Amor fati door Abel J. Herzberg

Beoordeling 8.6
Foto van Cees
Boekcover Amor fati
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 2728 woorden
  • 13 juli 2005
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
55 keer beoordeeld

Boekcover Amor fati
Shadow
Amor fati door Abel J. Herzberg
Shadow

Gebruikte editie De eerste druk verscheen in november 1946. Voor deze samenvatting is gebruik gemaakt van de zesde druk als Salamanderpocket van uitgeverij Querido te Amsterdam. De bundel opstellen bestaat uit 127 pagina’s. Op de donkerpaarse voorkant staat een wit kader waarin de naam van de schrijver en van de bundel staan. Op de achterkant van de Salamanderpocket staat het voorwoord van de bundel afgedrukt.

Ondertitel De ondertitel van de bundel luidt: “De aanhankelijkheid aan het levenslot.” Dit is de letterlijke Nederlandse vertaling van Amor Fati (liefde voor het noodlot).

Genre De bundel bestaat uit zeven opstellen (essays) over de ervaringen van Herzberg in het concentratiekamp Bergen-Belsen, waar hij gedurende de oorlog vanwege zijn jood-zijn werd gevangen gehouden. Hij overleefde het vernietigingskamp.

Titelverklaring Het laatste opstel uit de bundel heeft de titel van de gehele bundel. Zie daarom voor de verklaring van de titel onder Samenvattingen.

Motto Het motto is afkomstig uit het Oude Testament (Leviticus 26 vers 44) “…ook als zij in het land van hunne vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen.” Het is een mooi motto waarmee in de Bijbel wordt aangegeven dat God de joden in den vreemde (lees Egypte), altijd zal blijven steunen, omdat hij tenslotte hun God is. Je mag het concentratiekamp Bergen-Belsen vergelijken met de periode van de Egyptische slavernij in de Bijbel. God leidde de joden tenslotte aan de hand van Mozes naar het Beloofde Land. Dat geldt ook voor de joden die de concentratiekampen wisten te overleven.

Opbouw bundel De bundel begint met een voorwoord van Herzberg, waarin hij aangeeft dat hij op verzoek van velen, de artikelen die hij geschreven heeft in De Groene Amsterdammer, zal uitgeven in een bundel. Daarna komen zeven opstellen over hoe het in het concentratiekamp Bergen-Belsen toeging. De meeste opstellen worden in de ikvorm geschreven. Maar in enkele verhalen is wel vertelafstand te merken. Daarom wordt in algemene stijl iets over de gebeurtenissen in het kamp verteld, waarna Herzberg pas in de slotregels zijn eigen mening geeft.

De thematiek of problematiek Het sterke van de bundel opstellen is dat Herzberg de inhoud tijdlozer maakt. Dat is een knappe prestatie voor iemand die zojuist jaren gevangen heeft gezeten in een concentratiekamp, dat overleefd heeft en kort na de oorlog in een aantal beschouwingen daarop terugkijkt. Hij stelt in zijn laatste verhaal dat het niet alleen de Duitsers zijn die zo gehandeld hebben. Wanneer Hitler joden de kans had gegeven zich aan te sluiten, hadden velen daaraan gehoor gegeven. Net zoals hij in de verhalen van “Scharführer X”, “De capo’s”of “De griet” aangeeft dat het gewone mensen zijn die in die bijzondere positie dingen doen die je niet van hen zou verwachten. Heel duidelijk stelt hij dat in het verhaal “De capo’s”. Deze mensen waren bevoorrechte gevangenen die de andere gevangenen controleerden: ze primus interpares (de eerste onder de gelijken). Hij zegt dat je die mensen ook na de oorlog herkent in een aantal beroepen: in de oorlog zouden dit ook de capo’s geweest kunnen zijn. Kortom, wanneer mensen in de gelegenheid komen over anderen de baas te spelen of de maat te nemen, dan grijpen ze die kans. Zeker wanneer mensen geen persoonlijkheid zijn, zoals bijvoorbeeld de Scharführer X-en, die lege persoonlijkheden zijn en de macht grijpen wanneer ze in de gelegenheid zijn. Van kleine wreedheden gaan ze steeds verder in hun Befehl-ist-Befehl-gevoel. Alleen de mens met een sterke persoonlijkheid zal zich aan die ontwikkeling kunnen onttrekken. In het laatste opstel “Amor fati” geeft hij aan dat de vervolging door de heiden het levenslot van de joodse stam zal blijven: er zullen altijd heidenen zijn die andere groepen mensen de schuld geven van het onheil in de wereld. (Herzberg heeft daarin gelijk gekregen wanneer je de geschiedenis vanaf de Tweede Wereldoorlog bekijkt: vgl. de situatie in Irak met de tirannie van Saddam Hussein, die zich ook al richtte op de vernietiging van de joodse staat). Dat is dus meteen de kracht van de opstellen: ze gelden niet alleen voor de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Ze gelden ook nog voor vandaag.

Samenvatting van de opstellen

Voorwoord Herzberg wil de opstellen die hij in De Groene Amsterdammer heeft geschreven op verzoek bundelen, omdat hij hoopt dat de samenleving begrijpt wat er in de concentratiekampen gebeurd is. Uit de vele subjectieve verslagen van personen moeten lezers in staat worden geacht een objectief oordeel te vormen dat van belang is voor de bejegening van het Duitse volk en voor de eigen toekomst. Hij hoopt dat de kennis het inzicht zal bijbrengen dat het in de toekomst anders zal moeten.

Scharführer X Na de oorlog moet Joseph Kramer, de commandant van Bergen-Belsen, terecht staan en Herzberg herinnert zich de gewetenloosheid van de Duitsers in het concentratiekamp, de meedogenloosheid met de slachtoffers en de talloze naakte lijken die vaak met een lach door de bewakers werden bekeken. Hij vraag zich af hoe iemand zo kan worden. Daarom noemt hij dit opstel Scharführer (=sergeant) X. Het kan namelijk iedereen zijn. Het waren echt niet allemaal misdadigers, de Duitse bewakers. Natuurlijk zaten er wel enkelen onder. Het probleem was juist dat de Scharführers X volgens de schrijver helemaal niets waren: nl. lege mensen zonder een eigen overtuiging, die zich dus door Hitler en de zijnen lieten manipuleren. Het waren juist gewone mensen met een huisje-boompje-beestje mentaliteit die hun geweten moesten smoren. En na de ene kleine wreedheid waarmee ze begonnen, volgden er andere. De gewone lege man ging slechte dingen doen en het werd allemaal steeds erger. Is dat typisch Duits? Misschien op grond van de historische ontwikkelingen is er een zeker voorbestemd-zijn te constateren, maar stelt Herzberg terecht: zijn er niet overal mensen die leeg zijn en geen eigen mening hebben. Is het niet een universeel verschijnsel onder mensen, dat men zijn geweten kan sussen. En de goden, hebben zij niet overal verschrikkelijke dorst?

De capo Op een dag komt Joseph Kramer het kamp binnen en maakt bekend dat de Judenaltäster (oudsten van de joden) worden afgeschaft en dat er een nieuws soort bewakers zal worden ingesteld: de capo’s. Het zijn gevangenen die goed moeten opletten wat de andere gevangenen doen. Het zijn eigenlijk bevoorrechte gevangenen: ze krijgen meer eten en kleding en ze moeten als aandrijver (soms als spion) van de andere gevangenen dienst doen. Ze moeten opletten op de verdeling van het voedsel etc. Ze werden soms als verraders beschouwd, maar gedragen zich toch niet al te wreed. Eén van de redenen was dat Bergen-Belsen een Vorzugslager was ( kamp voor bevoorrechten) en dat het een gemengd kamp was, waar dus ook vrouwen zaten. Omdat ze goed doorvoed waren, hadden ze een lichamelijke aantrekkingskracht op de vrouwen. Er waren vrouwen die de grens tussen sterven en vrijen niet zo nauw trokken, maar het had wel toch gevolg dat er een zekere matiging in de relaties ontstond. Een tweede element waardoor capo’s minder hard optraden, was de aanwezigheid van goud. Er werden nogal wat privileges verleend in ruil voor ringen, kettingen etc. Capo’s waren geen nazi’s, maar de Duitsers maakten hen tot vijanden van hun vijanden. Geef zulke mensen de macht in handen en ze doen dingen die ze anders niet zouden doen, omdat ze net een beetje meer macht hebben dan de ander. Mooi is de laatste alinea van Herzberg. Het ligt allemaal niet zo ver achter ons als we denken. “Ge kunt ze met de vinger aanwijzen, in besturen,verenigingen, regeringslichamen, op kantoren en fabrieken, onder ambtenaren, militairen, sociale werkers en organisatoren, wie in een concentratiekamp capo zouden zijn geworden en wie niet.”

De Griet In elk kamp zou je haar kunnen aanwijzen: de vrouw die als bewaakster van de gevangenen fungeert. De blonde Irmy, getrouwd en een kind, soms nog een tweede kind, maar direct daarna weer naar het kamp overgebracht om gevangenen te bewaken. Haar taken? De lakens op de bedden moesten zo strak liggen als luciferhoutjes. Per dag trok ze dan ook twintig lakens van de bedden af met als straf: de onthouding van het wekelijkse klontje boter. Soms sloegen ze de gevangenen als ze rommel produceerden. Een enkele keer toonde ze haar meelevendheid, bijv. toen er een baby werd geboren. Irmy zei: “wanneer jullie allemaal worden doodgeschoten, red ik de kleine.” Ook het eten van koolraap was geen onverdeeld genoegen. Herzberg vraagt zich af wat er met zulke types vrouwen is gebeurd. Ze hebben niet terechtgestaan wegens oorlogsmisdaden, misschien zijn ze een Engelse militair tegen gekomen en hebben ze hun gedrag t.o.v. hun gevangenen tegen hem gerechtvaardigd. De Joden waren zo vies en lui, ze konden hun bedden niet opmaken en ik moest dat controleren. Ze hadden ook altijd iets te klagen: bijvoorbeeld het eten van koolraap. Op de vraag van de militair of ze wel eens joden geslagen had. Nee, dat was toch verboden.

Onder de linde In het kamp Bergen-Belsen bestond een eigen rechtspraaksysteem onder de gevangenen. Vanwege de honger werd er veel eten van elkaar gestolen. De Duitsers stimuleerden het idee van de joden om voor eigen rechter te spelen. Dat gebeurde onder de linde, hoewel er geen linde in het kamp te vinden was. Het is een symbolische benadering uit de Germaanse stammen, toen het stamhoofd onder de lindeboom recht sprak. Er zijn drie rechters in het kamp en een procureur-generaal. Op het appelterrein was de zitting openbaar. Herzberg geeft aan dat hij zelf procureur-generaal was (aanklager). Hij noemt een aangeval gevallen van diefstallen. In het begin is er erg veel belangstelling voor de openbare behandeling, later zwakt die erg af. Ze veroordelen mensen die gestolen hebben tot de bunker, waar ze op water en brood moeten leven. Schrijnend is dat ze mensen die wel eens veroordeeld zijn in hun fouten terugvallen, maar soms komt het niet eens meer toe een rechtzaak, omdat ze in de tussentijd gestorven blijken te zijn. Ook triest is de zaak van een geestelijk gehandicapt jongetje dat ook alle steelt, maar ook van alles wordt beschuldigd, omdat hij toch altijd alles bekent. De commandant van het kamp vindt de straf van de bunker niet zo goed: hij deelt liever stokslagen uit. Daarmee komt een einde aan het systeem .Aan het einde van dit opstel geeft Herzberg aan dat er velen in die tijd gestorven zijn: dieven, advocaten en rechters. In een mooie slotzin geeft de schrijver aan dat je in de stilte die er daarna heerste de stem van de Hemelse rechter kunt horen: “Ik heb ze vergeven. Volgende zaak.”

Om een zin Elke morgen gebeurden er in het kamp twee dingen tegelijkertijd. Enerzijds was er het appèl, waarbij de gevangenen werden geteld. Eigenlijk een zinloze zaak, want er kon gewoon niemand ontsnappen. Maar het was een bezigheid die soms uren kon duren en zo werd je met recht bezig gehouden. Anderzijds kwamen elke dag de paarden de doden ophalen. Herzberg beschrijft de koetsier van de kampwagen als Charon (de mythologische veerman van de Grieken die de doden naar de onderwereld brengt). Omdat Bergen-Belsen een kamp van bevoorrechten was, mochten familieleden achter de lijkwagen aanlopen tot aan het prikkeldraad. In het tweede deel van het opstel verhaalt Herzberg van een jood uit het Noord-Afrikaanse Bengazi, Labi, die als onderwijzer de kinderen van het kamp vele dingen leerde. Eigenlijk was dat verboden, maar de bewakers lieten het oogluikend toe. Maar deze Labi weigert de soep te eten, omdat er soms paardenvlees in dreef. En joodse wetten zijn joodse wetten. Herzberg vindt dat je die in geval van nood zou mogen doorbreken, maar Labi vindt dat niet. Zijn prachtige verklaring in een volzin in het kamp is dan ook: “Omdat er verschil is tussen rein en onrein.” Het is Herzberg duidelijk dat deze zin van Labi niet alleen op het eten van de soep slaat. Het gaat in het leven niet om een uitverkoren volk (De joden vanuit de Bijbel of de Duitsers volgens Hitler) maar het gaat om mensen die het verschil goed weten tussen wat geoorloofd is en wat niet. Herzberg weet niet wat er met Labi is gebeurd: vermoedelijk is hij gestorven. Maar hij heeft wat nagelaten: een zin die sterker is dan de paarden van de Dood en de koetsier Charon. Het was de zin die mensen de kracht heeft gegeven om door te gaan tot het einde. Soms zongen ze na alle ellende die hun overkwam: “Zij die in tranen zaaien, zullen in vreugde oogsten.”

De laatste trein De berichten over de aanstaande bevrijding worden steeds sterker. In april 1945 staan er naast het kamp Bergen-Belsen een aantal treinen klaar. Voor een deel bestonden ze uit onoverdekte kolenwagens. De treinen waren voor de gevangenen, want Satan had zich genoeg vermaakt met de gevangenen. Er moest iets anders voor de verveling in de plaats komen. De zieken werden per kar naar de treinen gebracht, de gezonden moesten lopen. Er wordt gevochten om een plaats in de trein. Het is de laatste trein met joden van west naar oost: er zijn 2400 mensen in de trein, allen hebben ze dysenterie, zevenhonderd ervan hebben ernstige ziekten als tyfus en paratyfus. De trein rijdt heel Duitsland door. Herzberg beschrijft de dagelijkse behoeften: er is vrijwel geen eten, je moest zittende slapen, de dreiging van bombardementen door de geallieerden, de verwarrende berichtgeving. Er sterven dagelijks mensen in de trein, kinderen en ouderen vooral. Het is een ellendige treinreis. Aan het einde ervan staan er Russische soldaten te wachten, die “tawarisjtsji” roepen, kameraden.

Amor Fati Het laatste verhaal is een beschouwing over de periode na Bergen-Belsen. Herzberg vindt het van belang hoe er over de kampen wordt geschreven. Er wordt natuurlijk in het dagelijks leven nog veel op Duitsers gescholden. Hij vraagt zich af wat er eigenlijk in de oorlog gebeurd is. Er leeft ergens een kleine stam mensen (de joden). Keer op keer krijgen ze in de wereldgeschiedenis de schuld van de ellende in de wereld veroorzaakt te hebben, soms wordt dit gedaan op Bijbelse motieven ( de kruisiging van Christus). En vreemd: het wereldrijk van de Duitsers is verzwolgen, de kleine stam is niet verdelgd. De verklaring ligt in het feit van de diepe overtuiging van de gerechtvaardigheid van zijn bestaan en daarmee de aanhankelijkheid van zijn lot: Amor fati. Er valt niet aan dit lot te ontkomen: er is een lotsgemeenschap tegen wil en dank. De vijand is een heiden, die de vernietiging van de stam altijd heeft nagestreefd. Hitler wil de beschaving die door het jodendom was geïnitieerd en door het christendom overgenomen, vernietigen. De heiden is dus niet maar één man of de aanhanger van één religie, het is ook een psychologisch type. Het zijn dan ook gewone mensen, geen misdadigers, die door het nationaal-socialisme zijn aangestoken. Als Hitler de joden laten meedoen, hadden velen ook aan zijn vernietigingscultuur meegedaan. Een tweede motief voor zijn vernietiging was de wraak: de wraak van het verkopen van het eerstgeboorterecht. Het heeft zes miljoen slachtoffers gekost. De wraak van de primitieve mens die een hekel heeft aan de beschaving. Zal het nu over zijn? Nee, de heiden leeft voort in de mensen en de haat tegen de cultuur blijft onveranderd. De heiden leeft in ons voort. Hij is de eerstgeborene en hij is ontevreden. Herzberg stelt dat hij de heiden ontmoet heeft in Bergen-Belsen en dat we hem weer zullen ontmoeten. Wat blijft over? Amor fati. De gedachte van de vernietiging is “ons levenslot”.

Waardering Herzberg won in 1949 voor Amor Fati de Dr.Wijnaendts Franckenprijs. Deze prijs wordt toegekend voor werk op het gebied van essay en literaire kritiek. Tot 1985 was het een tweejaarlijkse, daarna een driejaarlijkse prijs, die in 1934 is ingesteld door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

Over de schrijver Abel Herzberg (geboren Amsterdam 1893 – overleden Amsterdam 1989), jurist, verwierf als zoon van Russisch-joodse ouders in 1918 het Nederlanderschap. Hij studeerde rechten in Amsterdam en werd daar advocaat-procureur. Hij werd in 1943 gevangengenomen en kwam uiteindelijk in het concentratiekamp Bergen-Belsen. terecht. En die gebeurtenis heeft in belangrijke mate zijn verdere schrijverschap bepaald, de overleving van dit concentratiekamp. Na zijn terugkeer in 1945 schreef hij daarover het waardige en authentieke verslag Amor fati. Voor zijn aangrijpende Kroniek van de jodenvervolging (1946) kreeg hij een prijs van de Jan Campert Stichting. Daarnaast schreef hij nog een aantal indringende romans. Hiervan zijn heel geschikt voor een leeslijst: Tweestromenland. Dagboek uit Bergen-Belsen (1950); Het proces Eichmann (1961); Eichmann in Jeruzalem (1962); Brieven aan mijn kleinzoon. De geschiedenis van een joodse emigrantenfamilie (1964); Drie rode rozen (1975).

REACTIES

H.

H.

Bergen-Belsen was geen vernietigingskamp

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees