Francine Oomen

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • 2e klas havo | 1409 woorden
  • 25 juni 2004
  • 81 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
81 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Een rechtenstudie met betekenis, waar wil jij je hart voor inzetten?

Bij de bacheloropleiding Law in Society aan de VU ontdek je hoe je actuele maatschappelijke thema’s kunt aanpakken met een juridische bril.

FRANCINE OOMEN

Ik ben in 1960 geboren in Laren, Noord-Holland, in een klein huisje dat in de enorme tuin van een groot huis stond. Daar woonden mijn opa en oma en tante Marie, de baboe die meegekomen was uit Indonesië.

Het was een heerlijke tuin, met kippen, een vijver en een moestuin.

Het grote huis had veel geheimzinnige kamers, zolders en kelders. Ik kan er nog steeds in mijn hoofd doorheen dwalen. Ik weet nog precies waar alles staat, de luchtbuks van mijn opa die van vogels hield, maar Vlaamse gaaien haatte, de grote, zwarte kolenkachel van mijn oma, waar ze brood en taarten in bakte, de schommelstoel van Marie, de kisten met appels in het Appelkamertje, waar ook kasten vol met boeken en oude tijdschriften stonden, de vluchtkelder, waar ik met geen stok in te krijgen was.

Ik had een zusje dat veertien maanden jonger was dan ik en samen ontdekten we de wereld. Twee vrolijke meisjes met spierwitte haren in zelfgemaakte schortjes. In mijn herinnering was het altijd zomer. We gingen naar het schooltje waar mama juf was en papa goochelde toverballen uit zijn mouw, als hij ’s avonds thuis kwam van zijn werk.

Toen ik zes was, was mijn vader klaar met promoveren en verhuisden we naar Eindhoven. Een hele verandering. De wereld had tot dan toe bestaan uit het grote en het kleine huis, mijn zusje, de tuin, opa en oma en tante Marie. We gingen wonen in een nieuwbouwwijk, mijn vader ging elke ochtend naar Philips om lampen uit te vinden en ik kreeg er nog een broer en twee zusjes bij.

Ik klom in bomen, ving vlinders die er toen nog in overvloed waren, en stak in een geheime schuilhut piepschuim en mijn schoenveters met een vergrootglas in de fik.

Ik ging naar school en leerde lezen. Mijn vader nam ons elke zaterdag mee naar de bibliotheek en op dinsdag was alles al uit. Ik ontwikkelde een onstilbare honger naar verhalen, naar boeken, naar andere werelden en dat is altijd zo gebleven.

Roald Dahl was een groot voorbeeld, bij de illustratoren was dat Maurice Sendak.

Ik begon ook te tekenen en kon daar, tot de dag van vandaag, niet meer mee ophouden. Mijn moeder werd wel eens boos als ik met weer een volgetekend taal- of rekenschrift thuiskwam. ‘Moet ik alweer nieuwe schriften kopen!’ brieste ze dan. ‘Ik word nog eens arm aan jou!’ Ze kon ook niet weten dat ik aan het oefenen was voor later. Dat wist ik zelf nog niet eens.

Toen ik twaalf was kreeg ik een stiefvader, van wie ik niet hield. We verhuisden met hem, mijn moeder, mijn broertje en mijn drie zussen naar Groningen. Dat vond ik vreselijk.

Mijn eerste vriendje heette Thomas en hij klom ook door het dakraam, net zoals in Hoe overleef ik mijn eerste zoen. Intussen schreef ik dagboeken vol, omdat ik met niemand durfde te praten over wat ik allemaal voelde en dacht.

Ik heb ze nog allemaal, en als ik er in lees, valt me vooral op dat er zoveel níet instond. Wat er werkelijk gebeurde kan alleen ik tussen de regels door lezen. Ik durfde lang niet alles aan het papier toe te vertrouwen, ik had altijd het idee dat er iemand over mijn schouder meekeek, of dat mijn dagboek stiekem gelezen zou worden door een nieuwsgierige zus.

Op mijn zestiende verhuisden we weer terug naar Eindhoven, verdween de boze stiefvader en maakte ik mijn middelbare school af. Ik denk dat er niet veel kinderen zijn die zoveel gespijbeld hebben als ik. Ik snap nog niet hoe ik het voor elkaar kreeg. Misschien dankzij mijn goede cijfers.

Als iedereen zwoegde voor zijn proefwerkweek, lag ik in mijn eentje te dromen en gedichten te schrijven aan de rand van een vennetje, in het bos.

Na het eindexamen werd ik tot mijn grote blijdschap aangenomen op de Akademie voor Industriele Vormgeving. Ik wilde niets liever dan tekenen, dingen maken, scheppen, oplossingen bedenken, dus die vijf jaar waren een heerlijke tijd.

Ik had toen nog niet het idee dat ik schrijver kon worden. Toen ik klein was wilde ik in het circus, in een glitterend roze pakje hoog in de nok van de tent aan de trapeze zwieren.

Toen ik tien was wilde ik modeontwerpster worden, ik tekende niets liever dan dames in mooie kleren. Ik wilde niet naar de kunstacademie, ik wilde iets doelgerichts, geen kunstenaar worden. Na mijn eindexamen begon ik meteen te werken, freelance als grafisch ontwerpster.

Ik verhuisde naar Den Haag, naar Zevenaar en uiteindelijk naar het plaatsje Nuth, in Limburg. Daar ging ik samenwonen en kreeg ik drie kinderen: Joris in 1987, Lotje in 1989 en Daantje, twee jaar later.

Intussen bleef ik gewoon doorwerken, want als ik iets niet kan, is het stilzitten. Ik ontwierp verpakkingen, displays, stoffen voor kinderen en... bedacht nieuwe kinderboeken.

Saartje en Tommie op de boerderij was het eerste boek dat ik zelf schreef, in 1989, min of meer bij toeval. Ik had het concept van de serie ontworpen voor een grote drukkerij, waar ik toen veel voor werkte. De illustratrice had ik snel gevonden: Dagmar Stam, maar ik kon op korte termijn geen auteur vinden. Ik vond het natuurlijk helemaal niet erg om het zelf dan maar te proberen.

De serie over Saartje en Tommie werd een groot succes, ook in het buitenland. Dagmar en ik werden vriendinnen en we beleefden veel plezier aan onze samenwerking. We maakten, naast een stuk of dertig verschillende boektitels, ook een Saartje en Tommie-serie voor Sesamstraat, een cd met verhaaltjes en liedjes en een videoband.

Ik ging scheiden, maar bleef in de buurt van de vader van de kinderen wonen, zodat we ze samen konden grootbrengen.

Langzamerhand ging ik steeds meer schrijven en tekenen en wat minder ontwerpen. Heel geleidelijk aan werd ik kinderboekenschrijfster, en ook illustratrice, en nog een beetje grafisch vormgeefster, samen het allerleukste beroep dat ik me kon en kan bedenken. Ik ben vrij om te werken wanneer ik wil, ben mijn eigen baas, ik teken schrijf en knutsel en verdien daar ook nog eens mijn brood mee!

Van het begin af aan waren mijn kinderen een grote inspiratiebron. Zij lezen mijn boeken enthousiast maar ook heel kritisch, vaak met een rode pen in de aanslag om fouten eruit te halen. Als ze \'s avonds vragen hoeveel bladzijden ik heb geschreven, en het antwoord is bijvoorbeeld: ‘Nou, maar een halve,’ en ze zijn teleurgesteld, dan weet ik dat het een spannend boek is. Ze zeggen altijd heel eerlijk wat ze ervan vinden.

Ik ben begonnen met het maken van boeken voor peuters en kleuters toen mijn kinderen nog klein waren, en ik merk dat ik met hun leeftijd meegroei. Mijn boeken worden dus steeds voor oudere kinderen, maar prentenboeken blijf ik maken, want dat vind ik erg leuk.

Alles bij elkaar heb ik al meer dan honderdtwintig boeken gemaakt, ik ben de tel een beetje kwijtgeraakt. Echte leesboeken, dat zijn er minder, dertien nu. Verder werk ik ook al jaren voor het kleuterblad Bobo, met verschillende series.

Mijn boeken schrijf ik op rustige plekken, waar ik mezelf kan horen denken en niemand me stoort. Achter mijn bureau, maar ook in de trein. Mijn bed is een favoriete plek, liefst \'s ochtends heel vroeg, bij het krieken van de dag, met een pot thee en een boterham met kaas erbij.

Ideeën heb ik altijd, eerder te veel dan te weinig. Ik pluk ze overal vandaan; van gesprekken die ik opvang, soms een enkel woord of een enkele zin, van wat mijn kinderen beleven en interessant vinden, van herinneringen aan wat ik zelf meegemaakt heb. Samen met een flinke schep fantasie kluts ik alles door elkaar, en wordt het een nieuw verhaal.

Ik heb een opschrijfboekje en dat staat vol met alleen maar titels, van boeken die ik nog wil gaan schrijven. Mijn grote wens is dat een van mijn boeken eens verfilmd wordt. Verder wil ik ook graag zelf eens het script voor een film schrijven. En ik ben zeker van plan ooit eens een boek voor volwassenen te gaan schrijven…

Mijn hobby’s zijn mijn hele leven al zo\'n beetje dezelfde. (Is dat bij iedereen zo?) Alleen vroeger turnde ik, en dat doe ik nu niet meer. Maar wel lezen, tekenen, schrijven, goeie films kijken, wandelen, kippen, snoepen en lekker eten koken.

Vorig jaar ben ik weer verhuisd van mijn boerderij in Limburg naar een boerderij op een prachtige plek aan een dijkje in Noord-Holland.

REACTIES

M.

M.

waarom schrijf je de hele tijd ik ben geboren ik ben na de universiteid(ofzoiets) waarom jij bent Francine Oomen toch niet? of wel?

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.