gesitueerd op een eiland, een plaats “waar het heel anders is” en waar haar protagonisten min of meer gedwongen worden hun grenzen te overschrijden en dingen te doen die niets te maken hebben met de rollen die ze gewoonlijk spelen.
In haar romans is ook altijd feminisme te herkennen; al moet daar onmiddellijk aan worden toegevoegd dat zij het uitleggen en verdedigen van haar standpunten voor haar columns bewaart. In haar romans komen thema’s aan bod als het idee dat een vrouw pas voor vol wordt aangezien als zij getrouwd is en kinderen heeft. Bovendien spelen mannen in haar romans in de regel alleen bijrollen. Een ander belangrijk thema is de dood van haar zusje. Zij noemt haar zusje “het spook dat door mijn boeken waart en mijn handen bindt, een boosaardige muze die in mijn onderbewustzijn aan de touwtjes trekt”. In haar romans laat dat spook zich alleen betrappen in personen die van daken, balkons en rotsen springen of geduwd worden zonder dat ze te pletter storten; in vrouwen die zich geen raad weten met hun lichaam en die een zin voor hun bestaan ontlenen aan het zorgvuldig voorbereiden van hun zelfgekozen dood, het Pilatusmotief, dat één van de belangrijkste motieven in haar werk is. Vanaf het moment waarop Dorrestein ziek is geworden - ze lijdt aan M.E., chronische vermoeidheidsziekte - is ook ziekte en het sociaal isolement waarin zieke mensen zich vaak laten bevinden een hoofdthema in haar œvre.
Bibliografie: 1. Buitenstaanders,1983 (roman) 2. Vreemde streken, 1985 (roman) 3. Noorderzon, 1986 (roman) 4. Een nacht om te vliegeren, 1987 (roman) 5. Korte metten, 1988 (columns) 6. Het perpetuum mobile van de liefde, 1988 (roman) 7. Voor alles een dame, 1989 (kalenderboek) 8. Het hemelse gerecht, 1991 (roman) 9. Ontaarde moeders, 1991 (roman) 10. Heden ik, 1992 ( documentaire) 11. Addergebroed, 1994 (roman) 12. Een sterke man, 1994 ( roman) 13. Verborgen gebreken, 1996 (roman) 14. Want dit is mijn lichaam, 1997 (boekenweekgeschenk) 15. Een hart van steen, 1998 (roman)
3.Inhoud
In “Buitenstaanders” spelen zich twee verhalen af: de confrontatie tussen normaal en abnormaal en het geestelijk gevecht tussen Laurie en Max.
Max, Laurie en hun twee zoontjes zijn op weg naar hun vakantiebestemming. Door hun zoveelste ruzie vliegt hun auto uit de bocht en komt in de sloot terecht. Max is in shock en kan enkel nog kwaken. Laurie moet hulp zoeken, maar er is nergens teken van menselijke aanwezigheid. Dan komt er een klein mongoloïed meisje, dat later Marrie blijkt te zijn, aangehuppeld en zij gaat hen voor naar een verwaarloosd huis waar volop de voorbereidingen bezig zijn voor het feest dat die avond zal gehouden worden. Afgesneden van de werkelijkheid leeft in het huis een merkwaardig gezelschap. Het is het huis waar Agrippina met haar familie woont. Nou, ja, met wat voor haar familie doorgaat. Alleen Lupo is haar eigen zoon. Wibbe is een soort aangenomen kind, de meisjes Biba en Ebbe zijn min of meer opgedrongen kleinkinderen en Mar is een vondeling. In het huis gebeuren feiten die voor buitenstaanders nogal ongebruikelijk zijn. Dit veroorzaakt grote verwarring en zorgt voor vele misverstanden tussen de twee families. Aan het eind van de dag, verdwaalt Laurie in het bos naast het huis. Wanneer ze in een inrichting terecht komt, is ze helemaal overstuur. Ze wordt als een hysterica aanzien en de psychiater verdooft haar. Daar verneemt ze ook dat Wibbe eigenlijk een psychiater is, die zich bezig houdt met een project met geestesgestoorden in een fasehuis. Dit fasehuis is het huis van Agrippina. Wanneer Laurie bijkomt, zit ze met Max en de kinderen op een terras. Ze wil weten wat er die nacht gebeurd is. Maar Max zegt alleen dat ze in een inrichting verdoofd is geweest, waardoor ze allerlei nachtmerries heeft gekregen. Hij wil dat ze ophoudt met vragen te stellen zodat ze nu eindelijk aan hun vakantie kunnen beginnen. Maar Laurie moet kiezen: ofwel is alles waar gebeurd, inclusief haar verblijf bij de vreemde familie, ofwel is alles een droom geweest. Het is van grootste belang dat ze kiest. Het heeft op de één of de andere manier met overleven te maken.
4. Thema en motieven
1. Thema
Het thema van het boek is samen te vatten in twee vragen: “Wat is werkelijkheid?” en “Wat is normaal?”
Tijdens het lezen van het boek spoken die vragen voortdurend door je hoofd. Je vraagt je af of alle gebeurtenissen in het boek tot de realiteit behoren en die twijfel wordt nog versterkt op het einde van het verhaal. Dan weet Laurie zelf niet eens meer wat werkelijkheid is en wat niet. p.189: “Als haar herinneringen nu niet klopten, wanneer hadden ze dan wel geklopt? Was er ooit wel sprake geweest van de achter haar liggende jaren? Was er ooit wel sprake geweest van een leven met Max en de jongetjes? Ze moest kiezen: ofwel alles was waar gebeurd, inclusief haar nachtmerrie, ofwel alles was een droom geweest. Het was van het grootste belang dat ze koos. Het had op de één of de andere manier met overleven te maken.
De werkelijkheid komt ook vaak aan bod in het verhaal, er wordt over gesproken en over nagedacht.
p.8: Tot de vele problemen van Max en Laurie behoorde, dat ze een verschillende perceptie van de werkelijkheid hadden. Zoiets kan enorme gevolgen hebben.
p.54: “De werkelijkheid”, zei Ebbe kwaad, “wil nog wel eens tamelijk fantastisch wezen.” p.57: “De werkelijkheid bestaat pas, als je je er iets van aantrekt. Je moet de werkelijkheid de kans niet geven te bestaan.”
p.109: “Al wat verandert is onwerkelijk. De werkelijkheid is eeuwig en verandert nooit.”
Sommige personages en gebeurtenissen in het boek zijn zo raar, abnormaal dat ze moeilijk realiteit kunnen zijn. Kan je Agrippina, die bloed drinkt om jong te blijven, normaal noemen?
Of Sterre, die uit het zolderraam springt omdat ze vindt dat haar maandstonden haar walgelik maken en bang is om anderen met haar walgelijkheid te besmetten, is die normaal?
Misschien bekijk je het verhaal helemaal anders en vind je Laurie en haar familie abnormaal. Een echte buitenstaander zou het misschien wel heel moeilijk hebben om uit te zoeken wie in de “open instelling” thuishoort en wie niet.
De schrijfster bekritiseert onze maatschappij en alle mensen die in deze tijd leven en allemaal wel een beetje abnormaal zijn.
2. Titel
De titel “Buitenstaanders” geeft het thema van het boek heel goed weer. De personen in het verhaal en de gebeurtenissen staan buiten de werkelijkheid, zijn niet normaal. Ze staan buiten het gewone leven met de gewone dingen. Het gezin van Agrippina is helemaal afgesloten van de rest van de wereld en bestaat uit gestoorde mensen, buitenstaanders van de gewone wereld.
De beide gezinnen zijn ook buitenstaanders voor elkaar. Het gezin van Laurie komt plots binnenvallen in het leven van Agrippina’s gezin en hoort er helemaal niet thuis. Het zijn buitenstaanders. Ook Wibbe is een buitenstaander. Hij doet zich voor als één van de gestoorden die in het huis wonen, maar eigenlijk is hij een opzichter die het leven van Agrippina’s gezin moet observeren. Ook Marrie is een buitenstaander, want ze is een mongooltje en leeft in een eigen wereld die geen slecht kent. Laurie is buitenstaander in haar eigen gezin. Tussen haar twee zonen, die te jong zijn om zich zorgen te maken en haar man die altijd doet of er niets aan de hand is, zit zij alleen met haar verdriet om haar huwelijk dat niet is zoals het zou moeten zijn.
3. Motieven
Een heel belangrijk motief is de werkelijkheid. Van in het begin van het verhaal wordt je
geconfronteerd met uitspraken en visies over wat werkelijkheid is. (voorbeelden: zie thema) Elk personage ervaart de gebeurtenissen op zijn eigen manier, de werkelijkheid wordt steeds door andere ogen bekeken. Max en Laurie hebben bijvoorbeeld een totaal verschillende visie op de werkelijkheid. Dit is de oorzaak van hun mislukt huwelijk en onbegrip tegenover elkaar.
p8: Tot de vele problemen van Max en Laurie behoorde dat ze een verschillende perceptie van de werkelijkheid hadden. Zoiets kan enorme gevolgen hebben.
p.24-28: Vermoedelijk was dit het moment geweest waarop Max en Laurie in de problemen geraakt waren. Ze waren gestopt om te tanken. “Krijgen we een ijsje?” had het ene kind gevraagd. “Jullie krijgen niets,” had Laurie gezegd. Ze had gevlochten broodjes bij zich, die vond ze altijd zo feestelijk. En limonade voor de kinderen en ijskoude witte wijn voor Max en haar. Die zou inmiddels wel lauw zijn. Max was teruggekomen met in iedere hand een ijsje. “Dat mag niet van mama,” had het oudste jongetje gezegd. Ze had gehoopt dat ze snel een grapje zou kunnen bedenken. “Van mij wel,” had Max gezegd, “We zijn tenslotte met vakantie. Pak aan daar koel je lekker van af. Hebben jullie het niet te warm?” Ik stik, had ze gedacht. Zo voelde ze zich ook altijd als hij bij zijn thuiskomst alleen de hond aanhaalde. … Haar linnen mantelpakje was veel te warm. Waarom doe ik dit, had ze gedacht, waarom zit ik hier te smoren in die lappen? Ze had best geweten waarom ze dit deed. … “Knap, hè van pappie, hè?” had ze gezegd. Het had zo lief geklonken dat ze er vrolijk van was geworden. Zou ze haar hand op zijn knie durven leggen? Ze had vreselijk graag haar hand op zijn knie willen leggen. Ze had vreselijk graag gewild dat hij zijn hand op haar knie legde. … Toen hij bij het benzinestation ijsjes had gekocht, had Laurie meteen weer wat te zaniken gehad. … Hij had verwacht dat Laurie iets tuttigs zou zeggen. Maar ze had alleen maar haar eeuwige martelaarszucht geslaakt. Ik heb je wel door, had hij gedacht: je denkt dat het je iets zal opleveren wanneer je de vloer met je laat aanvegen, je denkt dat ik het prettig vind om een verliezer om me heen te hebben. …Zou ze dan nooit begrijpen dat ze hem zelf tot snauwen dreef, dat het ze het slechtste bij hem bovenhaalde, dat zij er verantwoordelijk voor was dat hij voortdurend uitgeput raakte van zijn eigen pesterijen? Als ze hem altijd aan als ze hem nu maar niet aanraakte, had hij gedacht. Ze raakte hem altijd aan als ze hem eerst woedend had zitten maken: ze manipuleerde hem de godgeslagen dag. … Nee, had hij gedacht, want waarschijnlijk hoop je op een ongeluk, zodat ik de rest van mijn leven in een rolstoel zit. Dan heb je me eindelijk waar je me hebben wilt. Als ik zelfs mijn eigen reet niet meer kan afvegen. p.119- 123: Max voerde Laurie min of meer met geweld naar buiten. Hij moest gezien hebben hoe Lupo naar haar keek, dacht ze blij. Ze voelde zich, nou ja, ze voelde zich in één woord geweldig. Pas toen het huis helemaal uit het zicht verdwenen was, zei hij iets. Hij zei: “Je raadt nooit waar we hier terecht zijn gekomen.” “In het aards paradijs, wat jou betreft,” zei Laurie. … “Jezus, Laurie, hang nou niet de onnozele maagd uit. Je zou toch niet willen dat ik je iedere scharrel opbiechtte? Wat heb je aan zulke eerlijkheid? Een keertje plat gaan, heeft toch niets met je huwelijk te maken?” … “Als je me daarnet mijn verhaal had laten vertellen, had je je onthullingen vast liever voor je gehouden. Je raadt nooit wat ik vanmiddag allemaal van Wibbe te weten ben gekomen. Die Lupo van je, die Agrippina, die meiden, het hele stel is stapelgek. Je logeert hier in een gesticht. Ze zijn wel niet gevaarlijk, zegt Wibbe, maar ze zijn beslist niet fris vanboven. Net iets voor jou, Laurie: een psychopaat in je bed. Dat zal wel heel opwindend zijn.” “Een gesticht? O Max, doe niet zo idioot. Waar zijn de hekken dan? En de bewakers? En de dokters?” …
Marrie ziet alles door een roze bril. Zij denkt dat de twee zonen van Laurie haar nieuwe vriendjes zijn, maar eigenlijk gebruiken ze haar alleen. Ze lachen met haar, martelen haar zelfs, maar dat begrijpt Marrie niet. Ze lacht enkel mee.
p.37-40: “Die meid voert ook geen donder uit om te helpen.” “Stomme griet.” … “Wat een stom rund,” zei de jongste. Hij kon het niet laten om een tweede plens water over haar uit te storten. Toen moest de oudste weer. En toen de jongste nog eens. … “Die debiel loopt zomaar in d’r blote kont!” “Omdat ze anders d’r broek volpoept!” “Wat een smerige stinkerd, hè?” “Ze moet eens goed op d’r blote lazer hebben, die smeerkees.” “Zullen we haar martelen?” stelde de oudste voor. Hij voelde zich enorm machtig. … Hij kreeg een onbedaarlijke lust om Mar te slaan en te schoppen tot het water uit haar buik zou spatten. … “O geluk, geluk, geluk!” zong Mar, haar kiezen klepperend als castagnetten, iedere keer als ze neerkwam. Vrienden maken doe je tenslotte niet elke dag.
Agrippina zag de werkelijkheid ook heel anders dan de Allesplakker. Hij gebruikte haar voor de seks, want hij raakte opgewonden van jonge meisjes. Zij was te naïef om dit te doorzien en dacht dat hij echt van haar hield. Doorheen heel het verhaal denkt zij met liefde terug aan de Allesplakker, die eigenlijk een gemene schurk was.
p.81-87: Die had wel een naam, maar daarmee sprak zijn wettige echtgenote hem al aan. Daarom vernoemde Agrippina hem naar het produkt waarmee hij zo kolossaal rijk geworden was: Allesplakkerlijm, De Lijm Die Alles Plakt. … Hij had een hartvervetting, een eigen kleermaker en een voorkeur voor jonge meisjes. … Lieve hemel, dacht Agrippina, nu zal ik wel verliefd worden. Al haar saaie, lange dagen had ze hierop zitten wachten, op een prins die haar zou redden van de armoe en de verveling. … Hij moest de ware zijn. De Allesplakker zocht een lichtgele jurk met pofmouwen en een gesmockt lijfje voor haar uit. Ze leek er wel twaalf in. Toen nam hij haar mee naar zijn appartement aan de rand van de stad en ontmaagde haar. “Doen we nu voortaan alles samen?” vroeg Agrippina. … “Je bent wel erg gul,” zei Agrippina met grote ogen. Dat was hij zeker. Daarom deelde hij haar ‘s avonds ook met zijn vier zakenvrienden. Ze vonden het allemaal een heel geslaagd feestje, alleen Agrippina moest de hele tijd huilen toen ze met z’n drieën tegelijk bij haar naar binnen probeerde te gaan. … “Dus als jij werkelijk van mij houdt, zul jij het ook gemakkelijk voor me overhebben om de dingen te doen die ik je vraag. … Haar geluk wankelde toen ze in hun tweede zomer zwanger raakte. De Allesplakker stikte zowat van woede. Hoe durfde ze zijn illusies zo verstoren! Hoe durfde ze op te houden een onschuldig kind te zijn! Hoe durfde ze een vrucht in haar buik te laten groeien! Hij liet haar barsten en vallen en verdween met slaande deuren. … “Ik begrijp niet wat ik ooit in je gezien heb. Nu je je jeugd verliest, blijft er niets meer van je over,” zei hij. … Na zijn vijfenzeventigste hield de Allesplakker op seksueel te functioneren. Hoe kon hij ook opgewonden raken van zo’n verloederd vod als zij, klaagde hij. Hij kocht een herdershond en richtte hem af. “Wat een moeite moet ik doen om bij jou nog iets te beleven,” zei hij terwijl de hond Agrippina naaide.
Een ander motief is de liefde. Het is een gevoel dat voortdurend leeft in het verhaal. Eerst
en vooral heb je Laurie, die wanhopig op zoek is naar liefde. Zij vindt haar leven mislukt omdat ze van Max niet de liefde krijgt die ze verlangt.
p.8: Sinds ze wist dat hij een vriendin had, besefte Laurie zelf ook dat ze gefaald had in haar opdracht in het leven, in de legitimatie van haar bestaan: nodig zijn voor anderen.
p.122: Hij had gelijk: ze was volkomen ongeschikt voor het leven. “Ik wil alleen maar een beetje liefde!” jammerde ze. “Dat haal je dan maar buiten de deur,” blafte Max. “Op liefde kun je geen bestaan bouwen. Wat je van mij kunt verwachten is fatsoen, een inkomen, een dak boven je hoofd en respect van je buren. Als je dat niet op z’n waarde weet te schatten, ben je een nog groter rund dan ik al dacht. Liefde! Wat koop je voor dat flauwe gezemel? Sentimentele versjes en rode rozen zijn niet de dingen waarop onze samenleving draait!” p.90: Ze kon voelen hoe haar huid begon te tintelen, hoe haar haren zich in zachte golven langs haar gezicht krulden, hoe haar wimpers groeiden en hoe haar iets te grote oren tot volmaakte schelpen slonken. Ze werd begeerd.”
Marrie houdt van alles en iedereen. Voor haar bestaat er geen kwaad op de wereld.
p.13: Haar verhouding met de kosmos was een verrukkelijk simpele. Mens en dier en tafelpoot werden door haar in gelijke mate en zonder onderscheid bemind.
Biba, Ebbe en Sterre houden ongelooflijk veel van elkaar. Het is uit liefde voor haar zussen dat Sterre zich uiteindelijk ook doodt, want ze denkt dat haar zussen anders besmet gaan worden met haar walgelijkheid.
p.134-135: Sterre kon zich evenmin concentreren. Het was niet de adembenemendheid van de avond die haar teruglokte, het was de aanwezigheid van haar zusters. … “Waarom zijn jullie me achternagekomen?” riep ze uit. Ebbe had maar twee woorden. “Uit liefde,” zei ze. Meteen had Sterre weer grond onder haar voeten. Ze herinnerde zich haar opdracht. Uit liefde. Ze ging uit liefde.
Lupo voelt zich gedwongen om van iedereen te houden en voor iedereen te zorgen. Soms wenst hij zelfs dat er niet zoveel mensen om hem heen zouden zijn om van te houden, omdat het zo’n zware taak is om iedereen lief te hebben. Hij schrijft ook liefdesbrieven voor mensen met liefdesproblemen om hen te helpen, want als er iemand is die alles van de liefde afweet, is hij het wel.
p.23: Hij zag zijn moeder pas toen hij haar stem hoorde. … “Liefde,” dacht hij, “wat een vreselijk ding”
p.45: Hij vond dat hij het mooiste beroep van de wereld had: anderen gelukkig maken.
p.66: Eindelijk drong het tot hem door dat er beroep op hem gedaan werd. Maar hij wilde haar verdriet niet kennen, want dan zou hij tot steun en troost verplicht zijn en voordat hij het wist helemaal met haar verstrengeld raken. Dat was vaak in een handomdraai gebeurd.
Dan heb je nog Agrippina’s liefde voor de Allesplakker en Wibbes liefde voor het hele zootje rare mensen in het fasehuis. Hij doet alles opdat hen niets zou overkomen, hij repareert stoelen, zet trapleuningen vast,… Met zijn project wil hij Agrippina en haar gezin de kans geven een gewoon leven te leiden in plaats van gevangen te zitten in een inrichting.
p.177: Wibbes stokpaard is dat men patiënten de vrijheid niet mag ontnemen om op hun eigen manier hun behoeften uit te werken. … Maar ze zijn geen van allen nog goed genoeg om op hun eigen benen te staan.
p.154-155: Wat dat laatste betreft, het hele huis was gevaarlijk. Een van de anderen projecten van arme Wibbe was het zo veilig mogelijk maken. Hij zou niet weten wat hij moest beginnen als hij er na Sterre nog een verloor. … Hij voelde sedertdien het tegenstrijdige verlangen, zijn huisgenoten in gecapitonneerde doosjes op te bergen - want wat zou er van hem worden als hen nog iets overkwam? …
De zwaan is ook een motief. Hij symboliseert eigenlijk Sterre en haar dood. Sterre wou
ook zo smetteloos als een zwaan zijn en wanneer ze bovenop het dak staat en haar dood tegemoet gaat, ziet ze in de verte zwanen. Het is net alsof ze hen tegemoet gaat. Biba en Ebbe herdenken Sterres dood ook elk jaar met een ritueel waarin zwanenvleugels heel belangrijk zijn.
p.72: Op dat moment verschenen er achter haar bazige gestalte plotseling twee grote, witte zwanen. In zweefvlucht scheerden ze voornaam over het water; geruisloos en zonder spatten daalden ze in de rivier en schudden hun schuimige veren. Ze waren prachtig. Ze waren smetteloos. “Nou?” zei Ebbe grimmig. “Ik wou dat ik een zwaan was,” zei Sterre.
p.134: Dit is het belangrijkste moment uit ons leven, dacht Ebbe. Ze mocht er geen seconde van missen. Maar het was net alsof ze alleen maar op dwaze, vergankelijke dingen kon letten. Ze staarde in de verte, naar de zwanen op de rivier. In het halflicht was hun witheid bijna verblindend.
p.139-141: Ze pakte de vleugels weer op en schudde het stof er af. Ze begaf zich opnieuw naar de rand van het dak. Ze wendde haar gezicht naar de verre rivier die in de grijsheid opglinsterde. Haar blik werd strak van concentratie. De wind streek door haar haar. Toen hief ze haar armen, een vleugel in iedere hand. … “Dag!” riep Ebbe en wierp de vleugels krachtig omhoog. Witblinkend bonkelden ze door de lucht, vonden hun evenwicht en zeilden in een serene zweefvlucht door de roerloze oneindigheid van de naderende nacht. Achter de bomen verdwenen ze met kalme gestaagheid uit het gezicht.
Het feest van Sterre is ook een motief. Het leidt de lezer doorheen het boek. Heel het
verhaal beschrijft de dag van Sterres feest, maar tussendoor komen er veel flash-backs voor. Vele hoofdstukken beginnen met “De voorbereidingen vergden de hele middag - er moest nog heel wat gebeuren.” Dit brengt de lezer altijd terug in het heden, bij de dag van Sterres feest.
Er zijn nog een aantal leidmotieven in het boek, zinnen die steeds weer herhaald worden, bijvoorbeeld om een flash-back in te leiden (“zo was het destijds verder gegaan”); of om terug naar het heden te gaan (“in het hier en nu”).
5. Personages
In het boek komen niet zo veel verschillende personages voor. Maar zij hebben elk hun invloed op het verhaal. Elk personage wordt ook uit verschillende standpunten door andere personages beschreven. Een echt hoofdpersonage is moeilijk aan te duiden, al speelt vooral Laurie een belangrijke rol in het verhaal. Andere belangrijke personages zijn Agrippina, Lupo, de meisjes, Max en Wibbe. Bijpersonages zijn de zoontjes, Marrie en Evertje Polder.
Laurie is een vrouw die haar leven vrij saai vindt en op zoek is naar avontuur. Ze vult haar dagen met het verzorgen van haar man Max en hun twee zoontjes. Haar huwelijk loopt niet van een leien dakje, Max heeft nl. een minnares. Door dit alles voelt Laurie zich “gefaald in het leven, in de legitimatie van haar bestaan: nodig zijn voor anderen” (p.7-8). Om haar verdriet te vergeten, eet ze ongeveer een pond kersenbonbons per dag (p.8). Als ze Lupo ziet, denkt ze dat al haar problemen in één keer zullen verdwijnen. Ze denkt dat hij verliefd is op haar en ze doet er alles voor om dit duidelijk te maken aan haar echtgenoot, die zich hier echter niets van haar aantrekt en haar zelfs uitlacht. Laurie is het enige personage in het boek dat een evolutie ondergaat. Ze krijgt nl. een ander beeld van haar relatie met Max en durft eindelijk op te komen voor zichzelf. Ze is dus een round character.
Max vult zijn dagen voornamelijk met het maken van carrière en bemoeit zich enkel met zijn gezin als zijn werk, zijn cricketclub of zijn maîtresse hem niet opeisen (p.7-8). Hij blijft enkel bij zijn vrouw vanwege het schandaal en de kinderen (p.65). Hij houdt veel van vrouwen en laat zich ook bijna onmiddellijk verleiden door Ebbe (p.49).
De twee zoontjes van Max en Laurie zijn twee speelzieke en vervelende kinderen met nogal wrede gedachten tegenover Marrie. Ze kunnen zich uren bezighouden met een onnozel spelletje en zien het huis van Agrippina als een enorm grote speeltuin.
Agrippina is schijnbaar de baas in het huis. Ze ziet de bewoners ervan als haar kinderen en kleinkinderen, al is enkel Lupo haar bloedeigen zoon en zijn vader is de Allesplakker, die Agrippina’s enige grote liefde was. Ze heeft ook een echte obsessie om jong te blijven en daarom drinkt ze vers bloed. Alhoewel ze in het grote huis omringt is door veel mensen, verlangt ze naar gezelschap. Ze vindt nl. dat ze niet genoeg in de belangstelling staat bij haar huisgenoten en wil haar vele verhalen wel eens aan iemand anders kwijt dan aan Evertje Polder.
Tot praktisch in de helft van het boek is het niet duidelijk dat Evertje Polder eigenlijk een hond is. Ze wordt nl. beschreven met menselijk eigenschapen, al viel het wel op dat ze nooit sprak. Ze is erg oud en volgt haar baas altijd zeer trouw. Omdat ze zo oud is, lijdt ze veel pijn. Lupo verlost haar dan ook van die pijn door haar dood te schieten.
Agrippina’s zoon Lupo houdt zich bezig met het gelukkig maken van mensen met liefdesproblemen. Hij schrijft nl. liefdesbrieven. Dit doet hem zich heel gelukkig voelen. Voor hem is liefde het belangrijkste dat er bestaat en hij houdt van iedereen.
Marrie wordt door de bewoners van het huis beschouwd als een vondeling. Ze is een mongooltje dat helemaal in haar eigen wereldje leeft en met de anderen geen rekening houdt.
De drieling wordt door Agrippina beschouwd als opgedrongen kleinkinderen. Ze zijn erg op elkaar gericht en communiceren zelfs in een eigen verzonnen taaltje waar anderen gek van worden. Elk van hun heeft specifiek karaktertrekken. Biba bezit een engelengeduld en is erg handig. Zij is de “doener” van de drie. Niemand vindt het moeilijk om van haar te houden. Ebbe is een erg koppige meid die erg op haar uiterlijk gericht is en haar volwassen worden alsmaar uitstelt. Ze stelt zich erg sensueel op tegenover mannen, zo verleidt ze Max. Zij is de denker van de drie. Sterre is enkele jaren geleden gestorven toen ze uit het zolderraam sprong. Ze pleegde zelfmoord omdat ze niet kon leven met de zogenaamde viezigheid die in haar leefde. Ze had de indruk dat er iets in haar buik huisde dat haar ziek en smerig maakte. Ze kon moeilijk verwerken dat de puberteit bij haar vroeger begon dan bij haar zussen. Hierdoor voelde ze zich anders dan hen. Zij was dus de voeler van de drie. De herdenking van haar dood is ook de reden van het feest dat gegeven wordt in het huis.
In het huis wordt Wibbe eerst beschreven als de stille klusjesman waarvan iedereen denkt dat hij uit een instelling is ontsnapt. Maar bij de ontknoping van het verhaal wordt duidelijk dat hij juist de enige normale is. Hij is nl. psychiater en houdt zich bezig met een project dat geesteszieke personen de kans geeft buiten de instelling in een fasehuis afgesloten van de buitenwereld te leven, zonder al te veel dokters in de buurt. Hij hoopt dat dit project een enorme wending zal geven aan zijn carrière als psychiater.
De personages uit het boek zijn niet echt levensecht, niet alleen omdat ze zo’n vreemde namen hebben, maar ook om hun erg bizarre en extreme karaktertrekken. Zoals bijvoorbeeld het vampirisme van Agrippina. Dit zal ook wel te maken hebben met het feit dat de bewoners van het huis psychiatrische patiënten zijn., want de andere personages zijn minder extreem, ook al hebben ook zij vreemde trekjes. Voor elk van de personages, behalve voor de zoontjes en Max dan, kan men een soort sympathie opbrengen.
6. Tijd
1. Vertelde tijd
Het verhaal speelt zich af in het verleden, in onze maatschappij, op een zomerdag (p.105) De totale vertelde tijd bedraagt ongeveer vierentwintig uur.
De tijd wordt in het boek beschreven door tijdsbepalingen. Bijvoorbeeld: “Toen”, dit is impliciet en “Zo was het destijds verder gegaan”, dit is expliciet, het is uitdrukkelijk. (p.105, 67, 60, 54) De tijd in het verhaal verloop niet chronologisch. De chronologie wordt nl. doorbroken door prospecties (p.143, 154) en retrospecties (p.10-28, 45, 54-58, 60-65, 67-72, 81-87, 93-99, 105-107, 128-130, 131-135, 28, 45, 54-58, 60-65, 67-72, 81-87, 93-99, 105-107, 128-130, 131-135, 152-135)
het komt ook voor dat verschillende situatie zich gelijktijdig afspelen, maar dan in de visie van verschillende personages. (p.44-48: gebeurtenissen; p.24-28: Max’ en Laurie’s gedachten)
In het boek komen ook tijdsversnellingen (p.28-31; 37; 124) en ook tijdsvertragingen voor (p.152-154)
Er is een traag ritme in het verhaal. Dit komt niet alleen door tijdsvertragingen, maar ook doordat Renate Dorrestein veel beschrijvingen gebruikt. (p.37)
2.Verteltijd
De verteltijd bedraagt 198 bladzijden. De vertelde tijd is dus niet veel korter dan de verteltijd. Dit komt dus door het trage ritme en de tijdsvertragingen. (zie hoger)
7. Ruimte
De plaats waar het verhaal zich afspeelt is onbekend, waarschijnlijk verzonnen. Het huis van Agrippina bevindt zich dichtbij het water en een autobaan en het is omgeven door bossen. Er is nergens een ander huis te bespeuren in de omgeving, de plaats is afgesloten van de rest van de wereld.
p.6: De weg was verlaten. Nergens waren er tekenen van menselijke aanwezigheid.
p.9: De oprijlaan was zo dicht begroeid dat hij haast onzichtbaar was. De ruimte is als een paradijs: het huis met de tuin, de bossen en het kikkereiland.
p. 51: “Het is hier zo vredig en ongerept.”
Er zijn enkele ruimtewisselingen, nl. wanneer Laurie in de psychiatrische instelling is en wanneer zij op het einde met haar gezin op een terras in het dorp zit. Op die momenten bevinden zij zich terug in de “normale” wereld.
De beschrijvingen zijn heel duidelijk en nauwkeurig, je kan je heel sterk inleven in de ruimte.
p.10: Als een dwaallichtje ging ze hen voorover de met donkere elzen overhuifde oprit. Het grindpad liep langs het huis een grote verwaarloosde tuin in. Er waren molshopen in het gazon. Op een afgebrokkeld muurtje zat een rode kater iets te eten dat alleen maar een muis kon zijn. Daarachter werden verspreid liggende bijgebouwen zichtbaar. Een loods van gegolfd plaatijzer. Een elegante maar; verveloze theekoepel. Een botenhuis dat over een zijstroompje van de rivier was gebouwd. Een woonwagen waarvan de deur openstond. Hier en daar stonden bakken met uitgegroeide geraniums, alsof iemand zonder doel of plan getracht had de tuin te verfraaien. Aan een boom hing een schommel. In een ouderwetse badkuip midden in het hoge gras lag een berg kinderspeelgoed. De beschrijvingen zijn sfeerscheppend, eerst lijkt alles prachtig, vredig, maar later geven de beschrijvingen meer een angstaanjagende, kille sfeer weer. De weersomstandigheden en het licht spelen hierin een belangrijke rol. In het begin van het verhaal is het dag, de zon schijnt.
p.28: Er was nog steeds geen wolk aan de knalblauwe hemel te ontdekken en de thermometer op de veranda wees achtentwintig graden in de schaduw.
p.124: “De lange middag was eindelijk voorbij, maar zoals dat op zomerdagen gebeurt, liet hij zich niet verdrijven door de avond. Hij bleef gewoon hangen met evenveel licht en warmte, leek het wel, als rond het middaguur.
Wanneer alles in het honderd begint te lopen en het verhaal gruwelijk wordt, is het nacht en onweert het.
p.186: Toen hij zwetend en met een dreunend hoofd zijn motor uit de schuur haalde, bliksemde het knetterend boven de rivier. Hij kon de geurige watermunt op de oever ruiken toen alles wit en zonder schaduwen oplichtte.
p.188: Ten gevolge van de regen was de onverharde weg vrijwel meteen zo goed als onbegaanbaar. Wibbe zwabberde van links naar rechts door de blubber, aan alle kanten bedreigd door neerslaand en weggorgelend water. Hij joeg door kuilen en plassen, met doodsverachting bonkte hij door kuilen, zijn nieren werden door elkaar gestampt en zijn hart zat in zijn keel.
Wanneer Laurie zich slecht voelt, ziet zij haar omgeving ook niet meer als een paradijs, maar als een donkere, onaardse ruimte.
p.77: Zwart afgetekend tegen het flitterend witte licht op de veranda bood Agrippina een spookachtige aanblik. In haar wijde middaggewaad leek ze wel een reusachtige vleermuis, slepend met de ingewanden van een prooi die bij nader inzien rafelende guirlandes waren Laurie schrok zich een hoedje toen zij haar daar zo zag rondwaren. Ze had zich een tijdje schuilgehouden, Laurie, in de donkere binnenkamers van het vermaledijde krocht, om haar wonden te likken of zoiets.
De ruimte komt dus duidelijk overeen met het gebeuren en de personages. De omgeving is vreemd en staat buiten de rest van de wereld, evenals de personages en de gebeurtenissen.
De kelder en het dak hebben een symbolische waarde. De kelder is een angstaanjagende plaats, waar Agrippina gruwelijke praktijken uitvoert. Zij kweekt er muizen die ze gebruikt om hun bloed te drinken.
p.30: Zonder het licht aan te doen vond ze haar weg tussen de bloembakken, verfblikken, teilen en emmers, die allemaal met kippegaas bedekt waren. Agrippina keek en keurde. In twee kolonies had er gezinsuitbreiding plaatsgevonden. Als haar verbruik niet zo groot was, zou er niet meer tegenop te voederen zijn. Haastig wierp ze wat graan in de bakken. Het schrille gepiep nam af. Het nerveuze getrippel bedaarde. Keurig rechtopzittend en hun eten met hun voorpoten omknellend, keken de muizen op naar hun voedster. Hun snorren trilden, hun ogen blonken. Ze stonken.
p.156: De atmosfeer was zo bedorven dat Max dacht te zullen stikken.
Het dak is de plaats waar Biba en Ebbe afscheid namen van Sterre, waarna ze haar naar beneden duwden. Elk jaar gaan de twee zusjes opnieuw op het dak staan en gedenken Sterre met een heleboel rituelen.
Helemaal op het einde van het boek schijnt de zon weer en is alles perfect. Het lijkt alsof alles een droom was en men nu eindelijk in de realiteit gekomen is.
p. 196: Wat een bui was dat vannacht,” zei de een. “Het is onvoorstelbaar dat het nu weer zo’n prachtige dag is. Het is net alsof het nooit geonweerd heeft,” zei de ander.
8. Gezichtspunt van de roman
In dit boek wordt de alwetende verteller gebruikt. Het gaat dus om een vertellende hij-roman of auteursroman. De verteller beschrijft elk personage en weet over elk personage de achtergrond, zodat we een duidelijk beeld krijgen van elk van hen. De verteller grijpt ook vaak terug naar het verleden, meestal in verband met de dood van Sterre.
p.105-107: Zo was het destijds verder gegaan…
Hij geeft ook zelf commentaar op de gebeurtenissen.
p.46: Er kon werkelijk van alles gebeuren, als je er even bij stilstond
Hij leidt ook verschillende gebeurtenissen in.
p.24-25: Vermoedelijk was dit het moment geweest waarop Max en Laurie in de problemen geraakt waren. Ze waren gestopt om te tanken…
Die inleiding bewijst ook dat de verteller boven het verhaal staat en dat hij weet wat er zich afspeelt op verschillende momenten.
9. Taal en stijl
1. Taal
p.6 smiespelen: fluisteren, smoezelen
p.7 legitimatie: 1. bewijs van iemands aanspraken
2. bewijs dat iemand de persoon is waarvoor hij zich uitgeeft
3. wettiging, toekenning van de staat van wettig kind
p.17 somnambule: slaapwandelaar, -ster; iemand die handelt in slaapachtige toestand
p.19 vegeteren: een plantenleven leiden; een onbewogen bestaan zonder enige afwisseling
hebben
p.19 ergo: bijgevolg, dus, derhalve; alzo
p.23 perceptie: (hier) resultaat van het waarnemen
p.24 honoreren: 1. als geldig erkennen, accepteren, betalen
2. honorarium geven voor
3. een plaats geven aan, opnemen
p.111 segregeren: afzonderen
p.115 desolaat: 1. troosteloos, diep bedroefd of terneergeslagen
2. in ontredderde, verwaarloosde toestand verkerend, insolvent, failliet
p.122 surrogaat: iets dat een andere zaak, die niet beschikbaar of moeilijk te verkrijgen is, moet
vervangen
2. Stijl
“Buitenstaanders” is geschreven in een zeer levendige taal.
p.19-20: Bo zat nog steeds op hem. Hij spon, hij likte zijn staart, hij mepte met een poot naar een bromvlieg, allemaal gelijktijdig. Het was om licht in het hoofd van te worden.
Renate Dorrestein maakt vaak gebruik van korte, duidelijke zinnen met een zeer eenvoudige zinsbouw met als gevolg dat het boek zeer vlot leest.
p.57: Het kan me allemaal geen donder meer schelen. Ik ga een bad nemen. Ik bloed. Ik ben smerig.
Er komen ook vele beschrijvingen in voor, maar deze zijn zeker niet langdradig of vervelend om te lezen.
p.80: Ze stormde alsnog naar binnen, sloeg de gazen deur achter zich dicht en ging woedend met haar vingers in de oren in haar stoel zitten schommelen tot ze er zeeziek van werd. Daarna beluisterde ze argwanend de stilte.
Af en toe komen er vreemde woorden voor. Deze komen vooral uit de citaten van Lupo. Het schept een mysterieuze sfeer.
p.91: Prediker 5: Laat uwe woorden weinig zijn.
p.184: Lao Tse: Zij die weten spreken niet, zij die spreken, weten niet. Jonathan Swift: Vlugge sprekers zijn gewoonlijk langzame denkers.
De auteur gebruikt vele herhalingen, vaak gescheiden door een witregel. Zo verbindt ze verschillende acties. Het lijkt alsof zij met woorden speelt.
p.190: De Psychiater barstte in lachen uit. “Wibbe, ouwe rakker!” “Ja, die vrouwen,” zei Wibbe - “Vrouwen!” riep Max uit. Hij boog zich over de besmeurde Biba. Het water droop uit zijn haren. Hij zei: “Je bent een onnozele hals”
p.192: “Als het beter ging met zo’n ernstig geval als Wibbe, dan was er voor iedereen nog hoop op een goede afloop.” - “Als dat maar goed afloopt,” zei de verpleegster toen Laurie knikkebollend in het zijspan geplaatst was.
Het verhaal is ook doorweven door letterlijke herhalingen.
vb: “Zo was het destijds verder gegaan”: p.54, 60, 67, 105, 128; “in het hier en nu”: p.58, 65, 72; “De voorbereidingen vergden de hele middag - er moest nog heel wat gebeuren.”: p.77, 88, 99, 102, 107, 114, 117
Minder frequent zijn de tegenstellingen. Zij hebben wel een grappig effect.
p.83: De Allesplakker wikkelde haar zorgzaam in haar jas en zette haar op straat
p.167: “…nu wisten ze in ieder geval zeker wat Agrippina niet aan het doen was. - Wat Agrippina op dat moment wel deed, was haar neus snuiten en het zweet van haar voorhoofd wissen.
10. Persoonlijk oordeel
Rut: Ik vond het boek zeer geslaagd. Dankzij de levendige taal, was het boek aangenaam om te lezen. Ook de flinke portie fantasie en humor die erin waren vermengd, vond ik schitterend. Maar wat mij eigenlijk het meest aansprak, was het feit dat je wordt meegesleept in de vervormde werkelijkheid van geestesgestoorden. Zo krijg je op het einde pas te horen dat Wibbe in plaats van klusjesman, dokter was. Dit maakt dat je helemaal afhankelijk van het boek bent en het maakt ook duidelijk dat je niets te zeggen hebt in de wereld der fantasie. Hoewel de roman helemaal niet spannend was, was het hoe dan ook meeslepend. Zo zit je aan het eind van het boek met de vraag of het nu allemaal echt gebeurd was of juist niets daarvan. Zo zie je maar hoe je een situatie kan relativeren. Kortom, ik vind het boek voortreffelijk en raad iedereen aan het te lezen. Laurence:
Ik vond “Buitenstaanders” een goed boek. Niet uitermate goed, maar zeker niet slecht. Het verhaal vond ik goed geschreven, het las zeer vlot. De taal en stijl stonden me wel aan en de personages wekte nieuwsgierigheid bij me op. Ik vond het boek spannend en wou het snel uitlezen om het einde re weten. Dit kwam doordat ik als lezer niet alle informatie bezat over de personages, bijvoorbeeld over Wibbe. Ik wil het boek zeker nog een tweede keer lezen, omdat ik dan nieuwe elementen ontdekken zal, die het verhaal zullen verduidelijken. Ik raad het ten sterkste aan omdat ik er plezier in heb gevonden om het te lezen. Veerle: Ik vond “Buitenstaanders” een heel goed boek. Het was heel leuk om te lezen door de originele taal en de vreemde gebeurtenissen. Elk personage heeft een uitgewerkt karakter, het ene al wat specialer dan het andere. Ik raakte al heel snel verdiept in hun vreemde gedachtengang en gedrag en begon zelf na te denken over wat realiteit was en wat niet. Vooral op het einde van het boek zit je met die vraag. Het boek was wel even spannend naar het einde toe. De spanning werd verwekt door de inhoud, Agrippina en de jongens zijn nl. plots verdwenen, het vleesmes is weg, … Dan begin je je natuurlijk meteen vanalles in het hoofd te halen. Ik zou het boek zeker nog een tweede keer willen lezen, omdat ik het thema en de personages heel interessant vind. Daarom zou ik het ook aan anderen aanraden, en ook omdat het in een heel plezante stijl geschreven is. Het is leuk om eens iets anders te lezen dan oorlogsverhalen moorden of boeken over jongeren en hun problemen. Dit boek is iets heel anders, “het staat buiten het gewone.” Zeker de moeite waard! Annelies:
Ik vond “Buitenstaanders” een heel goed en origineel boek. Het was heel erg boeiend en het doet je nadenken van het begin tot het einde. Het handelt over een niet alledaags onderwerp, waardoor het een eigen, mysterieuze sfeer creëert. Ook de gebruikte taal is origineel, die bijdraagt tot het vormen van die sfeer. De personages worden ook heel goed uitgewerkt, je krijgt er echt een duidelijk beeld van. Ik zou dit boek zeker iemand aanraden, omdat het een goed boek is. Maar ook omdat ik zelf nooit aan zo’n boek zou begonnen zijn en achteraf gezien heb ik er helemaal geen spijt van dat ik het toch gedaan heb. Zelf ga ik het zeker nog een keer lezen, gewoon omdat ik er zeker van ben dat je dan op andere dingen gaat letten en nog nieuwe dingen ontdekt. “Buitenstaanders” behoort zonder twijfel tot mijn persoonlijke top tien!
Esther: “Buitenstaanders” viel ook voor mij goed mee. Al zou ik het niet onmiddellijk beginnen ophemelen. Ik vond het zeer goed geschreven met een leuk taalgebruik. Vooral de citaten van Lupo vond ik erg geslaagd. De beschrijving van de verschillende personages was ook zeer goed uitgewerkt, je krijgt echt een duidelijk beeld. Wat ik minder leuk vond om te lezen, waren de ruzies tussen Laurie en Max, ik vond ze redelijk saai. Het onderwerp van het boek is zeker origineel en het doet je echt wel nadenken. Ik ben er nl. nog altijd niet uit wat nu echt en wat niet echt gebeurd is. Spanning zat zeker wel in het boek, wanneer de zoontjes op zoek zijn naar Marrie om haar te doden en wanneer Agrippina en het vleesmes verdwenen zijn. Ik ga het boek geen tweede keer lezen, zeker niet in de nabije toekomst. Ik zal het wel aanraden aan anderen waarvan ik zeker weet dat ze dit boek leuk gaan vinden. Het is nl. echt wel een genre op zich.
11. Bronnen
internet: http://odur.let.rug.nl/~gosse/nederlands/galery/GSlijters.html
http://scholieren.com
woordenboek: van Dale- Groot Woordenboek der Nederlandse Taal
bibliotheek: Literaire knipselkrant 1994: nr 10, nr 1, nr 2
Het Binnenhof van 7/12/1983
Haagse Courant van 17/10/1994
Leeuwarder Courant van 8/12/1993
REACTIES
1 seconde geleden
-.
-.
ik heb heel veel aan dit boekverslag gehad. hartelijk bedankt voor het plaatsen.
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Ik heb echt heel veel aan dit boekverslag. Het was heel uitgebreid en met verwijzingen uit het boek.
Thank you!
13 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
Mooi gedaan, ik gebruik hem als naslagwerk
12 jaar geleden
Antwoorden