De Geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo door Adam Hochschild

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
Boekcover De Geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 10976 woorden
  • 6 maart 2004
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
24 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Adam Hochschild
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1998
Pagina's
359
Oorspronkelijke taal
Engels
Literaire thema's
Kolonialisme,
Congo-Kinshasa,
Belgische koloniën,
Afrika

Boekcover De Geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo
Shadow
De Geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo door Adam Hochschild
Shadow
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Deel I: de vuurzee in
H1: Ik zal de zoektocht niet opgeven.

Op 28 januari 1841 werd John Rowlands (beter bekend als bastaardkind van Betsy Parry (dienstmeisje) te Wales geboren. Na zijn geboorte liet Betsy hem achter bij zijn twee ooms en grootvader. Toen John vijf was overleed zijn grootvader en werd hij door zijn twee ooms aan een gezin “verhuurd”, maar toen de familie om meer geld vroeg, werd John naar het St. Asaph, armenhuis, gestuurd. Door de dingen die hij daar zag en/of meemaakte zou John Rowlands voor de rest van zijn leven angst tonen voor iedere vorm van seksuele intimiteit. Ook al ging het op sociaal vlak niet goed, in de klas ging het John voor de wind. Hij was uitzonderlijk geboeid in aardrijkskunde, kon het handschrift van iemand perfect imiteren en had een opmerkelijk elegant handschrift. John kreeg zelfs voor zijn prestaties een bijbel van de plaatselijke bisschop.

Toen John 15 was, verliet hij het armenhuis en zwerfde rond van het ene familielid naar het andere. Opzijn 17de ging John op zee met Windermere en in 1859 arriveerde hij in New Orleans. John werd aangenomen door een katoenhandelaar (invloed van zijn bijbel) en kort daarna veranderde John zijn naam in Henry Morton Stanley. Stanley had niet alleen een andere naam, hij nam ook steeds een verzonnen biografie aan.
In 1862 ging Stanley in dienst bij het geconfedereerd leger en hij belandde in een krijgsgevangenenkamp. Om buiten te raken, ging hij in dienst bij het Noordelijk leger, maar hij kreeg dysenterie en werd ontslagen op medische gronden.
In 1864 ging hij in dienst bij de Marine als scheepsklerk. Zo had Stanley aan beide kanten van de Am. Burgeroorlog deelgenomen. Kort daarna ging hij werken als freelancer bij een plaatselijke krant in St. Louis. In 1867 versloeg hij voornamelijk de oorlog tussen de indianen en de indringers van hun land, ook voor andere kranten aan de Oostkust. Dat trok de aandacht van James Gordon Benett jr., uitgever van de New York Herald. Hij nam Stanley in dienst. Stanley mocht een exotisch oorlogje verslaan en wist de hoofdtelegraaf om te kopen zodanig dat zijn berichten eerst doorverzonden konden worden. Hij had het geluk dat de transatlantische link brak vlak na zijn bericht en zo wist hij een primeur binnen te halen op 27-jarige leeftijd. Pas dan vernam hij iets over de strijd om Afrika en rond die tijd ontstond er een nieuwe held/ de ontdekkingsreiziger. Dat succes werd versterkt door de gemoderniseerde communicatiemiddelen. In Afrika werden ze beroemdheden en vele reizigers gingen door Afrika trekken.
De opwinding van Europa bestond uit het feit dat ze hoopten dat Afrika een bron van grondstoffen zou worden voor de Idustr.Revol. te voeden. De verwachtingen namen toe nadat in 1867 diamanten werden ontdekt. Hun beweegredenen werden verhemeld en vooral bij de Britten die geloofden in het bijbrengen van beschaving en het christendom.
Dit brengt ons bij David Livingstone, arts, goudzoeker, missionaris, ontdekkingreiziger en zelfs Brits consul, die de drijfveren van Europa t.o.v. Afrika belichaamde nl.; afkeuring slavernij(handel), zoektocht naar grondstoffen, christelijke evangelisatie en pure nieuwsgierigheid. Livingstone doorkruiste Afrika en werd een nationale held in Engeland.
In 1866 vertrok Livingstone op expeditie maar keerde niet terug en Stanley werd op pad gestuurd om hem te zoeken, onder de smoes dat hij er de rivier Rufiji te exploreren, voor het geld en de primeur. Hij ondernam de tocht met maar liefst 190 man en vond Livingstone na een zoektocht van meer dan 8 maanden (Dr. Livingstone, neem ik aan?) Stanley en Livingstone raakte bevriend en Stanley behaalde zijn primeur. Tot grote ergernis van de Britten die net aankwamen toen Stanley alweer vertrok. Hij werd niet meer geaccepteerd en werd gezien als een broodschrijver voor de Amerikaanse boulevardpers + iemand had Stanley’s Waals accent opgemerkt en daarop probeerde hij een brief terug te krijgen die hij aan zijn verloofde had geschreven, maar hij was te koppig om haar te trotseren. (Stanley was verliefd op Katie Gough-Roberts maar bij zijn thuiskomst bleek dat ze reeds getrouwd was met Bradshaw, een architect)
H2: De vos steekt de stroom over.

Pas in 1872 hoorde Leopold II over Stanley die Livingstone gevonden had en dat trok zijn belangstelling. 7 Jaar eerder had Leopold II na de dood van zijn vader de titel van Koning der Belgen. België was pas in 1830 onafhankelijk geworden na een opstand tegen Holland. Het had een koning nodig en men koos daarvoor de Duitse prins Leopold I, verwant van het Britse koningshuis. LII was het 3de (slungelige) kind op rij, niet echt op zijn gemak in de wereld. Hij schonk weinig aandacht aan zijn studies, behalve dan voor aardrijkskunde. Vanaf zijn 1àde kreeg hij een militaire opleiding. Op zijn 20ste had hij de rang van generaal-majoor. LII leerde al vroeg hoe je een netwerk van mensen kon opzetten, die goed bij hem wouden staan, in de kille huissfeer waarin hij leefde. LI kende zijn zoon nochtans goed. Hij vergeleek LII met een vos, berekend en sluw, neemt nooit risico’s. Net zoals een vos die een beekje over wil, eerst checkt hoe diep het water is en dan stap voor stap, met duizend voorzorgsmaatregelen verdergaat.

In 1853 nam LI zijn zoon mee naar Wenen om hem daar dan te verloven met Marie-Henriette (banden met Oostenrijks-Hongaars Rijk). Het Huwelijk was gedoemd om de hel te worden. Het was afkeer op het eerste gezicht. MH was verliefd op haar paarden en ze had een boerse lach, LII viel van paarden en had geen zin voor humor. Uiteindelijk werd MH dan toch zwanger van een zoon (dat op 9-jarige leeftijd in en vijver viel en stierf aan een longontsteking). LII was eveneens ontevreden over de grootte van het land dat hij ging erven. Hij raakte dan ook geobsedeerd door winst, land en kolonies. Hij reisde zowat heel de wereld rond om dan halt te houden in Sevilla (1862, 27j). Niet om de historische schatten te bezichtigen maar om er het economisch handelssysteem te bestuderen. Zijn onderzoek wakkerde zijn begeerte aan en maakte hem rusteloos. Hij was haast nooit thuis. In 1864 ging hij op reis naar Sri Lanka, India en Birma te zien (=> obsessie kolonies) en vele andere. LII was geïnteresseerd in de schrijver JWB Money. De schrijver over Java (India) en zijn vele plantages. LII had het leer voor het economisch aspect (handel) dat Money beschreef. LII ontdekte de dwangarbeid en vond dat “het de enige manier was om deze indolente en corrupte volkeren van het Verre Oosten te beschaven en te verheffen. Hij raakte meer en meer geobsedeerd door het verkrijgen van een kolonie en hiermee viel hij dan ook iedereen lastig in zijn brieven. Het ging LII niet zozeer om de grondstoffen e.d. maar wel om de winst die hij overal kon uithalen. In 1865 (troonbestijging) was hij rustelozer dan ooit. (een jongeman met een door een heks vervloekte neus) Bij het verlies van zijn zoon werd het LII allemaal even teveel. MH baarde nog 3 dochters, tot grote ergernis van LII. MH focuste zich op haar paarden en LII op het verbouwen van het paleis te Laken.
ER was ook Charlotte, de jongere zus van LII. Zij werd uitgehuwelijkt aan Maximiliaan (broer van de keizer van Oostenrijk-Hongarije). In 1864 werden Max en Carlotta marionettenkeizer- en keizerin van Mexico maar de Mexicanen konden dit niet verkroppen, kwamen in opstand, namen Max gevangen en executeerde hem. Carlotta was een jaar voordien naar Europa gegaan om daar steun te zoeken voor haar mans regime. Maar op weg naar de paus begon ze vreemd gedrag te vertonen. E verloor haar verstand. Overal zocht ze iets achter en ze was ervan overtuigd dat iemand haar bespioneerde en haar probeerde te vergiftigen via haar eten. LII bracht haar onder in het kasteel van Tervuren. In 1875 probeert LII de Filippijnen van Spanje te kopen maar dat mislukte en hij trok naar Afrika.
Midden 1870 was Afrika de meest logische plaats voor een kolonist om te gaan zoeken. LII vond het rijp voor verovering voor “beschaving”.
( H.M. Stanley zat ondertussen in een nieuwe expeditie en was vanaf 1874 nar het binnenland getrokken. Hij ging verder en verder en toen liet hij niets meer van zich horen).
LII zette in 1876 zijn imago op als filantroop en hij zou zijn Afrikaanse ambities gaan bevorderen; een conferentie. Listig als hij was ging hij overal deelnemers ronselen, dineren bij de belangrijkste mensen. Hij ontmoet Cameron, net terug van zijn reis door Afrika? LII verneemt dat de Britten geen enkele belangstelling tonen voor de grote strook die Cameron heeft verkend. LII heeft zijn land gekozen.
IN september 1876 kwam LII’s aardrijkskundig congres bijeen te Brussel. Hij liet hiervoor het kon. Paleis herinrichten in luxueuse kamers en hallen. Voor de 13 Belgische en 24 buitenlandse gasten. De specifieke taken van het congres waren: het vaststellen van routes die successievelijk naar de binnenlanden dienen geopend te worden, van gastvrije, wetenschappelijke en vredesbrengende bases die dienen te worden opgezet als methode om de slavenhandel af te schaffen, vrede te stichten tussen de stamhoofden en hun rechtvaardige en onpartijdige arbitrage te verschaffen. Het werd een groot succes en net voor de gasten vertrokken richtten ze de Internationale Afrikaanse vereniging op met LII aan het hoofd. LII had een stap naar voren gezet (net als de vos) en na zijn vele pogingen om een kolonie te kopen, leerde hij dat je er geen kan kopen maar dat je er een moet veroveren?
In september 1877 verneemt de koning een nieuwtje uit de Daily Telegraph dat zijn startschot zal geven. Het spel kan beginnen.
H3: De schitterende taart.
OP 5 augustus 1877 kregen de bewoners van Embomma een bericht vanuit een nabij gelegen dorpje, van Stanley dat hij dringend voedsel nodig had. Stanley was erin geslaagd om het Afrikaanse continent over te steken, van oost naar west, de route van de rivier de Congo volgend. Een afstand van meer dan 10.000 km en 2,5 jaar. Zijn tocht werd gefinancierd door de New York Herald van J.G. Benett jr. (Amerika) en de Londense Daily Telegraph van Edward Levy-Lawson. Zij kregen ook rivieren en meren naar hen genoemd. Zelf aan het Stanleybassin, -watervallen. Voor zijn vertrek werd hij verliefd op Alice Pike (17j), een Amerikaanse erfgename. ZE maakte zelfs plannen om te trouwen na zijn terugkeer. (Nadien bleek dat Alice getrouwd (met spijt) was met de zoon van een spoorwegenmagnaat in Ohio, Albert Barney) Stanley noemde zelfs een 12 m lange boot, van Spaans cederhout, in 5 delen opgebouwd, het belangrijkste vervoermiddel van de tocht naar haar. De Lady Alice. Stanley koos 3 ondergeschikten (traditie => zelfvertrouwen): eens tel vissers/zeevaarders, de gebroeders Frank en Edward Pocock en een jonge hotelklerk, Frederic Baker. Edward’s voornaamste vaardigheid was het bespelen van da jachthoorn wat goed te pas kwam bij een peloton van een km lang (365 man). Stanley was meedogenloos en vuurde er dan ook op los, wat niet in goede aarde viel bij de Britten. Stanley wemelde zijn reizen ook wat op: hij gaf wat het volk graag las. Vele dragers sloegen ook aan het muiten, plunderen en ervandoor gaan met de voorraden.
Stanley gaf foto’s, tekeningen en verhalen uit in zijn boeken mét bijhorend succes. Als we Stanley nu lezen dan zien we dat zijn reis een daad van toeëigening was. Hij mat alles op classificeerde aan de lopende band. Het eerste deel van de reis verliep vrij moeizaam, vanaf het tweede gedeelte werd
het een epische ontdekkingsreis. Aan de rivier Luababa, bereikte hij het punt waar nog geen enkele ontdekreiziger is geweest. Verder dan zijn zoektocht naar Livingstone. Livingstone dacht dat de Lualaba de langgezochte bron van de Nijl was maar Stanley geloofde dat het de Niger was en daarna meer en meer dat het de Congo was. Hij was er niet zeker van totdat hij de rivier een bocht van 180° ziet maken. Hij loste ook nog een ander aardrijkskundig mysterie op: het feit dat de toevoer van de Congo in de loop van het jaar veel minder varieert dan andere rivieren. De Congo ontspringt en eindigt onder de evenaar, maar zijn bovenste gedeelte licht boven de evenaar. In Centraal-Afrika is de evenaar de ruwe scheiding tussen het regen en droge seizoen: het ene seizoen onder en het ander boven. Dat betekent dus dat de Congo deels dor een overvloedig beregend land en deels door droog land stroomt. Stanley ontdekte ook dat de rivier een immens grote voedselbron is voor de aangrenzende volkeren. Stanley’s bloedige veroveringen lieten zijn sporen na. Zo werd hij een jaar later beschreven als een éénogige kannibalistische, moordmachine met hoeven i.p.v. schoenen. De eerste 100 km liep door stroomversnellingen de volgende 1500 waren kalm tot aan het Stanleybassin. De rivier werd breder en breder met vele eilanden waar ook volkeren leefden (zij noemde de rivier Nzadi, Nzere) Er doemden vele grote zijarmen op, het was kortom de ideale handelsweg naar het westelijke deel van Centraal Afrika. Het laatste deel van Stanley’s reis was het moeilijkste: een 350 km lang traject met reusachtige stroomversnellingen ontmoedigde hem maar hij zette door. Zijn mannen raakte uitgeput, ze hadden de zware taak om de kano’s over land de dragen. 4,5 maanden, wormen, dysenterie, pokken, tyfus en hongersnood kwelden de mannen. Ze stierven dan ook aan de lopende band. Tegen de tijd dat hij Boma bereikte was zijn peloton aanzienlijk geslonken en hij zelf was m30 kilo afgevallen en totaal uitgeput. Bij zijn thuiskomst zakte hij in een depressie nadat hij het nieuws over Alice te horen kreeg.
Stanley sprak over de Arabische slavenhandel en de primitiviteit rondom de Congo. LII volgde reeds zeer aandachtig Stanley’s avonturen in Afrika en hij verloor geen seconde zijn belangstelling. LII besluit om Stanley tijdens zijn terugkeer te onderscheppen en hem weder naar Afrika te sturen, in zijn dienst dan natuurlijk. Hij riep daarbij de hulp in van generaal Henry Shelton Sanford, die het aanbod van de koning maar al te graag aanpakte aangezien hij blut was doordat al zijn ondernemingen mislukten. In januari 1878 stuurde LII Sanford en Griedle op weg om Stanley te onderscheppen en hem een job aan te bied n bij de Internat. Afrik. Ver., maar Stanley wees het aanbod af. LII gaf niet op en hij bleef aandringen, sluw als een vos. Hij wou zijn stuk van de schitterende Afrikaanse taart en aangezien de Britten toch geen belangstelling toonden in het gebied rond de Congo noch Stanley zelf greep LII zijn kans en uiteindelijk stemde Stanley erin toe dat hij de koning kwam bezoek in België.
H4: Ze moeten ons alles geven.
Leopold zag duidelijk de voordelen die de streek rond de Congo met zich meebracht. Het was nog niet opgeëist gebied (hij had het rampzalig verlopen avontuur van Maximiliaan en Carlotta als een waarschuwing gezien) en de Congo was een perfect landschap voor een waterwegennetwerk, waarop stoomboten zeker zouden kunnen varen omdat ze hout voor hun ketels langs de zijkant van de Congo konden vinden. De Congo verzorgt de afwatering van meer dan 4,1 miljoen vierkante kilometer en ze bezit een zesde van het hydro-elektrisch potentiaal van de wereld.
Op 10 juni 1878 reisde Henry Morton Stanley naar België voor zijn eerste ontmoeting met de koning der Belgen, die toen reeds drieënveertig was. Stanley was zeer verheugd een vorst te ontmoeten die veel interesse toonde voor de Congo, aangezien dat Engeland dat niet deed.
Na die kennismaking reist hij de rest van dat jaar, 1878, heel Europa af om de verkoop van Through the Dark Continent te bevorderen. Voordat het jaar om was, waren Leopold en Stanley het eens geworden over de voorwaarden waaronder Stanley zou teruggaan naar de Congo, ditmaal in dienst van de koning. Stanley’s contract had een looptijd van vijf jaar; hij zou vijfentwintigduizend frank per jaar krijgen voor de tijd die hij in Europa doorbracht en vijftigduizend frank (het hedendaagse equivalent van ongeveer een half miljoen gulden) per jaar voor tijd die hij in Afrika doorbracht. En natuurlijk zou Leopold de financiële middelen verschaffen voor de expeditie.
Ze spraken af dat Stanley eerst een basis zou opzetten bij de monding van de rivier en vervolgens een weg om de stroomversnellingen heen zou aanleggen. Over deze weg zouden dragers gedemonteerde stukken van stoomboten dragen, en die vervolgens aan de rivier aangekomen ze terug monteren tot stoomboten, die gebruikt zouden worden om verder stroomopwaarts te reizen en verschillende handelsposten aan de Congo op te richten. Naderhand mocht Stanley een boek schrijven over zijn ervaringen–maar LII zou het recht hebben het te redigeren. LII hoopte vurig ivoor te vinden in de Congo, dat in de negentiende eeuw een zeldzaam en kostbaar product was. Ook liet hij zijn Europese personeel contracten tekenen waarin stond dat ze niets mochten vertellen over het echte doel van hunwerk, alleen maar wetenschappelijke verkenningen. In februari 1879 ging Stanley onder een schuilnaam aan boord van een stoomboot en vertrok terug naar Afrika. Op datzelfde ogenblik in Europa, ging een groot Nederlands bedrijf failliet dat een vooraanstaand aandeelhouder was geweest in het Comité voor de Bestudering van de Boven-Congo. Leopold kocht de overige aandeelhouders uit en op het einde van het jaar hield het comité op met bestaan, alhoewel hij er bleef over praten alsof het nog bestond. Leopold riep een nieuwe organisatie tot leven, de Internationale Vereniging van de Congo. Hij koos deze naam bewust om verwarring te veroorzaken met de Internationale Afrikaanse Vereniging. Hij gaf ook financiële steun aan andere expedities om het Congobekken van de oostkust te bereiken, dit was echter om het publiek af te leiden van wat Stanley deed aan de westkant. Nu werd de naam ‘Congo’ ook gebruikt om het gebied rond de Congo aan te duiden.
Leopold slaagde erin om iedereen positief te doen laten denken over zijn bedoelingen met de Congo, door het bij elk land anders te belichten. Bij de Amerikanen sprak hij over een ‘confederatie van vrije negerrepublieken’ en bij de Europeanen daarentegen sprak hij over vrijsteden. Leopolds medewerkers wisten goed dat het woordje ‘vrij’ niets betekende, ze vonden het absurd om politieke macht toe te kennen aan negers. Na twee jaar van spooraanleg werden er twee kleine stoomboten in elkaar gezet, die teams aan land brachten om meer bases op te zetten op de oevers. Stanley was zeer streng tegen zijn medewerkers, en minachtte duidelijk de Afrikanen. Stanley kreeg vele ziekten en overleefde ze allen, toch kreeg hij een malaria-aanval die bijna zijn dood betekende. Hij herstelde maar werd enkele weken terug ziek, en keerde terug naar Europa om te herstellen. De dokters vertelden hem dat terugkeren hem wel eens fataal zou kunnen worden. Toch keerde hij slechts na twee maanden terug naar de Congo. Leopold barstte nu van het verlangen zoveel mogelijk grondgebied te verkrijgen, en al de ivoor op te kopen. Stanley en Leopold wisten dat andere Europeanen waren begonnen rond te neuzen in het stroomgebied. Hun grootste zorg was de Franse ontdekkingsreiziger en marineofficier graaf Pierre Savorgnan de Brazza, die een strook van de noordelijke kustlijn van het Stanleybassin kon bemachtigen voor Frankrijk. Er ontstond tussen hen een luidruchtige vete, waardoor vele Europese landen ineens interesse begonnen te tonen in de Congo-streek. Stanley jutte zijn mannen harder op, en had een klein machtig privé-leger bijeengebracht. Stanley en zijn officieren zorgden ervoor dat weldra overal de blauwe vlag met de gouden ster wapperde in het Congobekken, aan de hand van verdragen die de koning een volledig handelsmonopolie gaven. De meeste opperhoofden wisten niet eens wat ze ondertekenden. De beschavingen die zich over de toekomstige Congo uitstrekten waren zeer variërend, van zeer ontwikkelde volken in de savanne tot pygmeeën in het regenwoud. Het zou een vergissing zijn om de meesten te bezien als toonbeelden van oeronschuld. Velen bedreven slavernij en ritueel kannibalisme. Ze leefden in evenwicht met de natuur, en hadden een schitterende kunstnijverheid. Bekende kunstenaars zouden later veel van de Afrikaanse kunst gebruiken.
In juni 1884, keerde Stanley terug naar Europa. Nu hadden vele andere landen interesse in Afrika, Leopold wist dat niet gemakkelijk ging worden om zijn kolonie erkend te krijgen.
H5: Van Florida naar Berlijn.
Henry Shelton Sanford correspondeerde veel met de Amerikaanse president, Chester A. Arthur, en andere hoge Amerikaanse functionarissen over Leopolds plannen met de Congo. Leopold stuurde Sanford naar Arthur met een brief waarin hij vroeg of Amerika Congo als bevriend zou beschouwen. Op 29 november 1883 ontmoette Sanford Arthur, hij hield het voorbeeld naar boven van Liberia, waar Amerikaanse slaven zich konden vestigen. Het voorbeeld was sluw gekozen, want het was niet de Amerikaanse regering die de voormalige slaven had geholpen zich daar te vestigen, maar een particulier genootschap zoals Leopolds Internationale Vereniging van de Congo. Ook beloofde Leopold in de brief privileges voor de Amerikaanse staatsburgers. De president nam zelfs een stuk op in zijn jaarlijkse boodschap aan het Congres. Sanford huurde een huis aan 1925 G. Street, een paar straten van het Witte Huis, en begon senatoren, afgevaardigden en leden van het kabinet te fêteren, om hun steun te kunnen winnen voor LII’s aanspraken op de Congo. Sanford ontdekte een nieuwe bondgenoot, senator John Tyler Morgan uit Alabama, die van mening was dat de Afrikanen beter in Afrika konden blijven, wat Sanford ook van mening was zodra hij investeringen in het Zuiden had gedaan. Voor Morgan kwam Leopolds nieuwe staat als een geschenk uit de hemel.
Begin 1884 diende Morgan een resolutie in ter ondersteuning van Leopolds aanspraken op de Congo, de Senaat zwakte het iets af en nam het aan. Sanford liet ook veel gunstige verslagen verschijnen in vooraanstaande Amerikaanse dagbladen.
Op 22 april 1884 wierp het vruchten af, de minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat de Verenigde Staten van Amerika de aanspraak van koning Leopold II op de Congo erkenden. Het was het eerste land dat hiertoe overging. Leopold nodigde de reeds naar België teruggekeerde vrouw van Sanford uit op ontbijt, en vertelde veel vleiende dingen over haar man. Vervolgens sloot Leopold een soortgelijke overeenkomst met Frankrijk, die zich niet bedreigd voelden door het kleine België maar dat wanneer Leopolds geld zou opraken hij het aan hun voornaamste koloniale rivaal, Engeland, zou verkopen. Hij maakte een akkoord met de Fransen dat als ze zijn aanspraak zouden respecteren, dan was Frankrijk de eerste koper wanneer hij in geldproblemen zou zitten.
Leopold ontdekte dat kanselier Bismarck van Duitsland het moeilijkst over de streep te trekken was, toch slaagde hij erin om met de juiste tussenpersoon (bankier; adviseurs) ook Bismarck te overhalen. Nadat Stanley was teruggekeerd naar Europa, was hij vijf dagen te gast bij Leopold. Stanley bleef langer om een kaart uit te tekenen met de grenzen op van de Congo omdat Bismarck er naar had gevraagd. Bismarck vond het goed dat de Congo naar het kleine België ging i.p.v. naar andere sterkere landen.
Op 15 november 1884 kwamen verschillende vertegenwoordigers van de Europese mogendheden rond de tafel zitten in Bismarcks officiële residentie aan de Willemstrasse, om de Afrikaanse taart te verdelen. Leopold hield zich goed op de hoogte via Sanford, één van de twee Amerikaanse gedelegeerden, en Stanley, de technische adviseur. Frankrijk en Portugal kregen allemaal land in de buurt van de monding van de Congo, en Leopold kreeg wat hij wou: de zeehaven Matadi aan de benedenloop van de rivier en het land dat hij nodig had om vandaar een spoorlijn aan te leggen naar het Stanleybassin.
De meesten hadden het idee dat een enorm deel van Centraal-Afrika, inbegrepen LII’s grondgebied, een vrijhandelszone zou zijn. De conferentie eindigde in februari 1885.
H6: Onder de vlag van de jachtclub.
Het ging niet zo goed met Leopolds gezinsleven, hij zocht steeds vaker zijn toevlucht bij minnaressen. In april 1885, werd de koning genoemd als een van de cliënten van een ‘huis der zonde’ door een Londense Comité. De zaak werd al snel gesloten toen bleek dat de Britse kroonprins ook op de lijst stond. Toen Leopolds oudste dochter, Louise, zeventien was huwde hij haar uit aan een veel oudere Oostenrijks-Hongaars prins. Enkele jaren later raakte ze verwikkeld in een schuldensituatie en een overspelige romance met een officier van de cavalerie. De Oostenrijkse autoriteiten zette de officier in de gevangenis, en gaven Louise de keuze terug te gaan naar haar echtgenoot ofwel in een gesticht opgesloten te worden. Ze koos het gesticht en Leopold weigerde ooit nog met haar te praten, omdat hij in verlegenheid was gebracht. Tenslotte werd de cavalerist ontslagen uit de gevangenis en redde Louise, hij overleed korte tijd later. Voor de rest van haar leven kocht Louise kleren op.
Toen Leopolds middelste dochter, Stéphanie, zeventien was huwde hij haar uit aan de kroonprins Rudolf van Oostenrijk-Hongarije. Ook dit huwelijk was rampzalig. De grootste afleiding van Leopolds huislijke misère was zijn nieuwe kolonie. Hij had een aantal gereedschappen om zijn kolonie te ontwikkelen. De gereedschappen waren doorslaggevend, want het was te danken dat een paar duizend blanken in staat waren zo’n twintig miljoen Afrikanen onder de duim te houden.
Ten eerste was er het wapentuig, waarin de voorladers van de Afrikanen niets waren tegen de achterladers, repeteergeweren en machinegeweren van de blanken. Ten tweede was er ook de medische kennis; ze hadden ondertussen de verschillende tropische ziekten (malaria, hematurie en de gele ziekte) al onder de knie gekregen. Ten laatste was er de stoomboot, waarmee ze gemakkelijk de Congo konden bevaren. Tegen het einde van 1889 werkten er 430 blanken in de Congo, minder dan de helft waren Belgen, aangezien Leopolds thuisland nog steeds opmerkelijk weinig belangstelling toonde voor de nieuwe kolonie. In 1887 begon een team het tracé uit te zetten van de spoorlijn rond de stroomversnellingen heen, pas na drie jaar konden arbeiders beginnen met het leggen van de sporen.
Er ontstond zowel in België als in de kolonie zelf een bureaucratie van de Congostaat. Sanford probeerde een baan te krijgen als hoog koloniaal manager, maar Leopold wist dat hij geen enig talent had als administrateur en geen meedogenloosheid had. Dus gaf hij toestemming om ivoor en andere producten in de Congo te vergaren, en de belofte van hulp. Maar met Sanford's Verkennings Expeditie liep het net zo rampzalig af als met al zijn overige zaken. Leopold voelde dat hij stilaan onder financiële druk kwam te staan. Tussen 1885 en 1890 besteedde de koning de meeste tijd aan zoeken naar geld. Een tijd lang was hij in staat leningen af te sluiten bij bankiers, maar uiteindelijk weigerden ze hem nog geld te lenen. De koning wist nog wat geld bij elkaar te krijgen door obligaties uit te geven.
Hij benadrukte des te meer zijn veroordeling van de ‘Arabische’ slavenhandelaars, en werd daardoor tot erevoorzitter van een Britse mensenrechtenorganisatie verkozen en werd Brussel de locatie waar acht maanden lang vanaf november 1889 de vergaderingen van de Antislavernij Conferentie zouden worden gehouden. Hij stelde plannen voor de bestrijding van de slavenhandelaars, hij bood de diensten van de Congostaat aan voor dit nobele doel en verlangde in ruil daarvoor alleen dat de conferentie hem het recht gaf invoerbelasting te heffen om de aanval op de slavernij te kunnen bekostigen.
De mogendheden gingen daar uiteindelijk mee akkoord, waarmee ze in feite de overeenkomst van Berlijn, die vrije handel had gegarandeerd, ten gunste van Leopold amendeerden.
Sanford, die zes jaar voorheen zijn eigen handtekening onder een overeenkomst die vrije handel in het vooruitzicht stelde had gezet, voelde zich verraden door de koning. Hij overleed een jaar na de Conferentie. Leopold nodigde Stanley uit een week in Brussel door te brengen, reikte hem het Grootkruis van de Congo aan, organiseerde een banket en een galaopera-uitvoering ter ere van hem en bracht hem onder in de vertrekken die normaal voorbehouden voor koninklijk bezoek. In ruil daarvoor hield Stanley een toespraak waarin hij lof sprak over zijn gastheer.
Stanley’s bezoek was een essentieel onderdeel van de zorgvuldig geplande publiciteitscampagne om de vijfentwintigste verjaardag van Leopolds troonsbestijging luister bij te zetten. De koning gaf ook een tuinfeest in Laken voor de leden van de Belgische elite. Leopolds campagne was gericht op één doel: geld. Als het parlement, waarvan de belangrijke leden begonnen te realiseren dat de Afrikaanse bezittingen op een dag zeer waardevol zouden kunnen blijken te zijn, hem de lening verstrekte, zou hij in zijn testament de Congo aan België vermaken. Hij kreeg vijfentwintig miljoen frank (de hedendaagse tegenwaarde van ongeveer 250 miljoen gulden) renteloos, ter ondersteuning van het filantropische werk dat hij verrichte in de Congo. Toen de koning zijn testament openbaar maakte, was het geantedateerd, zodat zijn erflating een gulle daad leek in plaats van onderdeel van een financiële transactie. De vijf jaar die voorafgingen aan het bezoek van Stanley wist Leopold niet goed wat met hem aan te vangen, en hield hem in dienst als adviseur (meer voor public relations), om er zeker van te zijn dat hij niet voor de Britten zou gaan werken. Leopold had de belofte gemaakt aan Frankrijk dat Stanley nooit weer een functie zou krijgen in de Congo, in ruil voor de erkenning van zijn Congo. Stanley voelde zich gekwetst maar bleef loyaal aan de koning.
Stanley maakte een Londense beau monde -schilderes genaamd Dorothy Tennant het hof op zijn verlegen en onhandige wijze en vroeg haar ten huwelijk, maar ze wees hem af.
Stanley werd uitgenodigd om de Emin Pasja Reddingsexpeditie te leiden, daarvoor verzocht hij Leopold hem te ontheffen van het consulentcontract zodat hij de expeditie kon leiden, de koning ging akkoord – op twee voorwaarden. Ten eerste moest de expeditie door Leopolds Kongo gaan, waardoor het noodzakelijk was het onverkende Ituri-regenwoud te doorkruisen. Ten tweede moest Stanley Emin Pasja verzoeken gouverneur te blijven van zijn provincie – maar dan als provincie binnen de Congostaat. En dit alles zou allemaal worden gedaan op kosten van anderen.
Stanley’s missie liep echter uit op een ramp. Het werd een gewelddadige expeditie waarbij velen de dood vonden. Emin Pasja weigerde zijn provincie af te staan aan Congo.
H7: De eerste afvallige

Dit brengt ons bij George Washington Williams, een zwarte Amerikaan, die LII’s ‘regime’ als diefstal van land en vrijheid zag en niet als een onbewoond stuk grond waar de eigenaar naar goeddunken afstand kon doen, dat wachtte om opgevuld te worden met de magie vd Europese industrie. Hij werd de eerste belangrijke andersdenkende die net zoals velen op zoek was gegaan naar iets waarvan hij hoopte dat het eerder een paradijs was.

Vol teleurstelling schreef hij een brief aan LII, een mijlpaal in de literatuur van mensenrechten en onderzoeksjournalistiek: een open brief aan Zijne Doorluchtige Majesteit LII, koning der Belgen en soeverein van de Onafhankelijke Staat vd Congo, door kolonel de edelachtbare Geo. W; Williams uit de Verenigde Staten van Amerika.
Geboren te Pennsylvania, ging halfanalfabeet bij het leger, nam ontslag, studeerde af in de theologie (1874), werd predikant, uitgever dagblad Commonor, weer predikant, columnist, eigen dagblad, ging rechten studeren, liep stage, 1ste zwarte lid vd wetgevende vergadering vd staat Ohio, verliet legislatuur en dan liet hij een veel grotere indruk achter, een lijvig boek: de geschiedenis vh negerras in Amerika van 1619 tot 1880. Negers als slaven, als soldaten en als burgers, samen met een inleidende beschouwing over de eenheid vd menselijke familie en een historische schets van Afrika en een verslag van de negerregeringen van Siërra Leone en Liberia. GWW werkte niet op de traditionele wijze met conventionele, gepubliceerde bronnen, maar nam actief deel aan het onderzoek met interviews, bibs, e.d. Gww gaf vele lezingen, toespraken, ontmoette vele mensen maar kreeg negatieve kritiek vd zwarten die vonden dat gww hen de rug had toegekeerd in zijn gretigheid om door te dringen naar de hogere kringen; Gww morste dan ook met zijn geld en maakte vele schulden. Als bijverdienste deed hij allerlei kleinere projecten. Dankzij één van die projecten had hij een bespreking met Chester A. Arthur waar toen ook Henry Shelton Sanford aanwezig was, die er toen was voor de Amerikaanse erkenning van de staat Congo. Hierin zag Gww een kans een droom te verwezenlijken om zwarten te rekruteren om in de Congo te gaan werken, het was een kans voor pionierswerk en vooruitgang, wat de zwarten nooit de kans toe hadden gehad. Gww kreeg de opdracht om een serie artikelen te schrijven voor een gemeenschappelijke persdienst. Waardoor hij in contact kwam met LII. Zoals velen raakte hij geimponeerd door LII’s verschijning en beschouwde hem als één vd nobelste soevereinen in de wereld….. enz….
LII was waarschijnlijk geïnteresseerd in het tewerkstellen van de zwarten. Gww sloot een overeenkomst meteen Belgisch bedrijf om 40 deskundigen te contracteren en hen over te brengen naar de Congo om daar te gaan werken, hij maakte plannen om een boek te schrijven over het gebied, maar toen hij terugging naar de VS kreeg hij allerlei vragen naar zich gegooid over het leven in Afrika die hij niet kon beantwoorden dus trok hij naar de Congo. Als geldschieter haalde hij binnen Amerik. Spoorwegbaron, ook in Congospoorwegen, Collis P. Huntington. Hij ontmoette de Amerik. President Bejamin Harrison in het Witte Huis. Zo dachten LII en zijn medewerkers dat hij iets van plan was om ginder iets te ondernemen dus probeerden ze alles om hem tegen te houden. Tussen Januari en het begin vh volgende jaar reisde gww doorheen het Afrikaanse continent en kwam zo bij zijn bestemming Congo, waar hij 6 maanden verbleef. Gww kreeg volop de kans om alles op zich te laten inwerken, zonder enige beïnvloeding van buitenaf. Hij kwam tot de conclusie dat het niet de goedaardig bestuurde kolonie van Stanley e.a. was maar hij noemde het ‘het Siberië van het Afrikaanse werelddeel. Toe hij zijn woede niet meer kon bedwingen schreef hij zijn Open brief. Hij maakte een opsomming van aanklachten:
1. Stanley en zijn assistenten hadden allerlei trucs gebruikt om de stammen te overhalen hun grondgebied af te staan aan LII,
2. Stanley was een tiran i.p.v. de grote held,
3. de militaire bases aan de oevers,
4. de buitensporig wrede regering,
5. De rechtbanken zijn onvoldragen, onrechtvaardig, partijdig en misdadig. Het was geen wijze regering en publieke dienstverlening,
6. Blanke handelaars en overheidsfunctionarissen roofden Afrikaanse vrouwen en gebruikte deze als bijzit,
7. Blanke officieren schoten dorpelingen dood (voor de vrouwen, intimidatie, voor de lol),
8. Leopold regering is betrokken bij slavenhandel, groothandel en detailhandel.p.v. de nobele kruisvaarder tegen de slavernij.
Drie maanden nadat hij de Open brief had geschreven, vervaardigd hij een verslag over de Congostaat en het Congoland voor de president van de republiek van de Verenigde staten van Amerika. Met nog meer aanklagen. De Open brief werd als pamflet gedrukt en nog voor 1891 werd het stuk in Europa én Amerika verspreid. Stanley noemde het ‘een opzettelijke poging tot chantage’ Zijn brief kreeg veel kritiek te verduren en LII en Stanley probeerden alles om het in de doofpot te steken, met een tegenaanval.
Williams’ reis was bijna ten einde, hij was nu in Egypte en kreeg tuberculose. Toen hij weer op krachten was (vroeg hij meer geld (weeral!!)) en keerde hij terug naar huis.Onderweg ontmoette hij een jon,ge Engelse vrouwen verloofde zich met haar. Maar de tuberculose verergerde en uiteindelijk overleed hij op 2 augustus 1891 (41j). Willimas was de enige die volledig en hartstochtelijk en herhaaldelijk sprak over wat anderen ontkenden of negeerden.
H8: Waar geen tien geboden zijn:
Boma, de hoofdstad van de nieuwe Congostaat. De gouverneur-generaal had nochtans veel minder macht dan de koloniale gouverneurs van Engeland, Frankrijk of Duitsland. Congo werd dan ook vanuit Brussel bestuurd. Hoge en middelhoge administrateurs werden door LII geselecteerd en bevordert en een minikabinet van vier Belgen bracht de rapporten uit aan LII. Dit eenmansbestuur stond in scherpcontrast met LII’ verder afbrokkelende macht in België. Met moest buigen voor de koning. In de Congo was daar geen sprake van, zijn macht was absoluut. Blanke mannen hielden toezicht op de nederzettingen en districten. Voor deze ambtenaren bestonden re verschillende medailles. Voor Houders van de Orde van de Afrikaanse Ster en naar mate van dienstverlening. Foto’s uit nederzettingen laten zien hoe goed de blanken het er daar hebben door het harde werken van de zwarte man (slaven!). Dat kwam door een aantal koninklijke decreten. Het eerste (en belangrijkste, uitgevaardigd in 1885, de dag dat de Congostaat officieel was) was dat al het ongebruikte land eigendom was van de staat. LII maakte geen onderscheid tussen slagtanden ve olifant of verbouwde groenten. Het was allemaal van hem. Omdat hij niet de middelen had om het gebied te exploiteren vaardigde hij nog enkele decreten uit. Het ongebruikte land werd verpacht aan particuliere bedrijven. LII schakelde daarbij ook troepen, investeringsfondsen en overheidsfunctionarissen in om ongewenste bedrijven op afstand te houden. Al bleef LII beweren dat het hem niet om de winst ging. Enkel om de mensen (ivoor/zwarten) te redden van hun indolentie. LII nam de AL het ivoor onder zijn hoede. Volkeren mochten hun ivoor niet meer verkopen of leveren aan andere agenten dan die van LII. Agenten kregen een aandeel op het ingevoerde ivoor, meer las de prijs daarvan lager was. Dat zorgde er dus voor dat de afrikanen wel niet anders konden dan lage prijzen te accepteren. De jagers kregen kralen; textiel of koperen staafjes. De manier waarop de overheid de staat regeerde was in de allereerste plaats de arbeid. Vooral dragers. Sommigen werden betaald anderen werden geronseld. Sterfte was hoog onder de kruiers die landingen over grote afstanden moesten dragen. Een openbare aanklager uit België was naar de Congo gekomen als magistraat, Stanislas Lefranc. In Leopoldville hoorde hij jammerende kinderen. Zij stonden in een rij te wachten en te zien hoe hun kameraadjes werden gegeseld omdat ze met een blanke man hadden gelachen. Lefranc kon dit tegenhouden maar werd wel gewaarschuwd. Dit werd gedaan met de chiotte; een lange strook ongelooid, zongedroogd stuk nijlpaardenhuid. Lefrancs protesten riepen weinig reacties op. Het gaf hem de reputatie van excentriekeling en oproerkraaier. Blanken die zulke daden zagen reageerden niet. Hoe kwam het dat de ambtenaren zo onbekommerd konden toekijken bij de chiotte in actie? Er was de kwestie van het ras, ze werden beschouwd als lui, onbeschaafd en niet beter dan beesten. Er was ook het feit dat die terreur werd toegelaten door de autoriteiten. Als een blanke zou rebelleren zou hij als een tegenstrijder van het systeem worden bekeken en zijn broodwinning verliezen, zij moesten het dus wel normaal vinden. Wat hen eraan hielp ‘te wennen’ was het feit dat de meeste hogere functionarissen hun straf niet zelf uitdeelden (zie ss-arts die zijn patiënten levend op de tafel legde en ze door een ander liet doden. Afrikanen moesten meestal afrikanen vermoorden omdat zij dikwijls de leiding hadden over een bepaald gebied waarvan zijn meerdere dan zij dat zij de straffen aan hun ploeg moesten uitdelen. Maar het toppunt daarvan was waarschijnlijk dat het doelmatig uitoefenen van die terreur een mannelijke deugd was, net zoals soldaten koelbloedigheid in de oorlog waarderen. LII’s controlenetwerk was militair. Militaire basissen bleven toenemen. De Force Publique had zijn handen vol. Volkeren kwamen of waren al reeds in opstand gekomen. Voor de Europese overname van Centraal Afrika waren al vele volkeren in oorlog met elkaar. De Force Publique ging samenspannen (verbonden sluiten) met de ene om de andere te verslaan maar al gauw was de eerste ook onderdrukt. Er waren smerige praktijken om iedereen aan de konings wil te onderwerpen. Zo had de FP aardverschuivingen veroorzaakt om de sporen uit te wissen van 187 lijken van het Sangavolk dat weigerde toe te geven. De Congostaat gebruikte dwangarbeid om dragers (nodig voor Eugène Rommel) te onderdrukken die in opstand kwamen voor loon. Een plaatselijk stamhoofd slaagde erin om Rommel in een hinderlaag te lokken en hem te doden. Naburige bases werden platgebrand door rebellen, ambtenaren werden gedood, anderen gewond. Het stamhoofd spaarde wel een Zweedse missie (Andersson en Börrisson. Om de rebellen te verslaan stuurden de autoriteiten een strijdmacht. Omdat het op een verkeersroute plaatsvond aan het Stanleybassin een cruciale karavaanroute. Nzanzu (leider) bleef 5 jaar sporadisch oorlog voeren.
De meeste officieren van de FR waren Belgen, ook uit andere landen. Alle gewone soldaten waren zwart. Vrijwillig of niet, je werd er slecht behandeld. Frustraties van de soldaten mondden uit in muiterijen. De eerste was in 1895 op een beruchte tiran Mathieu Pelzer, die de soldaten nog slechter als de zwarten behandelde. Toe hij beval dat een soldaat gestraft moest worden kwam een kolonel Kandolo naar hem toe en pakte zijn zweep af. Sindsdien werd de rebellie geleid door Kandolo. Soldaten vielen Pelzer aan en wisten hem te doden. De rebellie wist een half jaar lang een grootste deel van het Kasaigebied te controleren. Het kosten velen doden en gewonden. Aan de andere kant in het verre NO brak er in 1897 een andere grote muiterij uit tonder 3000 soldaten en evenveel dragers en hulptroepen. De mannen waren gedwongen geweest om maandenlang te marcheren door moerassen en wouden in een nieuwe poging van LII om de bovenloop van de Nijl te bereiken en ze hadden re genoeg van. Ze hielden drie jaar stand en hadden de meeste troepen uitgedund en laten terugtrekken. Het is de enige langdurige muiterij van tijdens LII’s Congo, waarvan we een ooggetuigen verslag hebben. Een Franse priester, pater August Achte. Hij werd bijna gedood maar dankzij het feit dat hij geen geweer had, Gods woord onderrichte en nog nooit een zwarte had geslagen werd hij gespaard door de rebellen die hadden gezworen elke blanke te doden. Hij werd er zelfs goed behandeld met eten en geschenken. Hij werd vrijgelaten en de rebellen zeiden dat ze hadden gedood uit het feit dat sommigen blanken ver over de schreef gingen. LII bleef plechtige vorderingen uitvoeren tegen de slavenhandel en tegelijkertijd bracht geen enkele bezoeker (behalve GW Williams)verslag uit over wat er echt gaande was in de Congo; niet alleen de dragers maar ook de soldaten van de FP waren slaven. Officieren kregen bonussen aar hun aantal binnengebrachte slaven. Het hele systeem werd al vlug een eufemisme (een groep geketende vrijwilligers zijn zonet binnengebracht). Extra voorraden ketens werden besteld. Maar niet iedereen was tevreden over de ketens (als een groep aan de nek geketende over een brug moet lopen en er schuift er één uit verdwijnt heel de colonne). De machtigste slavendrijver (van Zanzibar) was Hames bin Muhammed el Murjebi, beter bekent als Tippu Tip (het geluid dat een musket maakt en dit wordt gebruikt door de meeste slavendrijvers). Het was een sluwe vindingrijke man die schatrijk werd met de handel van zowel ivoor als slaven, die zaken kon hij ook uitbreiden na de ontdekking van de loop de Boven-Congo. In 1887 vroeg LII Tippu Tip in dienst en hij en zijn familieleden bekleedden functies onder hem. Slaven werden vrijgekocht maar ze moesten wel zeven jaar in dienst van de FP. Ondanks het feit dat LII steeds een goede indruk van zich gaf, werd het gedoe met de slavenhandelaar iets wat het eerste gemopper jegens LII teweegbracht. Ambitieuze blanken voerden zonder toestemming dikwijls verschillende veldslagen, vele gewonnen. Ze werden door de tijd heen getransformeerd tot een nobele veldtocht tegen de lafhartige ‘Arabische’ slavenhandelaars. Hoe was het om door blanke veroveraars gevangen te worden genomen en geknecht te worden? Het is een (waargebeurd) verhaal verteld door ‘een buitengewone intelligente vrouw’, Ilanga en het werd opgetekend door een staatsagent die Swahili sprak, Edgar Canisius. Zelfs kinderen ontkwamen niet aan LII’s uitputtend regime. Verschillende kinderkolonies werden opgezet. Ze werden geschoold tot soldaten, maar meer dan de helft overleefde het niet. Ondanks de familiaire problemen die LII thuis had (Stéphanie’s echtgenote en zijn minnares werden dood aangetroffen, zij hertrouwde met een graaf die LII absoluut afkeurde. Zijn gestoorde zuster Carlotta bleef gestoord) bleef hij hopen energie hebben. Het leek alsof hij dit aspect in zijn leven aanvaardde dat het slecht was en zich daarom volledig concentreerde op zijn kolonie. Zijn veroveringen en roem werden fantasieën van schooljongens die maar wat al te graag hun koning in de Congo wouden gaan verdedigen. Het was een plaats om te strijden, rijk te worden en macht uit te oefenen. Het enige wat ertoe deed was ivoor doorsturen, hoe meer hoe beter je betaald werd. Voor de rest mochten ze doen waar ze zin in hadden. De jonge blanke officieren hadden het er best naar hun zin. Ze konden alles zijn wat ze wilden.De Congo was een kans om groot te worden. Léon Rom bijvoorbeeld was geboren in een klein provinciestadje in België, Bergen. Hij nam dienst in het leger als zestienjarige, niet voldoende geschoold. Toen hij 26 was trok hij naar de Congo en hij keerde terug naar huis met een loon van 50% meer dan een kolonel in het Belgische leger thuis, dan daar waar tot kapitein was bevorderd. Hij ontving diverse medailles, en de nodige faam na een veldslag tegen de ‘Arabieren’ waar hij alleen vergezeld met een tolk naar binnen ging om hen de kans e geven zich over te geven. Zijn vorderingen waren ook van intellectuele aard, elke keer hij terug naar België ging nam hij vlinders mee en na verloop van tijd werd hij uitgekozen tot lid van het Entomologisch Genootschap van België. Maar roem was niet het enige waarvoor de mannen naar de Congo trokken. Het feit dat ze hun burgerlijke moraal konden thuis laten speelde ook een grote rol. In de Congo werden de tien geboden nog minder in praktijk gebracht dan in alle andere kolonies. België was klein en Congo was énorm. Vele blanke mannen stierven door ziekte e.d. Omdat er niet miljarden jonge mannen in België waren moest LII ze wel uit verschillende delen van Europa halen met word-snel-rijk-prikkels (ivoor). Tot de eerste golf van agenten behoorden mannen die op de vlucht waren, voor huwelijksproblemen, alcoholisme of bankroet. Het liedje gezongen door de (meestal dronken) agenten werden in vele baren gezongen. Ondertussen zongen de Afrikanen wel hele ander liedjes.
H9: Kennismaking met Meneer Kurtz

Konrad Korzeniowski geboren in Polen en opgegroeid met de droom naar de Congo te trekken. Begin 1890 ging hij vergeefs op zoek naar een aanstelling als kapitein op een grote vaart. Eerst in Londen dan trok hij naar Brussel, solliciteerde naar werk op de Congorivier ging terug naar België voor zij laatste gesprek. Net zoals velen gaf hij er blijk van dat LII’s missie in Afrika nobel en beschavend was. Hij vertrok met de eerste zending rails en bielzen voor een nieuwe spoorlijn. Eerst een voettocht en dan via de rivier. Daar vulde hij zijn dagboek enkel met zakelijke aantekeningen. Pas tien jaar later zou hij andere aspecten op papier toevertrouwen maar dan zou hij bekent staan als Joseph Conrad. Hij bracht 6 maanden in de Congo door. Samen met zijn eerste manuscript, Almayer’s Folly. Bij de Stanleywatervallen werden zowel hij als de kapitein ziek, hij kwam er snel weer bovenop en op het eerste deel van de reis stond de Roi des Belges onderzijn bevel. Maar enkele weken later verbrak hij zijn contract en ging terug naar Europa.Conrad werd opnieuw ziek, ditmaal van malaria en dysenterie en moest hij aansterken bij een missiepost van Amerik. Baptisten bij het Stanleybassin. Hij bleef zwak en moest naar de kust terugkeren maar kreeg nooit zijn gezondheid weer terug. Hij zat vol afschuw van de blanke inhaligheid en wreedheid dat zijn visie op de menselijke natuur voorgoed werd veranderd. Na 8 jaar te hebben nagedacht over zijn Congo-ervaring schreef hij alles neer in zijn meesterwerk; Heart of Darkness. Marlow (de verteller en Conrads alter ego) wordt in dienst genomen door een bedrijf dat in ivoor handelt. Een handelspost waar de briljante en ambitieuze topagent meneer Kurtz verblijft. Marlows boot overleeft een aanval van zwarte n en neemt de ivoor en Kurtz mee, Kurtz sterft aan boort. Ook al is Kurtz slechts kort beschreven hij blijft in het geheugen gegrift van de milj lezers. Marlow die door zijn verrekijker naar Kurtz’ huis tuurt en ipv ornamenten op palen tot de ontdekking komt dat het hoofden van zwarten zijn.

Leraren op middelbare school en unif hebben dit boek al verschillende keren besproken, in de termen van Freud, Nietzsche en Jung, klassieke mythologie, … en trekken het los uit zijn historische bedding. Wij lezen het als een parabel voor alle tijden en plaatsen en niet als een boek over één plaats en tijd.
Marlow begint (net als Conrad) een eerste voettocht en hoorde gerinkel van kettingen. Zwarten vastgeketend en uitgehongerd (arbeiders voor de spoorweg). Verder beschrijft hij lijken, mensen die angstig wegkruipen om te sterven of om niet als drager te worden ingezet, vermoorde zwarten, skeletten aan palen. Ook naburige dorpen zijn gevlucht voor de naderende dwangarbeid. Ivoor was nog steeds een zeer waardevol product. Conrad bleef waarheidsgetrouw bij het scheppen van zijn schurk. Vele ander hebben tot het karakter van Kurtz bijgedragen. Zoals; George Antoine Klein, majoor Edmund Barttelot en een Belg Arthur Hodister. Natuurlijk niet te vergeten: Léon Rom (waarschijnlijk de belangrijkste) (de verzameling Afrikaanse hoofden rondom zijn huis). De plaats waar Marlow de hoofden ziet is vaag gebaseerd op de Stanley watervallen. Rom was daar hoofd van de nederzetting. Men schreef artikels over Rom en Conrad geeft dat waarschijnlijk in zijn handen gekregen. Het is niet zeker of Conrad en Rom elkaar ontmoet, gesproken hebben ook al hebben ze waarschijnlijk elkaars pad doorkruist. Te Leopoldville waar Conrad vanaf de kust was beland. Heart of Darkness is één vd vernietigendste aanklachten tegen het imperialisme in de hele literatuur maar Conrad zag zich wat Engeland betrof als een vurige imperialist. Hij zag LII’s roof voor wat ze was: de Gruwel (dat zegt Kurtz op zijn sterfbed). Conrad bekloeg het maar tegelijkertijd investeerde hij in een goudmijn in Johannesburg. Heart of Darkness heeft vele kritiek gekregen op het feit dat de zwarten niets te zeggen hebben, ze brengen één of ander geluid voort, zingen, brommen,.. De echte boodschap van het boek is (volgens Chinua Achebe): Blijf uit de buurt van Afrika, of anders! Meneer Kurtz had naar die waarschuwing moet luisteren en dan zou de gruwel op zijn plaats zij gebleven. Er mag dan nog zoveel racisme inzitten het blijft een indrukwekkend fictioneel portret van Europeanen tijdens de strijd om Afrika.Conrads blanken gaan over tot het plunderen van het werelddeel in het geloof dat ze de inheemse bevolking verheffen, beschaving brengen en de nobele zaken dienen. Als deze illusies zitten in het karakter van personage Kurtz. Een moordzuchtige hoofdenverzamelaar en een intellectueel. Hij is ook schilder, dichter en journalist. Conrad legt het er vingerdik op de uitspreiding van de blanke invloed. Een schietende vechtmachine en een schrijver die een bestseller in twee delen schreef. Waardoor duizenden andere werken, artikel over Afrika gingen schrijven. Een immens populair fenomeen. Dit karaktertrekje weerom geïnspireerd door Léon Rom, een entomoloog in de dop. Hij was eveneens schilder, hoofden-en vlinderverzamelaar en het belangrijkste, een schrijver. In 1899 publiceerde hij Le nègre du Congo. Met korte hoofdstukken over de zwarte vrouw, voedsel, huisdieren, volksmedicijnen, … Vooral de jacht viel op omdat dit hoofdstuk langer was dan die over de godsdienstige overtuigingen, begrafenisrituelen en opvolging van stamhoofden bij elkaar! Zijn stem lijkt veel op die van Kurtz wanneer hij bezig is aan zijn verslag. Rom heeft een zeer negatieve houding tov de zwarten. Op een moment moet Rom zijn boek zijn beginnen plannen. Heeft hij Conrad zijn litteraire dromen verteld omdat hij ontdekt had dat hij Frans sprak? Heeft Conrad zijn schilderijen zien hangen? Of was het gewoon puur toeval dat Kurtz en Rom allebei schilder en schrijver waren? We zullen het nooit weten. Er zijn verscheiden interessante parallellen tussen Rom en Kurtz. Kurtz slaagde er in de roman in om da aanbidding te verwerven van de Afrikanen van het Binnenstation. Belangrijk is dat de schrijver hiervan zijn beschrijving van deze officier begint met: deze man wil een 2de Rom spelen. Nog lijkt Kurtz’ moordzucht een weerspiegeling te zijn van het feit dat Rom hoofd was van de nederzetting bij de Swatervallen en de gouverneur generaal had naar Brussel een rapport gestuurd met het bericht dat hij de reputatie had tallozen mensen te hebben gedood om pietluttige redenen en zijn met mensenhoofden afgezette bloemenperk met de opdracht dat er voor de handelspost een galg moest zijn. We weten niet of Rom al bezig was met zijn plannen in de praktijk om te zetten toen Conrad in 1890 in Leopoldville aankwam. Hoe dan ook, het morele landschap van HoD en de schimmige figuren in het middelpunt ervan zijn niet alleen voortbrengsel van een romanschrijver, maar van een opmerkzame waarnemer die de mentaliteit van een tijd en een plaats met doordringende precisie heeft getroffen.
H10: Het hout dat huilt

12 juli 1890, Londen, Westminster Abbey. Henry Morton Stanley trouwt met Dorothy Tennant. Op de deze dag heeft Stanley last van pijnlijke gastritis, een ontsteking ad maagwand. Zat in een leunstoel tijdens en na lag hij in een afgezonderde kamer. Stanley’s angst voor intimiteit en zijn hunkering naar erkenning hebben ertoe bijgedragen dat hij nooit intiem zou geweest zijn met zijn vrouw. Hij vond het iets voor ‘wilde beesten’ Of dat nu klopt of niet, het herinnert ons eraan dat in iedere stoere, kordate onverschrokken mannen, rusteloze, ongelukkige, gedreven, vluchtende wezens zijn. Samen met zijn huwelijk kwam er een einde aan zijn ontdekkingsreizen. Hij legde zich toe op zijn beroemd zijn. Hij gaf lezingen, handtekeningen, allerlei dingen te openen, hij werd geridderd en tot parlementslid gekozen. En hij leefde nu in de grote luxe en was doorgestoten to tin de hoogste klasse.

Twee jaar later voltooide een opmerkelijke man een ontdekkingsreis door de Congo. William Sheppard, een zwarte Amerikaan, vertrok naar de Congo met de bedoeling (dankzij John Tyler Morgan) missionarissen onder het Afrikaanse ras op dit continent, die het evangelie van de genade Gods kunnen overbrengen naar de woonstede van hun voorouders. De presbyterianen hielden Sheppard twee jaar aan het lijntje met te zeggen dat hij enkel mocht vertrekken onder het toeziende oog van een blanke meerdere. Dominee Samuel Lapsey. Ze konden het direct goed vinden. Onderweg ontmoette Lapsey president Benjamin Harrison en LII in Brussel, zonder Sheppard want die was zwart. In mei 1890 kwamen Sheppard en Lapsey aan in de Congo. Ze verzamelden dragers en voorraden terwijl aan de ander kant vd heuvel Joseph Conrad hetzelfde was een het doen. Hij vertrok elf dagen na de Twee Amerikanen. Na overleg besloten Sheppard en Lapsley de missiepost op te zetten langs de rivier de Kasai. Sheppard trok in het oerwoud binnen om helpers te verzamelen en Lapsley bleef ter plekke. Op dat moment kwam ook Conrad daar (malaria en dysenterie). Toen Sheppard terug was leiden ze jonge missionarissen op. Lanpsley schreef vele brieven naar huis waarin hij meer een bewonderende onderdaan dan een strenge meerdere leek. William Sheppard was de eerst zwarte missionaris in de Congo.Langs de ene kant wil hij de mensen bekeren en hij vergelijkt hen met duisternis vh heidendom maar langs de andere kant is het zijn thuisland, het land van zijn voorouders waar hij zich thuis voelt. Hij begon de Kasai hun taal te leren en zich thuis te voel tussen zijn volk. Begin 1892 moest Lapsey naar Boma, de hoofdstad maar hij overleed door galkoorts. Daardoor stuurden de zuidelijke presbyterianen meer en meer blanken naar de Congo. Tegen dan was Sheppard la immens populair bij de bevolking. Hij was steeds vrolijk, met een trotse triomfantelijke lach en goed, in het wit, gekleed. Sheppards werkruimte grensde aan het land vh Kuba volk. Een verder ontwikkelt volk dan Afrika. Ofwel vd egyptenaren ofwel door de egyptenaren. Het was een echt kunstvolk. Ze waren gesteld op hun isolement en deden alles om buitenstaanders op een afstand te houden. Niemand had ooit toegang verkregen tot het koninkrijk. Maar Sheppard slaagde er wel in. Omdat hij zwart was en de Kuba dachten dat hij Bope Mekabe was, een voormalige vorst (het was een verzinsel want nergens is die naam teruggevonden in de stamboom, het was een middel om vannalles te weten te komen over de plannen van de blanken). Sheppard geraakt gesteld op de Bakuba. Een boek dat hij schreef, Presbyterian Pioneers in Congo, werd dan ook door hen gedragen. Na zijn eerste bezoek aan de Kuba vertrok Sheppard naar de VS. Hij werd uitgenodigd bij de president, gaf lezingen, toespraken, preken, … Lucy Gantt, daar trouwde hij mee.
Sheppard kon de Kuba niet bekeren ondanks zijn vriendelijkheid. Maar omdat de presbyt. angst hadden voor het feit dat het publiek negatief zou reageren bleef Sheppard gestationeerd in het Kubagebied. Maar uiteindelijk bezweek het gebied aan LII’s grillen. Dit werd teweeggebracht door een ontdekking ver weg. Door John Dunlop die thuis aan een driewieler was aan het werken en een systeem zocht om comfortabel te fietsen zonder vering. Een opblaasbare rubberband. Aanzet tot een fietsrage en de auto-industrie. Europeanen kenden het al van in de tijd van Colombus. Een Brits wetenschapper gaf het toen de naam rubber (van rub out: uitwissen van potlood). Net zoals Macintosh(= regenjas), die een manier vond van massaproductie van rubber aan te brengen op textiel om het waterdicht te maken. 16 jaar later morste iemand per ongeluk zwavel in heet rubber en kwam tot de conclusie dat het niet hard werd bij het afkoelen, minder stonk en kleverig was als het heet was. Pas 5 jaar nadat Dunlop de toon aanzette begon de rubberhause. Fabrieken hadden een grote behoefte aan het rubber. En waar kon men die rubber vooral vinden? Voor meer dan de helft in de Congo bedekte de rubberranken de bomen. En LII maakte er een fortuin mee. Ten koste van de inwoners. Men had er niets voor nodig enkel arbeid. Maar hoe? Ze konden hen niet vastketenen en er een opzichter bijzetten. Ze zouden zich moeten verspreiden en vaak in bomen klimmen.
Rubber is gestold sap, het Fans woord daarvoor is caoutchouc, afgeleid van de Zuid-Amerikaanse indianen dat betekent: het hout dat huilt. In de Congo was het een lange sponsachtige rank die zich om een boom heen kronkelde. Ze moesten een inkeping maken en het eruit laten druppelen maar om het sneller te doen sneden ze hem gewoon door. De inboorlingen hielden er niet van. Ze werden ertoe gedwongen. Er werden gijzelaars genomen, vrouwen, kinderen, dorpsoudsten of –hoofden. Het werd natuurlijk nooit tot officieel beleid uitgeroepen. Er werden wel instructie gegeven en er was zelfs een handboek. Het was een routineklus. Iemand die werkte aan zo’n handleiding was niemand minder dan Léon Rom. Er wed ook een quota ingevoerd. 3 tot 4 kilo gedroogde rubber per man in twee weken (bv). Mannen probeerde ieder mogelijke druppel te winnen om hun quota te halen. Het systeem werd gemilitariseerd. De Force Publique stelde zijn vuurkrachten ter beschikking aan de contracterende bedrijven. Overal waar de ranken groeiden stond de bevolking onder een strenge controle. Verzoekschriften om familie te gaan bezoeken, metalen kaartjes rond de nekken, … Mannen liepen soms wel meer dan 30 km met manden op hun hoofd naar inzamelpunten, daar werd het rubber gekneed en gedroogd. De dorpelingen kregen in ruil voor de rubber onbenulligheden zoals lepels, zout, kralen. Het regenwoud aan de Kasairivier was ook rijk aan rubber en Sheppard en de anderen bevonden zich in het rampgebied. Nabijgelegen volkeren zochten hulp bij Sheppard. Maar Sheppard werd de jungle ingestuurd. Daar trof hij met bloed doordrenkte grond, vernielde dorpen, lijken met hopen. Hij bereikte het kamp van de plunderaars en zag daar afgehakte handen. Als bewijs van diegene die ze hebben gedood. Om rubber te verzamelen moet men handen oren en neuzen afhakken (Charles Lemaire) Wie weigerde wed gedood. Wie dood was hakte men de hand af. Soldaten moesten zeer zuinig met hun kogels omgaan, niet gebruiken bij de jacht. Deden ze dit wel dan hakten ze van een levende een hand af zodat het leek alsof hij met die kogel was gestorven. Sheppard was niet de eerste en niet de laatste die afgehakte handen zou zien. De rubberterreur spreidde zich uit over het hele regenwoud. Een katholieke priester citeerde ooit een man, Tswambe, waarbij de gebeurtenissen in zijn geheugen gegrift waren. Het ging over Léon Fiévez. Een officier van de Force Publique citeerde hem: ik voerde oorlog tegen hen. Ik heb honderd mensen gedood waardoor er 500 de kans kregen om te blijven leven. Door de humanitaire basisregels(afhakken van handen en hoofden) konden sadisten als Fiévez hun lusten volop botvieren. Toen het nieuws zich door de Congo verspreidde stak het geloof van het zwart kannibalisme bij de blanken de kop op. BV de blikken cornedbeef zouden geen vlees van dieren bevatten maar van fijngehakte handen.
Deel II: Een koning in het nauw
H12: David en Goliath

Totdat Morel zich ging verdiepen in de cijfers rond de Congo wist niemand ervan af. Maar dankzij het feit dat Morel de cijfers onder zijn neus kreeg geschoven en hij de gave had om zijn boodschap handig te verspreiden zouden deze cijfers al vlug bekend zijn. Morel confronteerde eerst zijn baas sir Alfred Jones met de feiten maar werd stellig afgewezen. Wat moest dat bedrijf doen. Zijn beste klant verliezen door hem met zijn neus op de feiten te drukken? Morel werd daarom afgekocht maar hij weigerde keer op keer. Uiteindelijk diende hij zijn onstalg in en was hij vastbesloten om ten strijde te trekken. Eerst ging hij werken voor een Britse krant maar omdat hij niet kon schrijven van hij wilde, startte hij zijn eigen uitgave op. De West African Mail.

Morel werd in zeer korte tijd de grootste Britse onderzoeksjournalist van zijn tijd. Hij schreef vele boeken, pamfletten, artikelen, brieven en bleef hij zijn werk doen voor de WAF. En Morel publiceerde geen enkel onwaar cijfer in zijn werk en vele citaten en bronnen blijken in zijn werken als eerste te zijn gepubliceerd. Morel had ook veel steun aan andere die hun stem lieten horen, bv zoals sir Charles Dike, Genootschap tegen de Slavernij en Bescherming van Inheemse Volken.

Een belangrijke invloed had de schrijfster Mary Kingsley, die de Afrikanen in haar boek als levende wezen beschouwde en n iet als wilden die beschaving nodig hadden, Travels in West Africa. Morel was ervan overtuigd dat enkel vrijhandel technologie zou binnenbrengen. Nu ging Morel aan de slag met zijn boeken, toespraken, artikelen en pamfletten over de Congo. Morel kon niet zelf naar de Congo reizen, LII ontzag hem de toegang, maar kreeg wel allerlei zaken doorgespeeld. Agenten die terugkwamen stuurde hem brieven, enz…. Door Morel’s campagne vergrootte de oppositie tegen LII. Tijdens debatten in het parlement voerde Morel steeds harde bewijzen aan. BV: brieven aan agenten die mannen moesten inlijven of brieven die agenten terugstuurden over de toestand in de Congo. Andere bronnen waren missionarissen, die hun eigen stoomboten hadden en dus de brieven, foto’s e.a. langs de censuur kregen. Foto’s van afgehakte kinderhanden, verwoeste dorpen, gruwelijke verslagen van toestanden, lijsten van doden, … Morel onthulde ook LII’s omkooppraktijken. Al deze aanvallen lokte natuurlijk reacties uit van het koninklijk paleis.

Morel publiceerde ook ooggetuigenaanvallen. Zoals die van een Amerikaan, Edgar Canisius over de rubberplantages en de trek - en klimtochten. Rond 1903 was Morel erin geslaagd het Congovraagstuk op de belangrijkste plaats te zetten. LII sloeg angstzweet uit. Als Groot-Brittannië, toen een wereldmacht, Morel’s standpunt aanvaarde zouden zijn winsten gevaar lopen. Het bewind van LII was stevig aan de kaak gesteld maar bestond nog steeds. Voorlopig nog bestond er een patstelling tussen LII en Morel.
H13: Inbreken in de keuken van de dieven.

Morel stuurde een telegram de wereld in en één die deze ontving was een Ier, Roger Casement, die 20 jaar in de Congo had gezeten. Hij was een zeer opmerkelijk man, in uiterlijk en innerlijk. Hij ontmoette vele andere groten zoals Stanley, die toen bezig was aan zijn Emin Pasja reddingsexpeditie. Stanley had ook al vele gruwelijkheden op zijn naam. Maar Casement zag er nog meer bij andere blanken? , Bv Van Kerckhoven, die mensenhoofden verzamelde. Casement ontmoette ook Joseph Conrad. En weeral liet Casement een grote indruk achter. Hij was een uitzonderlijk goed prater..

In 1892 ging Cas werken voor het Britse koloniale bestuur in (nu) Nigeria. Maar hij begin oog te krijgen voor onrecht. In 1984 stuurde hij zijn eerst bewaarde protest aan het Genootschap voor de Bescherming van de Inheemse Volken. Kort daarna werd Cas overgeplaatst naar de Britse Consulaire dienst en kreeg hij daarna de opdracht in 1900 om het eerste Brits consulaat op te zetten in de Congo. LII nodigde Cas uit voor lunch en de dag daarop ook weer. Natuurlijk weer een van LII ompraatmogelijkheden. Maar anders dan velen was Cas niet gecharmeerd door de Koning. Cas had al te veel van Congo gezien. Cas had vele frustratie één daarvan was het feit dat hij homoseksueel was, wat in die tijd zeker niet aanvaard werd. Cas hield een dagboek bij waarin hij allerlei gruwelijke of net niet gruwelijke gebeurtenissen uit zijn leven in optekende. Cas was een excentriekeling volgens velen. Zo nam hij nooit de trein vanuit het Stanley bassin of reide hij altijd tweede klas of verbleef hij drieëneenhalve maand in de binnenlanden van de Congo.

Cas stuurde onafgebroken berichten naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Brieven waarin hij het hele systeem vervloekte. Vele ander schreven brieven of verbraken hun contacten met de koning. Maar niet alleen zijn rapporten grepen aan. Zijn dagboekaantekeningen waren veel erger.

Eind 1903 voer Cas terug naar Europa om zijn rapport af te werken. Hij verbleef even in Londen en keerde dan naar Joseph Conrad en zijn gezin in hun buitenhuis.

Cas was zo overstuur over wat hij in de Congo had gezien dat hij niet te houden was. Hij gaf interviews, schreef rapporten, … Terwijl bracht men allerlei leugens aan om Conrad te stoppen. Cas was teleurgesteld, kwaad maar nog steeds berdreven. Eindelijk vond hij dan zijn maatje. Morel. Morel zou hun ontmoeten voor de rest van zijn leven blijven herinneren. Casement verbleef even bij Morel en zijn gezin om hem te overreden om een organisatie op te richten enkel en alleen tegen het onrecht in de Congo. Het was mede dankzij Morel’s vrouw dat hij toestemde. De Vereniging voor de Hervorming van de Congo was geboren.

Casement (Tijger) en Morel (Buldog) waren blanken die probeerden een einde te maken aan het mishandelen van Afrikanen door blanken. Beiden hadden dezelfde overtuiging en nog iets gemeen. Ze zouden tien jaar later terechtkomen in de Londense Pentonvillegevangenis en één van hen zou er nooit meer uit komen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De Geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo door Adam Hochschild"