Titel: Anansi’s web
Auteur: Lydia Rood
Jaartal eerste druk: 2000
Gelezen druk: eerste druk
Aantal bladzijden: 343 bladzijden
Verwachting over het boek voordat ik het ging lezen:
Ik denk dat Anansi’s web een spannend boek is omdat het gaat over de slaventijd.
Ik vind dit verhaal:
Meeslepend. Als je begint in het verhaal wil je het helemaal uitlezen. Dan krijg je een tijdsprong naar de volgende generatie. Ik moest me dan weer even in het verhaal inleven, maar dat ging heel snel. Het was dan weer even meeslepend als het vorige stuk.
Waar gaat het verhaal over? Wat is het eigenlijke thema?
Het thema van Anansi’s web is slavernij. Het verhaal gaat over de slavernij in Ghana en Surina van 1700 tot 1863. Drie generaties die afstammen van Kofi en Efua worden beschreven. Het verhaal begint bij Kofi die wordt weggevoerd uit Ghana naar Suriname. Daarna komt een verhaal over Yaha in Suriname die ontsnapt uit de plantages. Het derde deel gaat over Abeni die in de stad gaat wonen waar de slavernij is afgeschaft. Het laatste deel gaat over Weston die vanuit Ghana naar Nederland is gekomen om daar een toekomst te krijgen.
Wat vind je het mooiste / leukste / zieligste / engste / meest inspirerende / ontroerendste enz. deel van het boek? Geef ook aan waarom je dat deel gekozen hebt. Wat vind je het minst goede aan het boek? Leg ook duidelijk uit waarom.
Ik vind het zieligste deel van het boek het stuk dat Yaha het hoofd van haar man Labi op een stok gestoken die George in zijn hand heeft. George was haar jeugdliefde van vroeger. Een slaaf van een andere plantage die met zijn masra naar haar plantage komt. Ze ziet hem weer met het hoofd van haar vermoorde man op een stok. George belooft terug te komen maar wordt vermoord samen met zijn meesters door Kofi en de anderen.
Yaha’s baby overlijd dan ook nog en wordt dood geboren terwijl alle andere vrouwen gevlucht zijn voor de naderende Nederlandse expeditie.
Dit vind ik het zieligste gedeelte, omdat er verschrikkelijke dingen in gebeuren vlak achter elkaar.
Het minst goede aan het boek vind ik de omslag. Het plaatje aan de voorkant laat Helmi, Kofi en Weston zien. Het boek gaat eigenlijk maar voor een klein deel over hen. Het grootste deel gaat over de slavernij en de afstammelingen van Kofi en Efua. Er is ook een herdruk van dit boek onder de titel ‘Dans van het zwarte goud’. Op de voorkant van dat boek staan plaatjes van de slavernij en Kofi van Akuba met littekens op zijn wang. Dit vind ik beter passen bij het hele verhaal.
Fabel – Geef in maximaal 15 zinnen en in chronologische volgorde het verhaal weer:
Het verhaal begint in 1700 wanneer Willem met zijn vader mee gaat naar de Goudkust. Hij verblijft daar in het fort om het vak koopman te leren. Kofi, een slaaf, komt daar aan met een schip en ziet Willem. Na een kleine week wordt hij verder vervoerd naar de plantage Fortuin in Suriname. Hij ontmoet Efua en wil met haar trouwen. Dan krijg je weer een tijdsprong naar 1742. Yaha is de kleindochter van Efua en Kofi. Samen met haar broer, ook een Kofi, en nog meer slaven van de plantage ontsnappen ze op een avond en gaan in het bos wonen. Yaha trouwt met Labi en ze krijgen een kind asima. Dan gaat het verhaal verder over Abeni die naar haar oom Ruben in de stad Parimaribo gaat in 1863. Daar blijft ze uiteindelijk wonen en trouwt met Isaac en krijgt kinderen. In 2000 verlaat Weston, de acher-achter-achterkleinzoon van Abeni Paramaribo om in Nederland zijn geluk te zoeken. Weston ontmoet Helmi, die verre familie is van Willem, en Kofi die ook uit Ghana komt, en samen beginnen ze een toneelgroep. Ze spelen Anansi verhalen uit en gaan uiteindelijk naar Ghana om te bekijken waar Kofi en Willem in 1700 waren.
Genre – Tot welk soort verhaal kun je het gelezen boek rekenen? Er kunnen ook mengvormen zijn. Beargumenteer altijd je antwoord.
Anansi’s web is een historische roman. Het verhaal gaat terug in de tijd en beschrijft drie eeuwen van 1700 tot 2001. de verhalen worden met elkaar verbonden door het web van de spin Anansi. Zijn verhalen werden verteld door de slaven in Afrika. Deze verhalen werden doorverteld en in dit boek uitgespeeld door Helmi, Kofi en Weston in Amsterdam.
Personages – Geef een typering van het uiterlijk en het karakter van de belangrijkste personages. Geef per personage aan of het een type of een karakter is. Wat hebben de personages met elkaar te maken? Welke rol spelen de belangrijkste personages in het verhaal? Welke normen en waarden willen zij uitdragen?
Willem is een karakter. Hij gaat als koopmanszoontje mee naar het fort in Elmina in Ghana. Hij kijkt heel raar tegen de zwarte slaven aan, hij vindt het mensen en toch ook niet. Hij heeft van zijn vader geleerd dat de slaven afstammen van Cham. Cham was door God zelf veroordeeld tot een geknecht bestaan. Hij zelf is boven hen gesteld. In het begin is Willem een beetje bang voor de slaven maar hij vindt dat eigenlijk belachelijk. Hij leert van alles over de slaven en de volken die naar het fort komen om te handelen. Op een dag wordt er een groep slaven binnen gebracht. De meeste slaven hielden hun blik neergeslagen, maar één slaaf, Kofi van Akuba, loopt fier rechtop en kijkt Willem recht aan. Dat maakt Willem in de war en hij rent naar binnen.
Kofi van Akuba is een karakter. Hij wordt geboren als zoon van een slavin. Hij hoort bij het volk de Doma dat leefde in het bergachtige landscha rond Kumasi. Zijn moeder wordt op een keer geroofd door de Ashanti. Zijn moeder, Akuba, een type, moet werken voor de koning Osei Tutu. Kofi wordt vrienden met de zoon van de priester Yeboah, een type, maar op een dag wordt Kofi weggegeven aan een bevriend stamhoofd van de koning. Hij werd naar het fort gebracht en daarna doorvervoerd naar de plantages in Suriname. Hij bleef levenslustig en nieuwsgierig, niemand kon hem dat afpakken. Hij was ook slim en sterk. Op de overtocht verloor hij een keer de moed, maar zijn vriend Kwaku, een type, sleepte hem erdoor heen. Kofi moet op de plantage Fortuin werken. Kwaku is naar een andere plantage. Hij mag ook een keer mee op jacht, dat vindt hij geweldig. Hij voelt zich dan weer vrij. Hij vertelt Efua dat hij met haar wil trouwen. Efua, een type, geeft hem een armbandje van pitjes wat hij nooit meer af heeft gedaan.
Yaha, een karakter, is het achterkleinkind van Efua en Kofi. Zij moet ook op de plantage Fortuin werken. Op een nacht worden zij en haar halfbroer Kofi met nog wat andere slaven van de plantage geroofd door marrons, weggelopen slaven. Ze bouwden een bestaan op in de bossen, steeds vluchtend voor de blanke expedities. Yaha trouwt met Labi en ze krijgen een zoon Asimai. Op een keer word Yaha’s man Labi gedood door de blanken. Yaha, Kofi, Asimai en de andere mensen blijven in het bos wonen.
Abeni is een karakter. Ze is de achter-achter-achter-kleindochter van Asimai. Ze is ziek en wordt naar de stad gebracht waar haar oom woont. Ze werd gestraft door de bosgeesten omdat ze iets met Boni haar neef gehad schijnt te hebben. Ze moest om te genezen wat kruidendrankjes drinken en doen wat de ouderen zeiden. In het begin wilde ze terug naar haar familie in het bos, maar na een tijd raakt Abeni gewend aan de stad en blijft daar wonen. Ze voelt zich soms alsof ze de weg kwijt is, alle mensen in de stad zijn zo anders dan zij. Ze vroeg zich af waar ze met haar leven naar toe moest. Ze worden uitgenodigd voor een wintiprei, een feest waar Abeni naar toe kon leven. Daar ontmoet ze Isaac en wordt verliefd op hem.
Weston is een karakter. Hij is de acher-achter-achterkleinzoon van Abeni en gaat naar Amsterdam om de havo te doen. Zelf wil hij liever acteren. Hij maakt niet zo makkelijk contact met mensen en is verlegen op feesten. Hij ontmoet Kofi op een feest waar hij heen gaat met Brain zijn neef waarbij hij in huis woont. Kofi en hij raken bevriend. Kofi zit bij een theaterclub samen met Helmi. Helmi vraagt Kofi om de brieven van haar voorvader Willem te lezen en haar wat te vertellen over Ghana waar Kofi zelf vandaan komt. Helmi zit bij Weston in de klas en vraagt hem mee naar de theaterclub. Ze besluiten zelf een clubje op te richten en gaan Anansiverhalen uitspelen in Amsterdam. Deze verhalen werden vroeger door de slaven in Afrika aan elkaar vertelt. Uiteindelijk gaan Helmi, Weston en Kofi naar Ghana, waar vroeger het Fort stond waar Willem geweest was.
Perspectief – Welk vertelstandpunten / vertelperspecief wordt gehanteerd? Met welk doel? Als er sprake is van een bepaald perspectief, wie is die persoon dan? Wat voor invloed heeft dit perspectief op het verhaal volgens jou?
Het vertelperspectief dat in dit boek wordt gebruikt is dat van de alwetende verteller. Elk hoofdstukje gaat over een persoon en wordt verteld uit de ogen van die persoon. Je krijg een goed beeld van het verhaal, omdat het steeds van twee of drie kanten belicht wordt. Het eerste deel van het verhaal bijvoorbeeld wordt verteld vanuit het standpunt van Willem. Daarna vanuit het standpunt van Kofi en dan weer van Willem.
Tijd – Wat is de verteltijd? Wat is de vertelde tijd? Word het verhaal chronologisch verteld of juist niet? Is er sprake van flash-backs of flash-forwards? Leg uit! Waarom zijn die tijdselementen voor het juist begrijpen belangrijk? In welke tijd speelt het verhaal zich af?
De verteltijd is van 1700 tot 2000 met grote tijdsprongen erin. De vertelde tijd is 337 bladzijden. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld. Er zijn steeds flashbacks en flashforwards. Eerst wordt er een verhaal van Anansi verteld uitgebeeld door Helmi, Kofi en weston. Daarna volgt het verhaal over Willem en Kofi in 1700. Dan komt er weer een toneelstuk tussendoor en gaat het verder met het verhaal van Kofi die naar Suriname wordt gebracht. Weer een tussenspel en dan gaat het verhaal verder over Yaha die ontsnapt uit de plantage in 1746. Na het volgende tussenspel gaat het over Abeni en de breuk met het bos. Abeni gaat namelijk in 1863 naar de stad en blijft daar ook wonen. De slavernij is dan al afgeschaft. Na het volgende tussenspel gaat het over Weston die net aan is gekomen in Nederland. Het laatste stuk gaat over Weston, Kofi en Helmi die in Ghana zijn, de plaats waar het allemaal begonnen is.
Ruimte – Waar speelt het verhaal zich af? Denk niet alleen aan plaatsen maar ook aan het milieu waarin de hoofdpersonen zich bevinden. Beschrijf daarna minimaal twee belangrijke ruimtes voor het verhaal. Waarom zijn deze belangrijk voor een goed begrip van het verhaal?
Het verhaal speelt zich af op verschillende plaatsen. Het speelt zich af in Elmina bij het Dort Sint Joris, op de Atlantische oceaan, in Suriname, in het bos in Boven-Suriname, in Paramaribo in Suriname en in Amsterdam. Het verhaal speelt zich af in een ander milieu dan waar wij nu in leven. Het gaat over de tijd van de slavernij. Je krijgt een beeld van de slavernij van twee kanten. Je leest hoe Willem, een Nederlandse jongen, en hoe Kofi een slaaf tegen de slavernij aankijken en wat ze ervan vinden. Beide vinden ze het andere ras erg raar. Zelfs als de slavernij is afgeschaft kijken de mensen uit de stad uit de hoogte neer op Abeni en de rijke blanken verwachten dat ‘de zwarten’ nog steeds voor hen aan de kant gaan.
Het Fort Sint Joris is een handelsfort aan de Goudkust. Er is een torenkamer waar Willem verblijft. Er zijn zalen, een keuken, slavenverblijven en het hol. Het hol is een donkere kamer zonder licht en zuurstoftoevoer waar de slaven in moeten als ze straf hebben. Ook is er een grote binnenplaats waar allerlei mensen door elkaar heen lopen, slaven en blanken. Het fort wordt bewaakt door soldaten. Het is handig om een beeld van het fort te hebben, dan kan je je beter inleven in de gebeurtenissen die Willem en Kofi daar meemaken.
De plantage Fortuin is een plantage in Suriname. Er staat een groot huis van de masra, de meester, en er zijn kleine slavenhutten. De mannen en vrouwen moeten de hele dag werken op het veld. Sommige vrouwen moeten in het huis van de masra werken of koken. Efua moet dat ook. De plantage ligt aan een rivier en is omringd door een groot woud.
De plantage is een belangrijke plek voor het verhaal omdat een groot deel zich daar afspeelt.
Thema – Formuleer het thema, ondersteen je keuze d.m.v. gegevens die je ontleent aan de ruimte, personages, fabel en perspectief.
Het thema van Anansi’s web is vrijheid en slavernij. Het gaat over de slaventijd en de ontsnapping uit de plantage op weg naar de vrijheid. Na de afschaffing van de slavernij zijn ze echt vrij en hoeven de afstammelingen van Kofi en Efua niet meer op de vlucht voor de blanke expedities.
Het thema geeft zicht op normen en waarden die in het werk aanwezig zijn. Welke normen en waarden ben je tegen gekomen in dit werk? Ondersteun je keuze d.m.v. gegevens die je ontleent aan thema, fabel en perspectief.
De basisregel in dit boek is vrijheid en gelijkheid. Iedereen is tegenwoordig vrij om te doen wat hij/zij wil. In de tijd van de slavernij was dat niet zo. De blanke overheersers stonden boven de slaven in de sociale rangorde. De blanken keken neer op de slaven, volgens hen is dit in overeenstemming met de bijbel. Deze slaven zagen ze als koopwaar en niet als mensen.
De slaven hebben zelf ook andere normen en waarden dan de blanken. Zij moeten altijd gehoorzamen aan de ouderen en de bosgeesten. De blanken noemen dit bijgeloof, maar volgens de slaven bestaan de geesten van het bos echt. Ze begraven de navelstrengen van hun kinderen bij hun voorouders. Elke dode krijgt een rituele begrafenis zodat zijn geest een plek in kan nemen bij zijn voorouders. Anders blijft zijn geest rondzweven en dat is slecht voor de rest van het volk. De blanke overheersers zijn rare mensen met een huid zoals een lijk en stijl recht haar wat slap naar beneden hangt zonder levenskracht. Het is maar net van welke kant je het bekijkt.
Bestudeer de literaire geschiedenis waarin dit werk thuishoort en geef een bespreking waarbij je de eventuele periode/stroming waartoe het werk of de schrijver behoort, de voorafgaande en de komende betrekt. Wees kritisch, niet elk boek of elke schrijver past probleemloos in de periode/tijd/stroming waartoe het zou moeten behoren. Kijk hiervoor naar het jaartal van de eerste druk en kijk of de schrijver tot een bepaalde groep of stroming behoort.
Anansi’s web is geschreven in het jaar 2000 door lydia rood. Ze schreef haar eerste boek uit in 1982. Dit boek heet ‘Een geheim pad naar gisteren’.
Sinds de jaren tachtig is er in de jeugdliteratuur een belangrijke ontwikkeling te zien op het gebied van de vorm. De boodschap is niet meer het enige dat van belang is, ook de esthetische kwaliteit gaat meetellen. Van den Hoven noemt het kenmerk van deze stroming de ‘esthetische sensibilisering’. Rita Ghesquire (Ghesquire 2000) meent dat men in dit literaire genre de jeugdliteratuur als kunst beschouwt. Al met al nemen deze literaire jeugdromans steeds meer kenmerken over van de volwassenenliteratuur: de grenzen zijn aan het vervagen en worden steeds gemakkelijker en vaker overschreden. Naast de ontwikkelingen binnen de romans vinden er veranderingen plaats in het literaire veld. Een toenemend aantal auteurs voor volwassenen gaat ook kinderboeken schrijven en omgekeerd gaan auteurs voor kinderen ook voor volwassenen schrijven zoals Lydia Rood doet.
Bron: http://home.student.uva.nl/n.vanalbada/illustratieve_tekst.htm
Schrijf een korte biografie van de schrijver. Gebruik de gegevens die voor het door jou gelezen boek van belang zijn. Gebruik hiervoor minimaal 3 bronnen en maak daarvan jouw eigen samenvatting.
Lydia Rood is geboren op 23 mei 1957 in Velp. Ze is de oudste dochter en heeft nog vier broertjes en een zusje. Er wordt van haar verwacht dat ze zich lief, rustig en zorgzaam gedraagt, maar ze is zelf avontuurlijk, druk en eigenwijs. Ze leest haar broertjes en zusje voor uit haar dagboek waarin ze verhalen schrijft.
Na het behalen van haar VWO diploma in 1975 gaat Lydia Rood Spaans studeren aan de Universiteit van Amsterdam en journalistiek in Utrecht. In 1982 geeft ze haar eerste boek uit ‘Een geheim pad naar gisteren’. In 1984 studeert ze af voor journalistiek en wordt redacteur buitenland bij de Volkskrant. Haar man Bert Bakker heeft ze in 1975 op school leren kennen. Hun relatie duurt twintig jaar, de laatste drie jaren daarvan zijn ze getrouwd.
In 1985 krijgt ze een dochter, Roosmarijn, over wie ze verschillende kleuterboeken schrijft, zoals bijvoorbeeld ‘Gebakken moeder met spek’. Tijdens de hongerstaking in de Haagse Agneskerk leert Lydia Rood Mohamed Sahli kennen. Ze trouwen op Valentijnsdag 2000, met dochter Roosmarijn als bruidsmeisje.
Lydia en Mohamed schrijven ook samen een paar boeken. Hun verhalen spelen zich af in Marokko, waar Mohamed is opgegroeid. Een deel van hun tijd brengen ze in dat land door, waar ze een huis hebben aan de Middellandse Zee.
Bronnen:
http://www.lydiarood.nl/paginas/rest/intro.htm
http://www.schrijversinfo.nl/roodlydia.html
http://www.schrijversnet.nl/roodbio.htm
http://www.thomasensenior.nl/boeken_lydiarood.html
Schrijf een gedeelte uit het dagboek van een of meerdere personen.
Uit het dagboek van Willem:
Lief dagboek, Fort sint Joris, Elmina, 11 April 1700
Stomverbaasd werd ik wakker. Waar ben ik? Langzaam kwam ik tot besef dat ik in de torenkamer had geslapen. Na die ellendelange zeereis eindelijk weer op het vaste land.
Door een van de ramen keek ik naar de binnenplaats. Het regende. Er liepen soldaten met rode gezichten helemaal nat van de regen en zwarte mensen met weinig kleren aan. Ze droegen water in houten emmers en zakken met meel of graan zomaar op hun hoofd! En daarbij liepen ze rechtop als kaarsen. Eigenlijk zagen de soldaten er vergeleken met hen maar zielig uit! Maar dat kan natuurlijk niet…
Opeens kreeg ik het warm en benauwd. Er was gelukkig niemand anders in de kamer. Beneden op de binnenplaats liep een vrouw met blote borsten. Ik staarde naar de donkerbruine zwiebels die uitliepen in zwarte punten tot de vrouw om de hoek verscheen.
Wat had ik een honger en ik zweette als een otter. Het bleef hier warm ook al regende het. Ik kleedde me aan. Ik hoorde stemmen van de binnenplaats beneden komen. Mannen die iets aan het trekken waren. Ik popelde om meer te zien van deze plek, waar ik het komende half jaar door zal brengen.
Ik ging naar beneden en opende de zware eikenhouten deur met de gietijzeren klink. Deze deur is zeker weten door vaklieden uit Nederland, mijn land, gemaakt zo mooi als het er uit zag. Ik rook het eten van beneden al. De geur van gekookte gort en warme suiker. Ook andere geuren, luchtjes van iets wat ik niet ken. Ik volgde op goed geluk mijn neus, een poort door naar een andere binnenplaats. Daar staat een gebouw, wat op een kerk leek, maar dat was het niet. Er lagen allerlei goederen opgeslagen. Zwarte mannen brachten nog meer goederen op hun hoofd. Ik durfde ze niet aan te kijken en gluurde vanuit mijn ooghoeken naar die zwarte mensen. Ze hebben ogen zo bol als kikkerogen, het wit ervan was rood of geelachtig. Hun lippen zijn paarsig van kleur en dikker. Hun neusbruggen leken wel plat geslagen.
Het zijn mensen, maar toch ook niet.
Het stopte met regenen en alles begon te dampen. Ik keek even naar de tegels die zichtbaar opdroogden en liep toen door, ik had vreselijke honger van dat slechte eten op het schip. Aan de zijkant van het opslaggebouw is een afdakje met een enorme ketel. Er stond een reusachtige zwarte vrouw naast met een houten pollepel in haar vlezige hand.
Waaah, ik deinsde achteruit. Kreeg ik eten van dat monster? Ze wapperde met haar hand en bedoelde dat ik dichterbij moest komen. Aarzelend deed ik een stap naar voren. De vrouw schraapte wat pap in een houten nap en duwde die in mijn hand. Ik kreeg ook een stuk brood toegestopt. Ik was nog wel een beetje bang voor die vrouw, maar bedacht me dat zij ook een afstammeling is van Cham, en daar hoef ik dus niet bang voor te zijn.
Mijn vader kwam eraan. Hij commandeerde zonder angst die sterke zwarte mannen. Papa wees mij de factoor aan en stelde mij voor aan hem. Toen hij weer wegliep mompelde papa dat het een ambitieuze kerel is. Maar hij heeft er de pest in dat hij geen gouverneur geworden is en zal wel niet lang blijven.
Na het lezen vind ik dit boek… Leg ook uit waarom dat zo is.
Na het lezen vind ik dit boek een aanrader voor anderen. Het is erg spannend en meeslepend geschreven. Het leest makkelijk, hoewel je wel even moet wennen aan de tijdsprongen in het verhaal. Vooral de verbanden tussen de verschillende generaties moet je goed doorhebben. Het is een supermooi verhaal. Ik vind boeken over de slaventijd erg mooi om te lezen.
Neem de zin over en vul aan: ik begrijp dit verhaal (totaal niet; niet; wel; helemaal)
Leg uit waarom dit voor jou zo is.
Ik begrijp dit verhaal helemaal. Ik snap de banden tussen de generaties, achterin het boek staat ook een stamboom en een lijst van Afrikaanse woorden die in de tekst zijn opgenomen. Je komt er achter wie de jongens en het meisje zijn die de Anansi verhalen spelen. Ook ontdek je op het laatst dat Helmi verre familie is van Willem waar je in het begin over gelezen hebt.
De tijdsprongen zijn te begrijpen. Eerst moet je dan weer even in komen in het verhaal,maar dat gaat heel snel. Het is erg handig dat er jaartallen bij staan, dan snap je het beter.
Kijk nog een naar opdracht 2. Ben je geneigd na het maken van dit leesverslag een andere mening te geven?
Nee, ik vind het verhaal nog steeds meeslepend. Het blijft voor mij een super mooi boek, echt een aanrader.
REACTIES
1 seconde geleden