1. Auteur: Albert Camus
Titel: La chute
Uitgever: J.M. Meulenhoff
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van uitgave: 1968
2. Samenvatting In dit verhaal beschrijft Camus het leven van een man, genaamd Jean-Baptiste Clamence, die eens een briljant en succesvol advocaat was, gevestigd in Parijs. Hij beschouwde zichzelf als een soort super-mens, superieur aan alle andere personen in zijn leven, dat hij zag als één groot spel, waarin hij het middelpunt was en iedereen slechts een bijrol had. Bij alles wat hij deed dacht hij in zichzelf van \'Kijk eens hoe goed ík ben\'. Zo hielp hij bijvoorbeeld altijd oude vrouwtjes oversteken, en gaf hij geld aan bedelaars, niet omdat hij het zielig vond ofzo, maar omdat iedereen kon zien hoe goedgeefs en vriendelijk hij was. Aan dit gedrag, wat hij gedurende meer dan twintig jaar had vertoond, komt plotseling een einde als hij getuige is van een dramatische gebeurtenis. Als hij op een keer \'s nachts naar huis loopt, komt hij over een van de vele bruggen over de Seine. Daar ziet hij een jonge vrouw staan, die naar de rivier kijkt. Zonder er echt op te letten loopt hij door, totdat hij, in de stilte van de nacht opeens een luide plons hoort. Meteen erna hoort hij een luide gil. Hij had altijd gedacht dat als er bijvoorbeeld iemand in nood was, hij vanzelfsprekend meteen toe zou snellen om diegene te helpen. Zo\'n beeld had hij van zichzelf. Maar die nacht, als hij die vrouw hoort schreeuwen, kan hij zich niet bewegen. Hij blijft als vastgenageld aan de grond staan, zonder die vrouw te helpen. Even later loopt hij naar huis, en spreekt er met niemand over. Dat voorval, en zijn reactie er op, veranderde zijn leven volkomen. Zijn hele wereldbeeld, en vooral natuurlijk zijn beeld over zichzelf, stortte volledig in, aan al zijn zekerheden kwam een einde. Hij leerde dus eigenlijk zijn ware aard kennen, want hij bleek niet zo heldhaftig en edelmoedig te zijn als hij zich voordeed, en zelf ook geloofde dat hij was. Hij doekte zijn advocatenkantoor in Parijs op, ging reizen, en vestigde zich uiteindelijk in Amsterdam, op de Zeedijk, waar hij in een café het vreemde beroep van rechter-in-penitentie ging uitoefenen. Wat dat precies is wordt niet helemaal duidelijk, maar het houdt zo\'n beetje in dat hij met mensen ging praten, en terwijl hij over z\'n eigen verleden (al dan niet verzonnen) bekentenissen deed, ging hij z\'n \'cliënt\' steeds meer beschuldigen van dingen waar hij zich zelf jarenlang schuldig aan had gemaakt, toen in Parijs. Het verhaal eindigt met een (retorisch) verzoek van Jean-Baptiste Clamence aan die jonge vrouw die zich van de brug had gegooid, om nog eens te springen, zodat hij haar dit keer wel zou kunnen redden...
3. Ervaringsverslag
A. Waar gaat het verhaal over? 1. Het verhaal gaat over een man die in Amsterdam woont en verteld aan mensen in de kroeg hoe zijn leven hiervoor er uitzag. Dat was een stuk beter. Hij was veel zelfverzekerder van zichzelf, voelde zich eigenlijk een soort superman. Door een val van een vrouw in de Seine draaide zijn hele leven om. Hij verbaasde zich er zo van dat hij haar niet kon helpen waardoor hij in een heel ander leven terecht kwam. De titel geeft eigenlijk de gebeurtenis van de vrouw bij de Seine aan, ‘de val’. Je kan het ook figuurlijk zien, door deze gebeurtenis is hij van een heel mooi leven gevallen naar een verdomd saai leven. 2. Ik heb dit boek eigenlijk gekozen, als ik eerlijk ben, omdat het weinig bladzijdes had! Achteraf was het toch niet zo’n goed idee! 3. Ik kende nog helemaal niks van de schrijver, eigenlijk ken ik helemaal geen franse schrijvers!
B. De personen
1. De hoofdpersoon is Jean-Baptiste Clamence.
2. Clamence verandert heel erg door wat er gebeurd, of is gebeurd. Voor de val was hij heel zelfverzekerd, hij had een goede baan als advocaat: Si vous voulez le savoir, j’étais avocat avant de venir ici. (blz. 8)
Nu is hij rechter-in-penitentie, dit wordt verder niet echt uitgelegd dus kan ik er ook niet meer over vertellen. Het is in ieder geval wel een lager beroep dan advocaat.
Toen hij nog in Parijs woonde voelde hij zich echt heel goed, hij wilde ook laten zien aan andere mensen dat hij goede dingen deed. Bijvoorbeeld oude vrouwen en blinde mensen helpen met oversteken: Par example, j’adorais aider les aveugles à traverser les rues. Du plus loin que j’apercevais une canne hésiter sur l’angle d’un trottoir, je me précipitais, devancais d’une seconde, parfois, la main charitable qui se tendait déjà, enlevais l’aveugle à toute autre sollicitude que la mienne et le menais d’une main douce et ferme sur le passage clouté, parmi les obstacles de la circulation, vers le havre tranquille de trottoir où nous nous séparions avec une émotion mutuelle. (blz. 17)
Hij was dus vooral in Parijs meer een egoïst dan echt vriendelijk.
3. Clamence heeft eigenlijk geen echte relaties in het boek. Hij praat wel tegen iemand aan in het café maar die wordt verder niet beschreven, Clamence vertelt alleen maar. In Amsterdam is hij dus best alleen, buiten de kroeg om.
4. Ik ken niet echt bepaalde karakter eigenschappen van Clamence in mijzelf. Hij was in Parijs best wel zelfverzekerd en in Amsterdam juist het tegen over gestelde daarvan. Ik ben niet super zelfverzekerd, zoals hij in Parijs. Ik ben ook niet super onzeker, zoals hij in Amsterdam. Dus hij lijkt, van de eigenschappen die vermeld worden in het boek, niet op mij.
5. Staat niet vermeld op het opdrachten blad.
6. De hoofdpersoon is geen bekend figuur, dus deze vraag is niet te beantwoorden.
7. Ik vind de manier waarop hij reageert op de vrouw de in de Seine springt raar. Hij doet helemaal niks: Je regagnai les quais, pris la rue Dauphine, achetai des cigarettes dont je n’avais nul besoin. J’étais étourdi, je rispirais mal. (blz. 30)
Ik zou nooit zomaar weg lopen. Hij had er hulp bij kunnen halen. Hij was natuurlijk zo versteld van zichzelf dat hij niks deed, dat hij er ook niet op kwam om hulp te zoeken. Ik denk dat hij toen altijd de dingen zelf oploste, zonder hulp van anderen. Dat is ook dus waarom hij er niet opkwam om hulp te halen.
8. Ik vind in het boek niet iemand het meest sympathiek. De enige die beschreven wordt in het verhaal is Clamence, hij is erg egoïstisch. Hij vertelt alleen maar over zich zelf en vraagt nooit naar anderen. In Parijs was hij volgens mij ook niet zo aardig. Hij hielp wel mensen, maar dat deed hij om te laten zien hoe goed hij was! Daarom help je toch geen mensen! Dat vind ik niet sympathiek.
9. De minst sympathieke persoon is dan dus Clamence. In de vorige vraag heb ik al beschreven waarom ik dit vind.
C. De tijd
1. Er wordt niet over de tijd gesproken. Het zal toch wat jaren terug zijn, omdat het in 1968 in Nederland is uitgegeven.
2. De tijd is niet belangrijk voor het verhaal. Daarom wordt er ook niet over gesproken. Het gaat veel meer om het verhaal zelf en de achterliggende gedachten.
3. Het verhaal speelt zich niet tegen de achtergrond van een bepaalde historische gebeurtenis, dus kan ik deze vraag niet beantwoorden.
4. Ik weet niet zoveel van die tijd. Er zijn niet zoveel boeiende dingen gebeurd rond die tijd.
5. Ik ben door dit boek niks te weten gekomen over deze tijd.
6. Het verhaal zelf duurt een paar dagen, omdat hij verteld over zijn geschiedenis lijkt het langer. Dat verteld hij alleen maar, dat is al gebeurd.
7. Er wordt vaak verteld over wat er in het verleden gebeurt is. Dit noem ik verder niet manipuleren met de tijd.
D. De plaats
1. Het speelt zich af in Zeedijk, een wijk in Amsterdam: Je suis un habitué des bars à matelots du Zeedijk. (blz. 9)
2. Ik ben geboren in Amsterdam, het is de hoofdstad van Nederland en er komen veel touristen op af. De streek Zeedijk kende ik nog niet.
3. Het geeft wel een beetje betekenis aan het verhaal. Hij woont in een arme wijk van Amsterdam, dit geeft wel aan dat het een groot verschil is met Parijs.
4. Er wordt niet gepraat over maatschappelijke omstandigheden. Alleen dat hij niet in een al te mooi huis woont, verder niet. Wat ik al eerder zei, het gaat vooral om het verhaal en de achterliggende gedachten.
5. Deze omstandigheden zijn vooral het decor waar tegen het zich afspeelt.
E. Het vertelstandpunt (perspectief) 1. Het verhaal wordt verteld door de ogen van Clamence: J’étais d’une naissance honnête, mais obscure (mon père était officier) et pourtant, certains matins, je l’avoue humblement, je me sentais fils de roi, ou buisson ardent. (blz. 23) Dit is alleen een citaat om te laten zien dat het in de ik-vorm is geschreven, uit de ogen van Clamence. 2. Omdat er in het verhaal helemaal geen andere personen worden beschreven kijk je natuurlijk alleen maar naar Clamence. Je kan niks vergelijken met andere personen van het verhaal.
F. Waar gaat het nou eigenlijk over? 1. Ik denk dat de schrijver met dit boek je wel wat wil leren. 2. Ik denk dat de schrijver laat zien dat sommige mensen, met name de rijke onder ons, een heel ander levensbeeld van zich zelf hebben dan dat het in werkelijkheid is. Ze doen zich anders voor dan dat ze werkelijk zijn, om zichzelf beter voor te doen tegenover hun medemens. Als dan iemand zijn ware aard leert kennen dan is hij geschokt, omdat hij na al die jaren valse schijn erachter komt dat het leven heel anders in elkaar zit dan dat hij gedacht had. 3. Ik ben het er wel mee eens. Als mensen zich anders voor doen dan dat ze werkelijk zijn vind ik dat heel stom. Je bent nou eenmaal wie je bent en daar valt niks aan te veranderen. Daar moet je mee leren leven, als je dat niet kan sta je niet sterk in je schoenen. Dat zie je ook eigenlijk bij Clamence, als hij merkt dat hij helemaal niet zo stoer is valt hij van heel hoog, naar heel diep. Hij stond dus niet sterk in zijn schoenen. 4. Ik leer niks van dit boek. Ik vond dit al voor dat ik dit boek las. Toch ben ik er wel over na gaan denken. En ben ik dus tot de conclusie gekomen dat het echt niet goed is om je anders voor te doen dan dat je bent.
G. Zou je nog eens een verhaal willen lezen, en waarom dan wel of niet? 1. Ik vond dat hij heel moeilijk taalgebruik had. Vaak lange en moeilijke zinnen. Hierdoor werd het boekje heel moeilijk, waardoor ik het vervelend vond om verder te lezen. Door de manier van vertellen vooral vond ik het niet echt geslaagd. 2. De tijd speelde geen rol in het verhaal. Alleen het taalgebruik van de schrijver was misschien wat verouderd. 3. Amsterdam vind ik altijd wel leuk om over te lezen. Helemaal als het een frans (of engels) boek is, om te kijken hoe zij tegen Amsterdam aankijken en hoe ze dat beschrijven. Dat vooral vind ik leuk. Bij dit boek was dit niet echt het geval, dat vond ik wel jammer! 4. Het onderwerp vond ik ook niet zo leuk. Het was op zich een saai boekje, het ging eigenlijk nergens over, maar omdat er zoveel achterliggende gedachten bij zitten zou het boeiend moeten zijn. Dat vond ik het niet, misschien omdat het frans was en ik die gedachten niet altijd begreep. Maar eigenlijk hou ik sowieso niet zo van dat soort boeken.
REACTIES
1 seconde geleden
W.
W.
het stuk was heel handig maar wel jammer dat er maar een paar citaten in waren opgenomen...
19 jaar geleden
Antwoorden