Betje Wolff en Aagje Deken

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • Klas onbekend | 6806 woorden
  • 17 mei 2010
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 6
26 keer beoordeeld

Persoon
Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅

Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
 

Naar de quickscan

Inhoudsopgave:

Inleiding blz. 2

Historisch kader blz. 3,4,5,6

Biografie Betje Wolff & Aagje Deken blz. 7 - 15

Het leven van Betje Wolff blz. 7,8,9

Het leven van Aagje Deken blz. 10, 11

Het leven van Betje Wolff & Aagje Deken blz. 12,13,14

Wat is de invloed die Aagje Deken en Betje Wolff blz. 15
nog steeds in het heden hebben?

Reflectie blz. 16

Logboek blz. 17

Bronvermelding blz. 18

Inleiding:

Deze periode ga ik voor het vak geschiedenis een Praktische Opdracht maken. Deze ga ik maken over Betje Wolff en Aagje Deken, twee personen die wij in het hoofdstuk dat we behandeld hebben voorbij hebben zien komen. Betje en Aagje waren twee schrijfsters met verlichte ideeën.
Om een inleiding te geven op de biografie schrijf ik eerst een historisch kader met daarin het tijdsbeeld waarin deze twee dames leefden.
Vervolgens schrijf ik een biografie. Deze is in vier stukken onder te verdelen: het leven van Betje Wolff (voordat ze Aagje kende), het leven van Aagje Deken (voordat ze Betje kende), het leven van deze twee dames samen en daarna welke invloed Aagje en Betje vandaag de dag nog steeds hebben.
Als afsluiting schrijf ik een reflectie, houd ik een logboek bij en maak ik een bronvermelding.

Historisch Kader:

Betje Wolff leefde van 24 juli 1738 tot 5 november 1804. Aagje Deken leefde van 1741 (precieze geboortedatum is onbekend) tot 14 november 1804. Ze leefde dus voor het grootste gedeelte in de achttiende eeuw.

De achttiende eeuw was de eeuw van de verlichting. Verlichte denkers deken dat iedereen gelijk geboren is. Die ideeën gingen bijvoorbeeld niet samen met slavenhandel waar mensen werden onderdrukt. De verlichte denkers geloofden in een maakbare wereld die beter kon. Dat kon bereikt worden als we maar onze hersenen zouden gebruiken, de ratio was dus erg belangrijk. Ze geloofden dus niet in dat God de sociale orde bepaalde, in bijgeloof en magie. Dat willen de verlichten bestrijden.
Bekende filosofen uit de verlichting waren: Spinoza, Kant, Descartes en Montesqieu. De filosofen maken de rol van God ook kleiner als dat ze dat in vroegere tijden dachten. Ze zeiden dat God alleen nog de aarde had gemaakt en dat de mens zelf daarna bepaald had wat er gebeurde. Dit werd verkondigd, al geloofde de helft van de filosofen al niet meer in God. Dat God de schepper is en dat daarna de mens alles zelf deed heet het deïsme. Daar horen ook natuurkundige wetten bij en dat er geen toeval of wonderen bestaan op dat gebied.
De verlichte denkers hebben een positief wereldbeeld, ze gaan ervan uit dat de mens onschuldig is bij de geboorte. Niemand is dus ergens tot voorbestemd, dus niet zoals gereformeerden die dachten dat sommige mensen al gelijk voorbestemd waren om naar de hel te gaan. Ze dachten dat het pas mis ging met mensen in de opvoeding. Ze vinden dus dat bijvoorbeeld onderwijs voor iedereen belangrijk is.
Een ander belangrijk punt van de denkers is dat ze kritiek hebben op de macht van de adel, kerk en koning. Zo vond Voltaire dat de kerk zich niet bezig moet houden met de politiek, hij wil een scheiding van kerk en staat. De verlichter komen met praktische oplossingen voor de problemen. Zo komt Mostesqieu met de Trais Politicas en John Locke vond dat het volk soeverein is. De ideeën van veel van filosofen zijn gebruikt in de Amerikaanse en Franse Revolutie. De woorden van John Locke zijn bijna letterlijk overgenomen in de Amerikaanse grondwet.

Het is ook nog steeds de tijd van het absolutisme, een voorbeeld van een absolute koning is Lodewijk XIV. Later werd hij opgevolgd door zijn zoon Lodewijk XV, hij was overigens een hele slechte koning. Hij hield nogal van feesten, jagen en gokken.
Het was in Frankrijk een absolute monarchie, de koningen regeerde alleen. Ze regeerde nog steeds met het Droit Devin, ze waren door God gekozen om te regeren, dus dat moesten ze doen.
Sommige koningen in de 18e zagen de ideeën uit de verlichting toch wel zitten, zij wilden die ideeën in de praktijk gaan brengen. Ze waren de verlichte despoten, ze willen dat het volk het goed heeft. Ze zien zichzelf als het ware als een dienaar van het volk. Een paar bekende koningen waren: Jozef II van Oostenrijk en België, Catharina II van Rusland en Frederik II van Pruisen. Ze willen wel een degelijk bestuur vormen maar ze geven de macht niet af.

In de Republiek was de Gouden Eeuw voorbij, in de 18e eeuw is er een relatieve achteruitgang van de welvaart. Het gaat dan wel minder goed dan in de 17e eeuw maar het gaat nog lang niet slecht. De economie groeit ook nog steeds, alleen minder hard dan in de Gouden Eeuw.
Die vermindering van de groei had twee hoofdoorzaken: Engeland en Frankrijk komen op als economische machten en dus als onze concurrenten, ze streven ons voorbij. De andere reden de Republiek erg veel oorlogen voert. Alleen tegen Engeland voerde ze al 4 oorlogen, ook tegen Frankrijk voerde ze een paar oorlogen.
In de Republiek was het een bestuurlijke chaos. Er was geen centraal bestuur, iedere provincie had een ander bestuur. Maar zelfs ook andere maten en gewichten. Het was erg particularistisch. Daar komt steeds meer kritiek op. De macht was toen nog in de handen van de rijke burgers. Door de economisch minder harde groei wordt die groep kleiner en wordt de macht als het ware geconcentreerd. Door de verlichting komt daar kritiek op, de mensen met die kritiek worden de Patriotten genoemd. De patriotten willen: democratisering, eenheid en geen stadhouder meer. De stadhouder is op dat moment Willem V. Willem V was niet een erg goede stadhouder. Hij verloor de 4e Engelse zeeoorlog, die oorlog duurde van 1780 tot 1784. Daardoor ontstaan nog meer spanningen.
In 1781 schrijft Dirk van der Cappelen tot den Pol een pamflet. Hij schrijft daarin dat hij een patriot is en dat hij bepaalde eisen stelt. Dat pamflet gaat de hele Republiek door. Dit is het begin van de patriottenbeweging. Hierdoor is de Republiek in twee stukken verdeelt: de prinsgezinden en de patriotten. Er dreigt een staatsgreep door de patriotten.
In 1787 dreigt een burgeroorlog. Willem V vlucht naar Nijmegen, die stad is het nog met hem eens. Hij vlucht met zijn vrouw (Wilhelmina, de zus van Frederik II van Pruisen) en kinderen. Wilhelmina krijgt tijdens de tocht naar Nijmegen toch spijt en besluit terug te gaan, dat doet ze alleen. Ze wordt onderweg aangehouden door de patriotten in Goejanverwellesluis. Wilhelmina was laaiend en schrijft een brief naar haar broer in Pruisen. Hij komt door die brief met een leger aangevoerd door hijzelf naar Nederland en verjaagd alle patriotten. Die patriotten vluchten naar Frankrijk.

De Amerikaanse revolutie is de eerste democratische revolutie ter wereld. Het kernjaar van die revolutie is 1776. Aan het begin van de zeventiende eeuw kwamen de eerste blanken naar Amerika. Het land werd gekolonialiseerd door de Engelsen. Veel van die mensen waren Protestant die vervolgd werden in Engeland. Die protestanten gingen met het schip ‘’The Mayflower’’ naar Amerika en kwamen aan, ze stichten het huidige Boston. Die protestanten staan nu bekend als ‘’The Pelgrim Fathers’’. Na de Pelgrim Fathers komt er een stroom met Engelsen op gang. Engeland heeft uiteindelijk dertien kolonies.
In de kolonies is er een beetje zelfbestuur, de koning van die tijd George III kon namelijk niet alles zelf besturen. Hij zag wel de kolonies als een stukje van zijn eigendom, daarom stuurt hij een gouverneur naar elke staat.
Van 1754 tot 1763 voeren de Engelsen in Amerika oorlog met Frankrijk in Amerika. De Engelsen willen ook de Franse kolonies in. De oorlog kost veel geld. De kosten van de oorlog komen bij de kolonisten te liggen. Daar zijn de kolonisten niet blij mee, het wekt veel kwaadheid op. Daar komt ook nog bij Dat George III hoge belastingen heft die hij vaak verhoogd. De kolonisten hebben hellemaal niets te zeggen in het Engelse bestuur, dat willen ze wel. Ze willen redelijkheid, dat krijgen ze niet. Het laait verder op, de groep wordt groter en het conflict begint te escaleren.
In 1773 voeren de Engelsen de tea-act in, dat houdt in dat de British East Indian Company het monopolie op thee in Amerika heeft. George III wil daarmee de smokkel van thee tegengaan.
De Amerikanen zijn er niet erg blij mee, in de haven van Boston ligt toevallig een schip met meer van 400 kratten thee. De kolonisten gaan vermomd als Indianen het schip binnen en kieperen alle thee de zee in. Dit heet de Boston Thea Party. De tegenreactie van de koning is om de haven van Boston maar af te sluiten. Daar zijn de Amerikanen ook weer niet blij mee en richten daarom paramilitaire groepen op. Het zijn een soort gewapende burgerverenigend op.
Dit is een startsein voor de onafhankelijkheidsoorlog. Er komen veel rellen, aanslagen en dergelijke. Pas in 1775 komen er veldslagen, de eerste veldslag is in Concort. De Amerikanen winnen daar, de Amerikanen zijn goed georganiseerd onder leiding van George Washington. De Engelse koning laat het er niet bij zitten en stuurt meer troepen met soldaten. Het duurt van 1775 tot 1783. Op 4 juli 1776 komen de Amerikanen met de ‘’Declaration of Independance’’, de onafhankelijkheidsverklaring. Ze verklaren zich onafhankelijk maar de strijd gaat nog gewoon door.
Nog geen anderhalf jaar na de vlucht van de patriotten naar Frankrijk breekt daar de Franse Revolutie uit. Het is dan het jaar 1789. Frankrijk is dan nog een standenmaatschappij, het anchiene regime heerst nog steeds. Het volk leeft in armoede en heeft geen inspraak, de enige die wat te zeggen heeft is de koning, Lodewijk XVI regeert dan. Hij geeft ongeveer driekwart van alle belastingen uit aan feestjes en oorlog. De staatskas is bijna leeg. De kloof tussen de armen en de rijken is al opgebouwd. Om een oplossing te vinden voor zijn problemen roept hij de Staten Generaal bij elkaar, dat is heel bijzonder want de Staten Generaal is al sinds 1614 niet meer bij elkaar geweest. De opzet is aangepast, er zijn nu 300 plaatsen voor de adel, 300 voor de kerk en 600 voor de burgerij. Er is alleen één probleem, ze komen er niet uit of ze per stand of voor hoofd gaan stemmen. Dit wordt niet opgelost en in juni 1789 stapt de burgerij uit de Staten Generaal, ze roepen hun eigen parlement uit: de Nationale Statenvergadering. Ze zweren hierbij zichzelf in, dat doen ze op de kaatsbaan. Lodewijk is het hier niet zo mee eens en laat daarom zijn leger rondjes om Parijs marcheren als een waarschuwing. Daar is het volk het weer niet mee eens en begint daarom te demonstreren. Op 14 juli bestormt het volk de Bastille, het is het meest gehate gebouw. Daar zitten allemaal mensen in die het niet eens zijn met Lodewijk. In een aantal dagen breken ze heel de Bastille af. Dit is het beginpunt van de Franse Revolutie. In een paar dagen verspreid de revolutie zich over Frankrijk,, de adel en de kerk worden er bang van. De adel stuurt daarom een delegatie naar de nationale vergadering. Ze zeggen daar dat ze afstand doen van hun privileges. De standenmaatschappij is dan voorbij. Lodewijk wordt in een kasteel gestopt in Parijs, daar moet hij wonen in plaats van in Versailles. Hij krijgt als het ware huisarrest. De harde kern van de burgerij zijn de Girondeinen. Ze houden de revolutie gaande en hebben de leiding in de nationale vergadering. In 1719 presenteert la Fayette de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen aan de nationale vergadering. Deze keurt die verklaring goed in augustus 1719. Hier staat in dat ieder mens gelijk is.
Koninkrijken in de buurt van Frankrijk worden er eigenlijk wel bang van, daar komen plannen om Lodewijk te helpen door een aanval. De revolutionairen weten dat en ze beginnen een oorlog tegen Pruisen en Oostenrijk, ze willen daar ook de revolutie brengen. Die oorlog mislukt en Pruisen en Oostenrijk vallen samen Frankrijk binnen. Zij komen alleen tot aan Parijs. In Parijs grijpen de Jacobijnen de macht, de Jacobijnen willen nog snellere veranderingen. Zij worden geleid door Marait, Robespier en Danton. Ze pakken alle Girondijnen op en laten ze executeren. Onder de Jacobijnen heerst een terreurbewind. Ze laten ook Lodewijk onthoofden met de guillotine. Ook zijn vrouw Marie Antoinet werd geëxecuteerd.
In 1795 gaat het weer beter met Frankrijk, er komt een staatsgreep tegen de Jacobijnen. De macht komt in handen van de rijke burgers: het directoire. De opstand wordt bestreden en het Franse leger schiet op haar eigen burgers, dat is tegen de idealen van de Franse revolutie. Generaal Napoleon wordt naar Parijs gehaald om de opstand de bestrijden. Het directoire is bang voor hem maar ook blij met hem. Daarom sturen ze hem maar ver weg, eerst naar Italië, daarna naar Egypte. In Egypte wint hij, de klus is te groot. Als Napoleon terug komt in Parijs sluit hij zich aan bij een opstand tegen het directoire en hij grijpt de macht. Hij wordt consul, daarna consul voor het leven en daarna keizer in 1801. Napoleon begint met het veroveren van heel Europa, dit keizerrijk heeft niets meer te maken met de idealen van de Franse revolutie. Zijn nederlaag komt in 1812 bij Rusland, bij zijn terugkomst in Frankrijk wordt hij verslagen en gevangen door Engeland. Hij wordt verbannen naar het eiland Elba. Hij ontsnapt in 1815 en komt terug in Marseille. Hij verzamelt daar een nieuw leger en trekt naar Parijs, hij zet de regering af en wordt wederom keizer. Hij trekt met zijn leger weer naar het noorden, in België wordt hij opgewacht door Pruisen en Engeland in de slag bij Waterloo. Napoleon wordt weer verbannen, dit keer naar Sint Helena, daar sterft hij in 1824.

In 1795 vallen de Patriotten de Republiek via Valkenswaard binnen. Het is winter en het had hard gevroren, de rivieren waren dichtgevroren. Ze konden zo over de rivieren lopen en de Patriotten lopen zo door naar Den Haag. Van de Fransen krijgen de Patriotten de macht in de Republiek, de regenten die er waren vluchten naar Engeland. Dit wordt de Bataafse Revolutie genoemd. Van 1795 tot 1806 is Nederland de Bataafse Republiek. Later neemt Napoleon de macht over en stuurt zijn broer Lodewijk Napoleon naar de Bataafse Republiek. Het is dan het Koninkrijk Holland. Hij maakt er een eenheidsstaat van, hij trekt zich steeds minder aan van zijn broer. Napoleon roept Lodewijk terug in 1810 en maakt er een Franse provincie van. Dat duurt tot hij verslagen wordt in 1812, daarna wordt Nederland het Koninkrijk der Nederlanden, de koning is dan de zoon van Willem V: Willem I.

Biografie van Betje Wolff en Aagje Deken:

Het leven van Betje Wolff:

De vrouw die we nu kennen als Betje Wolff werd op 24 juli 1738 geboren in Vlissingen. Ze was het jongste kind van Jan Bekker en zijn vrouw Johanna Bourderie. Haar ouders waren allebei lid van de Duitsch Gereformeerde kerk. Jan en Johanna zijn op 20 juni 1724 met elkaar getrouwd. Elizabeth werd geboren als jongste kind, het gezin bestond verder nog uit 3 jongens (Laurens, Matthijs en Jan) en nog een meisje (Christina). Haar ouders hadden nog een dochter gehad (Elisabeth) maar die was al vroeg overleden. De familie woonde van 1735 tot 1751 in het Huis met de Zonnewijzer op de Nieuwendijk. In 1752 verhuisde ze naar de Bakkersgang.
De familie van Betjes moeder had wat Frans bloed en wat familieleden waren hoge militairen. De familie van Betjes vader waren echte koopmannen.
Vlissingen had drie bedrijfstakken waar het op leunde: koophandel, zeevaart en industrie. Deze waren nauw met elkaar verbonden. In de zeventiende eeuw bloeide de stad economisch op z’n hoogst.
Een hele belangrijke bron van inkomsten voor Vlissingen was de internationale slavenhandel, in die tijd werden per jaar zo’n 6.000 tot 7.000 slaven per jaar overgebracht door de Nederlanders. Het is niet bekend wat de familie Bekker hiermee te maken had en hoe Betje hier over dacht. Later werd Betje een van de grootste bestrijdsters van de slavernij.
Betje wast het nakomertje in de familie, daardoor was ze een zorg. Ze was zwak van lichaam maar ze had al vroeg een grote honger naar kennis. Ook was ze zeer artistiek en met haar zesde jaar rijmde ze al gedichten en tekende veel. In haar familie kreeg haar geestelijke begaafdheid veel aandacht, maar bijna geen steun. Van haar zakelijke vader en haar niet intelligente en niet artistieke broers en zussen kreeg ze geen steun. Alleen van haar moeder kreeg ze steun, de prikkelde haar tot ontplooiing van haar talenten. Johanna was op haar manier een verlichte opvoedster. Ze voedde Betje op met Bijbelverhalen, vaderlandse geschiedenis en wandelingen in de natuur. Ook las Johanna haar nooit geen sprookjes voor, Betje zei daar zelf over:

Nooit werd myn kinderlyk gemoed
Verbysterd door ’t verhaal van spook en hekseryen;
Men wist die beuzeltaal zorgvuldig te vermyên;
‘k Wist van geen Heintje pik; ‘k ging als een schaap naar bed

Eind december 1751 overleed Johanna Bourderie toen Betje nog maar 13 jaar was. Ze was een groot gemis voor haar. Na de dood van de moeder van het gezin is het gezin vermoedelijk uit elkaar gegroeid. Er wordt sterk vermoed dat de verhuizing van het gezin in 1752 te maken heeft met het overlijden van Johanna .
Betje had niet zo veel met haar familie, ze voelde alleen wat liefde voor haar broer Jan en zus Christina. Maar heel veel had ze nou ook niet met hen.
Op 2 juli 1754 werd ze op bijna 16 jarige leeftijd werd Betje opgenomen in de Nederduitsch Gereformeerde gemeente aangenomen. Ze deed haar geloofsbelijdenis bij de grote kerkraad. Haar zus Christina deed haar geloofsbelijdenis op 17 jarige leeftijd en haar broer Matthijs op 20 jarige leeftijd. Haar vroege belijdenis had meer te maken met dat ze snel dingen begreep dan dat ze vol overtuigd was van het geloof.
Betje had in haar vroege leven een echt dilemma, aan de ene kant was er buiten de stad leven waar ze bezig kon zijn met kennis opdoen, aan de andere kant wou ze graag schitteren in gezelschappen (in de stad dus). Op dat moment was Vlissingen een hele conservatieve stad met 8.000 inwoners, de mogelijkheden waren daar beperkt. Er was daar geen schouwburg, geen podium en ook geen vorm van hoger onderwijs. Er was voor kinderen van goede afkomst wel de mogelijkheid om op een Franse of Latijnse school onderwijs te volgen. Betje en haar broers en zussen hebben op de Franse school van Maître en Mademoiselle Jolly gezeten. Ze leerde nog wat Latijn van haar broer Jan en Engels leerde ze zoals ze dat zelf schreef in Het Geschrift Eener Bejaarde Vrouw van haar moeder. Voor de rest leerde ze zichzelf alles, ze was autodidact.

In 1754 wordt Betje verliefd op een jonge officiter in opleiding. Zijn naam was Matthijs Gargon. Haar familie is het daar niet mee eens, de twee zijn verliefd en besluiten en maar vandoor te gaan. Uiteindelijk worden ze toch weer gevonden. Enkele dagen later moeten ze voor de kerkenraad van Vlissingen komen daar wordt besloten dat Matthijs naar Indië moet.

Toen Betje 19 jaar was kwam ze in contact met de 31 jaar oudere Adriaan Wolff, hij was een gereformeerde predikant uit de Beemster. Het initiatief kwam waarschijnlijk vanuit Betje. Betje had als kind al veel geschreven en dit contact begon dan ook als een literair contact. Zij was toen nog onbekend maar Adriaan Wolff had al een naam wat betreft lokaal historische geschreven stukken. Het kwam zover dat ze elkaar een portret van zichzelf stuurde. Adriaan was toen al weduwenaar van zijn vrouw die in 1757 overleden was. Het portret van Betje was voor Adriaan genoeg om haar een keer te komen opzoeken. Op een zondagmiddag (9 oktober 1759) kwam hij aan in Vlissingen. Toen ging het snel tussen hen, Adriaan vroeg en kreeg de hand van Betje Bekker. 23 Oktober gingen zij al in ondertrouw en op 2 november vertrok Betje per schip naar de Beemster. Op 18 november trouwde Betje en Adriaan. Betje was toen 21 en Adriaan 52. Er was nog maar weinig dat Betje in Zeeland hield en dat zal ongetwijfeld mee hebben geholpen dat ze uit Zeeland vertrok.

Toen Betje in de Beemster aankwam ontmoette ze de kinderen van haar man, ze kon het niet erg goed vinden met haar minder dan twee jaar jongere stiefdochter Wijanda. Ze kon het beter vinden met haar drie zwagers, met hen kon ze gesprekken op een hoog niveau voeren, iets wat ze met haar eigen familie niet kon.
Betje was dol op kinderen, ze heeft ze zelf echter nooit gekregen. Haar liefde op kinderen heeft ze daarom maar op haar neefjes, nichtjes en buurkinderen geuit. Uit bepaalde brieven van Betje blijkt dat ze eigenlijk nooit een goede nacht met haar man heeft doorgebracht. De liefde tussen Betje en Adriaan Wolff was meer verstandelijk, om dat te uitte schreef ze het op. Ze uitte haar gevoelens via haar literatuur. Ze wilde niets liefster als dichtster worden en door te breken bij het grote publiek. In 1763 was het zover.
Ze bracht in 1763 haar eerste gedichtenbundel Bespiegelingen Over Het Genoeg uit. In de gedichtenbundel staan ‘’Bespiegelingen’’ het zijn een soort moraalfilofische leergedichten.
Ze droeg deze bundel op aan meneer Adriaan van der Mieden. Deze meneer van der Mieden heeft waarschijnlijk haar eerste werken gefinancierd. Betje had contact met de zoon van meneer van der Miedens zoon, Gidion van der Mieden. Hij was getrouwd met Maria Cardinaal, Betje raakte zeer goed met haar bevriend. Waarschijnlijk werden ze zo’n goede vrienden omdat ze allebei wat in elkaar herkende, ze waren allebei heel jong met een oudere man getrouwd. Ze blijven goede vrienden tot 1780, dan wordt het contact om onbekende redenen verbroken.

In de jaren na haar literaire debuut blijft Betje schrijven aan haar poëzie.

In juni 1776 leert Betje Jan Everhard Grave kennen. Hij woonde met zijn vrouw Maria Metzener en zijn zever kinderen in een huis aan de Lauriergracht. Betje en Jan worden al snel erg goede vrienden. Jan is in zijn vrije uren dichter. Betje is in die tijd nog zeer onzeker over haar poëzie en Jan lees al haar gedichten en geeft er commentaar op. Via Jan ontvangt Betje eind juli 1776 een brief van Aagje Deken. Zij is een grote bewonderaarster van Betje. Betje hoorde van iemand dat Aagje wel eens kwaad over haar gesproken had. Aagje schrijft een brief aan Betje en verteld hierin dat ze nooit kwaad over haar gesproken had maar dat ze vaak kwaad over haar heeft horen spreken, ook schrijft ze van allerlei beschuldigen in die brief. Betje is verbaasd van zo’n preek door haar brievenbus geschoven heeft gekregen en was eerst niet van plan om Aagje terug te schrijven. Uiteindelijk schrijft ze wel terug omdat ze tussen de regels van de brief van Aagje een kern van waarheid maar ook een vriendschap kon lezen. Ze kennen elkaar adres niet, daardoor gebruiken ze hun gemeenschappelijke vriend Grave als een soort postbode. Bij hem thuis vindt ook hun eerste ontmoeting plaats.

Het leven van Aagje Deken:

Over het vroege leven van Aagje Deken is maar weinig bekend, ze schreef niet veel op over zichzelf en haar afkomst. Dat deed ze niet uit schaamte maar ze liep naar graag te koop met zichzelf. Daarbij komt dat ze niet veel wist over haar eigen kindertijd.
De geboortedatum van Aagje is onbekend, er is wel bekend dat ze op 10 december 1741 is gedoopt in de gereformeerde kerk in Amstelveen. Ze is gedoopt als het kind van veeboer Pieter Teunisz Deken en zijn vrouw Geertruyd Bebber. Haar ouders zijn op 1 januari 1930 getrouwd. Haar ouders hadden al twee kinderen gehad maar die stierven op jonge leeftijd.
Door brand, ziekte en veepest leek het Pieter beter om met zijn gezin te verhuizen. Zijn vrouw Geertruyd stierf in december 1945, een korte tijd later stierf hij zelf ook. Aagje bleef over als een vierjarig weesje. Alle familie die ze nog had konden of wilden haar niet in huis nemen. Ze werd daarom ondergebracht in het weeshuis De Oranje Appel in Amsterdam. De familie betaalde het entreegeld voor haar. De Oranje Appel was geen normaal weesthuis, de wezen werden goed verzorgd en ze werden verlicht opgevoed.
Uit de jaren in het weeshuis van Aagje is hellemaal niks bewaard gebleven, haar oudst bekende verzen zijn vanaf 1768. Die gedichten gaan vaak over personen of gebeurtenissen uit haar Oranje Appel tijd.
Toen Aagje in de Oranje Appel verbleef ging ze zich verwant voelen met het huis. Na jaren was ze een soort assistente van de Binnenmoeder en zorgde voor de jongere weesmeisjes.
Op 4 februari 1767 werd Aagje meerderjarig (in die tijd was dat 25 jaar) en ze moest afscheid nemen van de Oranje Appel. In het dochtersboek van het huis staat: ‘‘Agie Pieters Deken is uijt het huijs gegaan met een groot genoegen van ons [de regentessen] en de vaders’’ . Ze kreeg een uitzet mee, onder andere wat geld, wat kleren en een boek dat ‘’De Zelfkennis’’ heet. In Augustus van het volgende jaar kreeg ze nog een tweede uitzet. Daarnaast betaalde Aagje het weeshuis wat geld en gevrijwaard was van de kosten die bij haar opvoeding kwamen kijken.
Waar Aagje precies naartoe trok nadat ze uit het weeshuis kwam is niet precies bekend, waarschijnlijk is die plaats Amsterdam. Daar liet ze zich op 9 februari van het jaar 1769 inschrijven. Veel meisjes uit de Oranje Appel gingen later werken als dienstbode in huis bij rijke mensen. Aagje mislukte drie keer als een dienstbode en raakte bevriend met Maria Bosch. Ze leed aan een ziekte waar geen medicijnen voor waren, Aagje gaat bij haar wonen. Ze vond troost in godsdienstige poëzie die ze ook met Aagje zou gaan schrijven. Ze schreven (zelf, voor elkaar en met elkaar) gedichten en haalde vooral inspiratie uit verjaardagen en andere gebeurtenissen in hun kleine kennissenkring. Aagje noemde zich als dichter Agatha Deken. In maart 1773 treed Agatha voor het eerst in het openbaar op als dichtster. Er volgt wel een tegenslag op 19 november van datzelfde jaar overlijd haar harstvriendin Maria Bosch. Omdat Aagje nu geen huis meer heeft en niet meer van het dichten kan leven begint ze een theehandeltje. In de brieven van Aagje blijkt dat ze het in de jaren 1774-1775 erg moeilijk heeft gehad. De manier waarop ze hiermee omgaat krijgt van haar nieuwe goede vriendin Betje Schreuder veel respect.
De definitieve doorbraak van Aagje als dichtster komt in 1775 met de gedichtenbundel Stichetelyke Gedichten. Die gedichtenbundel bestaat uit gedichten geschreven door Maria Bosch en Aagje. Van de 120 verzen zijn er 56 geschreven door Aagje, 22 door Maria, 40 ongetekend en de rest van de gedichten schreven ze samen. Een van de meest persoonlijkste gedichten die ze schreef ging over het overlijden van Maria Bosch. Een gedicht uit deze bundel is het gedicht Ter Verjaaringe Van Myne Vriendinne:

Een teedre Godsvrucht in het tederste uwer jeugd;
Een\' onverzaadbren lust om\'t bybelwoord te leezen;
Een \'zucht om God oprecht en bovenäl te vreezen;
Een hart, geheel gezet op heiligheid en deugd;
Een ziel, die vreugd bemint, en walgt van ydle vreugd;
Een vuurig haaken om geheel vomaakt te weezen;
Een bly gemoed, wanneer de Godheid wordt gepreezen;
Een heilige droefheid, die den Hemel zelfs verheugt;
Een ligchaam \'t welk gezond en vry van pyn kan leeven
Een geest die onverdeeld aan zynen God blyft kleeven
Een wil die, willeloos, in \'s Heeren wil berust;
Een hooger bystand om de zonden te overwinnen;
Een Zalig vaderland en zalige vriendinnen,
Wenscht u myn hart, Vriendin! Myn vreugd, myn troost,myn lust!

In februari van het jaar 1766 komt er wederom een tegenslag voor Aagje, haar beste vriendin, Betje Schreuder besluit te gaan trouwen met Hendrik Reinhart. Het is niet bekend hoe ze het te horen heeft gekregen en hoe ze er op heeft gereageerd maar ze kon weer opzoek naar een nieuwe vriendin. Die vriendin vond ze in een vrouw met de toepasselijke naam Troost. Daarnaast is het bekend dat ze Betje Wolff duidelijk volgde, eind juni legde ze voor het eerst schriftelijk contact met haar.

Het leven van Betje Wolff en Aagje Deken samen:

Op 13 oktober stede Jan Grave zijn woning beschikbaar zodat ze daar hun eerst ontmoeting konden laten plaatsvinden. De twee dames hadden nog wat wantrouwen in hun brieven maar toen ze elkaar ontmoette klikte het erg goed.
Jan Grave nodigde op een avond Betje Schreuder en haar man Hendrik Reinhart samen met Betje Wolff en Aagje Deken bij hem thuis uit. Betje Wolff schijnt zich doodgeërgerd te hebben aan Hendrik die alleen een pijpje zat te roken terwijl zij enthousiast uit wat van haar eigen werk voorlas. Ook voor Aagje zal dat geen ontspannen avondje zijn geweest, ze vroeg aan Betje Wolff of ze een brief wou schrijven om het uit te leggen. Dat heeft Betje ook gedaan. Het antwoord dat ze op die brief kreeg was volgends Betje niet erg netjes en deze leidde tot de breuk tussen het clubje.
In december van het jaar 1667 schrijft Betje aan Grave: ‘’ze bemint my; & ik betuig dat zy de éérste plaats van myn hart heeft’’ . Aagje en Betje maken in deze tijd plannen om samen te gaan wonen als Betjes man overlijd. Dit gebeurt op 29 april 1777, midden in de nacht sterft hij op 70-jarige leeftijd. Ze schrijft onmiddellijk een brief op rijm naar Aagje in Amsterdam. De dag daarop verschijnt Aagje al in de Beemster en blijft daar tot 9 mei. In september van datzelfde jaar gaan ze samenwonen in een klein huurhuisje in de Rechtestraat De Rijp.
Rond dezelfde tijd dat ze gingen samenwonen verscheen er een boekje dat ze samen geschreven hadden: Brieven. Het bestond uit brieven die ze elkaar hadden geschreven toen Adriaan Wolff overleed. Dit zagen ze waarschijnlijk als een soort verbintenis.
Betje wordt tijdens de kerkraadsvergadering van maart 1779 aangeklaagd omdat ze volgends de raad haar openbare godsdienstuitoefening verwaarloosde. Betje stapte zonder uitspraak van de kerkraad zelf de Hervormde Kerk uit. Ze sloot zich bij geen enkel ander kerkgenootschap aan.
Betje en Aagje hebben in de Rechtestraat heel hard gewerkt, in de tijd hebben ze doordat ze zo hard werkte zelfs maar weinig brieven geschreven. Het is nog verbazingwekkender als je denk aan hoeveel tijd een van de twee dames ziek is geweest en er in die tijd dus niet gewerkt kon worden.
Het huisje waar ze woonden was erg klein en daarom verhuisde ze naar het huis dat er naast lag. De grote van het huis is vermoedelijk niet het belangrijkste waarom zij verhuisden maar het stinkende kanaal. Dat kanaal was niet erg hygiënisch en dat beide dames vaak ziek waren heeft hier dan ook waarschijnlijk mee te maken.
Betje en Aagje werkten samen, in het begin schreef Aagje stukken bij teksten die Betje schreef. Ze werkten pas echt samen in 1782, met de Sara Burgerhart. Betje en Aagje voelen allebei heel sterk de neiging om hun werk in dienst te stellen van de verlichting, ze waren beide een grote bewonderaar van bijvoorbeeld John Locke.

De dames schreven ook nog apart zo kwam Betje Wolff in 1779 met het boek Proeve over de opvoeding. Het was een boek gericht aan de Nederlandse moeders, het boek heeft in deze tijd nog steeds aandacht. Er waren al zat boeken geschreven voor geleerden maar dit boek was geschreven voor het volk, het was dan ook een erg populair boek. De opvoedingsideeën uit die tijd kwamen vooral van Locke, Rousseau maar ook van Basedow en Salzmann. Alle theorie blijft in het boek van Betje achterwege, ze legt alleen uit hoe je een kind moet opvoeden. Ze verteld eerst hoe ze het niet wil, ze wil geen afgerichte wonderkinderen. Ze wil juist dat kinderen geprikkeld worden en nieuwsgierigheid aan te leren. Betje was een Verlichtingfilosofe, ze geloofde dat ieder mens een goed mensen kon worden als de opvoeder zijn taak maar serieus nam. Ze wil niets weten van dat iedereen al verdoemd is als hij geboren is. Ze ontkent wel dat opvoeden zonder straffen toch echt een illusie is die niet waargemaakt kan worden. Betje vind dat de moeder de kinderen zelf moet opvoeden en vooral onderwijs geven, want meisjes kregen zelden onderwijs. Ze verwachte niet dat moeders de kinderen alles aan konden leren, vakken als dans, tekenen en muziek konden de moeders beter overlaten aan mensen die dat echt goed konden. Maar bijvoorbeeld kinderen leren lezen en geschiedenis leren moesten de moeders toch echt zelf kunnen volgends haar. Betje vind ook dat moeders moeten lezen, zo kunnen ze de kennis doorgeven aan hun kinderen maar komt de vrouw ook als het ware hoger in het gezin te staan, ze vind wel dat de man het gezinshoofd zou moeten zijn.

In 1782 verhuisde de dames naar Beverwijk, veel dat ze geschreven hadden was al verschenen en hoefde ze dus niet mee te nemen. Er was echter één boek dat in de bagage verdween, het manuscript van de roman Sarah Burgerhart. Dat boek was al klaar maar moest nog een keer gecontroleerd en gewijzigd worden voordat het kon verschijnen. Het boek verscheen uiteindelijk in datzelfde jaar. Het boek bestaat uit 175 brieven die geschreven zijn door 24 figuren uit het boek, Sarah is hierin het centrale personage.
Een jaar later overleed de vader van Betje en erfde ze f 22.000. Ook de boeken Sarah Burgerhart en Willem Leevend leverde ze aardig wat geld op, ze konden wat rustiger aandoen als ze dat gewild hadden. Dat deden ze echter niet en ze werkten gewoon op volle kracht door.
Na jaren gesukkel met haar gezondheid sterkte Betje in Beverwijk weer wat aan. Haar zicht was wel heel ver achteruit gegaan en ze moest daarom een sterke leesbril dragen.

In Beverwijk kwam Betje Wolffs liefde voor jonge meisjes weer op. Het is bijna zeker dat ze tussen 1782 en 1784 een verhouding had met Johanna Kops uit Haarlem. Hier had ze vermoedelijk behoefte aan omdat ze in twee jaar verschillende dierbaren van haar was verloren: haar boer Jan, haar vriendin Maria Beets, zwager Jan Engelman, haar zus Christina en haar vader. De roddels over haar konden haar niet zo veel schelen, zolang het maar niet over haar werk ging vond ze het allemaal best. Aagje is haar altijd blijven steunen als haar trouwste vriendin.
In oktober 1784 kwam Jansje Teerlink bij haar tante Betje wonen. Ze was de dochter van Betjes zus Christina die haar moeder was verloren. Betje kon eindelijk al haar ideeën over opvoeding in de praktijk brengen. Heel lang heeft Jansje niet bij Betje gewoon want in 1787 verliet ze het huis weer om te trouwen met Adriaan van Crimpen, hij was bijna 10 jaar ouder. Christina liet een groot gat achter voor Betje. Het is niet bekend of Aagje dat gat voor Betje op kon vullen, ook al hadden ze verschillen toch waren het goede vriendinnen. Vooral in het begin van dat ze samen waren had Betje veel moeite met Aagjes ‘’rechttoe, rechtaan’’ gedrag. Ook vond Betje zichzelf een dame terwijl Aagje zichzelf eigenlijk wel zag als een ‘’rechte Oud-Hollandsche meid’’.

Er verschijnt een nieuwe vriendin in het leven van Betje, Caroline Victoire Ranavel. Zij kwam uit Frankrijk en was arm, haar smeekbrieven maakten zoveel indruk op Betje dat Betje en Aagje besloten haar in huis te nemen.
Door de contrarevolutie van september 1787 zijn duidende patriotten genoodzaakt het land te verlaten. Aagje en Betje voelde zich niet meer thuis in hun eigen land en verhuisde naar Trévoux in Zuid-Frankrijk. Ze voelde zich niet meer thuis in een land waar vrijheid onderdrukt werd. Andere redenen zouden de gezondheid kunnen zijn en Betje Wolff die alle persoonlijke aanvallen zat was. Toen de Betje, Aagje en Caroline aan het einde van 1788 naar Frankrijk vertrokken was het voor Aagje en Betje hun eerste keer in het buitenland. Ze hebben een tijdje bij Ranavel gewoond zodat ze rustig een eigen huis konden zoeken. Ze kochten uiteindelijk château de Corcelles. Ze voelden ze zich hier meteen thuis en hadden geen last van heimwee. Aagje sprak alleen geen woord Frans en kreeg op haar leeftijd het ook bijna niet meer aangeleerd.
De inwoners van Frankrijk waren in de tijd dat Aagje en Betje er woonde weer voor een groot gedeelte katholiek, terwijl Aagje en Betje protestant waren. Ze inwoners van Frankrijk waren weer een stukje toleranter maar toch zijn er waarschijnlijk wel wat aanvaringen geweest.

Betje en Aagje zijn erg blij met de bevrijding van hun vaderland als de Bataafse Republiek een feit is. Ze schrijven daar gedichten over en die zullen de basis vormen voor de bundel Gedichten en Liedjens voor het Vaderland. Betje en Aagje hebben niet veel geld meer. De Provisioneele Represenanten horen dat de slechte gezondheid van Aagje en Betje een terugreis naar de Bataafse Republiek onmogelijk maakt. Betje ontvangt een verzoek tot het uitbetalen van 800 gulden weduwepensioen. Het verzoek wordt goedgekeurd maar het is een voorwaarde dat Betje zo snel mogelijk terug naar Nederland komt. Eind augustus 1797 vertrekken Wolff en Deken terug naar hun vaderland.

Toen Betje en Aagje terugkwamen in Nederland hadden ze geen woning en gingen tijdelijk wonen bij Adriaan van Crimpen met zijn vrouw Jansje, het nichtje van Betje. Kort daarna verhuizen ze naar Den Haag, daar huren ze een kamertje boven een meubelzaak. De dames hebben het in deze periode vooral financieel erg moeilijk gehad. In deze tijd zijn ze nog vaak verhuisd.

Rond het jaar 1800 waren Betje en Aagje vaak ziek, ze waren aaneenschakelingen van kwaaltjes en ziektes. Ze hebben nog wel een boek geschreven het Geschrift eener Bejaarde Vrouw. Hierin verwerken ze hun memoires.

Betje Wolff sterft naar vele jaren van ziekte op maandag 5 november 1804. Ze is inwendig doodgegaan aan kanker. De begrafenis vond plaats op 10 november op het Scheveningense Buitenkerkhof. Ze heeft in 1802 een grafkelder voor vier personen gekocht. Toen Aagje zag dat haar hartsvriendin goed begraven was wist ze ook dat haar levenstaak erop zat. Op woensdag 14 november 1804 overleed Aagje Deken ook. Ze werd vrijdag 16 november in de grafkelder bij Betje gelegd. Na vele jaren is op 9 mei 1826 Jansje Teerlink ook bij de Betje en Aagje begraven.

Wat is de invloed die Aagje Deken en Betje Wolff nog steeds in het heden hebben?

Vanaf 1782 schreven Aagje Deken en Betje Wolff samen brievenromans, in die romans zat altijd een moraal. Dat moraal paste in de tijd waarin zij leefden. In de boeken die zij schreven zaten vooral veel tips voor de opvoeding, bijvoorbeeld een boodschappen in Sarah Burgerhart is dat je kinderen niet al te luxe speelgoed moet geven. Beide dames wouden graag opvoedster zijn voor hun eigen volk.
In 1779 schreef Betje Wolff het boek ‘’De proeve over de opvoeding’’. Het boek kan worden gezien als een van de eerste Nederlandse boeken over de samenhang van ouders, kinderen en de opvoeding. Betje was hierin geïnspireerd door grote verlichte denkers als John Locke en Russeau. Een paar van de ideeën die ze hierin verteld zijn vandaag de dag nog steeds actueel: kinderen mogen niet gedwongen worden ongestopt te studeren, het is verkeerd om kinderen af te snauwen, kinderen mogen niet vernederd worden, jongens moeten geen woordenboeken worden en meisjes geen modepoppen, praat met je kinderen, leer de kinderen spelend. Ook vind ze dat ouders geen macht over kinderen mogen uitoefenen maar gezag. De volwassene moet wel de baas blijven.
Nu, meer dan 200 jaar na hun dood wordt nog steeds nagedacht over waarden en normen. Opvoeding is weer een belangrijk item geworden. Wat ideeën voor de opvoeding zijn ideeën van Aagje Deken en Betje Wolff. Veel ideeën van deze bijzondere dames zijn nog steeds actueel al zullen ze wat moderner en anders geformuleerd moeten worden om ze in deze moderne tijd te laten passen. Daarnaast hebben Aagje Deken en Betje Wolff zeker het een en ander bijgedragen aan de Nederlandse literatuur.

Reflectie:

Bij deze Praktische Opdracht heb ik weer buiten wat over het onderwerp ook weer van alles geleerd over het maken van een Praktische Opdracht. Normaal is de planning voor mij niet zo’n probleem maar bij deze opdracht heb ik het denk ik wat verkeerd ingeschat. Ik denk dat dit komt omdat ik al lang geen praktische opdracht meer alleen heb gemaakt en daarnaast denk ik dat ik iets te veel hooi op mijn vork heb genomen door alleen een biografie over twee personen te maken (ook al horen ze bij elkaar).
Ik denk dat ik goed gebruik heb gemaakt van bronnen, ik heb alleen maar boeken gebruikt en geen internet. Bij de boeken kon ik alleen geen druk vinden, ik denk dat de boeken eenmalige uitgaven zijn.
Buiten de planning heb ik met het maken van deze Praktische Opdracht niet erg veel problemen gehad.

Logboek:

Week 25:
Een onderwerp bepaald, naar de bibliotheek geweest, historische schets gemaakt.

Week 26:
Begonnen aan de biografie.

Week 27:
De biografie afgemaakt, inleiding geschreven, kaft gemaakt, reflectie geschreven, werkstuk afgemaakt en ingeleverd.

Bronvermelding:

Boeken:

Dr. P.J. Buijnsters, Wolff & Deken. Martinus Nijhoff, Leiden,1984

Betje Wolff en Aagje Deken, Briefwisseling van Betje Wolff en Aagje Deken 1. Hes Uitgevers, Utrecht, 1987

Betje Wolff en Aagje Deken, Briefwisseling van Betje Wolff en Aagje Deken 2. Hes Uitgevers, Utrecht, 1987

Andries Greiner Betje Wolff en Aagje Deken (van ‘Proeve over de opvoeding’ naar opvoeden in de eenentwintigste eeuw). AO BV, Lelystad, 1999

Piet Buijnsters, Verlichte Geesten. Querido, Amsterdam, 1996.

Van alle boeken is de druk onbekend.

Overig:

Aantekeningen docent.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.