Actieradius: Afstand die een voertuig of (lucht)vaartuig kan afleggen zonder bij te tanken.
Ambiance: Omgeving.
Basale vaardigheden: Fundamentele vaardigheden, vaardigheden die aan iets ten grondslag liggen.
Bespiegeling: Beschouwing.
Branche(organisatie): (organisatie van) Een bepaalde bedrijfstak.
Cerebraal: In/van de hersenen.
Cultiveren: Verbeteren, veredelen.
Desoriëntatie: (het) In verwarring brengen.
Dilemma: Lastige keuze tussen twee onaangezame zaken.
Etniciteit: Ras, etnische groep.
Exercitie: Militaire mars- of wapenoenfening.
Faculteit: Bestuurlijke eenheid voor een aantal nauw verwante vakgebieden.
Fêteren: Feestelijk onthalen.
Fulmineren: Uithalen, tekeergaan.
Fundamentalisme: Zeer orthodoxe (= streng in leer) theologische richting in het christendom, de islam en andere godsdiensten.
Gegeneerd: Schaamte voelend.
Generaliseren: Veralgemening.
Genocide: Volkerenmoord.
Gewiekst: Uitgekookt.
Gewoonheidsexercutie: Oefening in het gewoon doen.
Harmonie: Eensgezind.
Hypermobiliteit: De enorme mogelijkheden om je te verplaatsen.
Inertie: Daadloosheid, willoosheid.
Integriteit: Onschendbaarheid.
Issue: Veelbesproken onderwerp.
Jovialiteit: Hartelijkheid.
Leuren: Te koop lopen met iets.
Loungen: Ontspanning zoeken door jonge, welgestelde mensen in een hip café met moderne ligbanken, luxe hapjes en drankjes en rustige muziek.
Manipuleren: Mensen en situaties in een bepaalde richting dwingen.
Mantra: Religieuze spreuk met bezwerende bedoeling in de hindoegodsdienst (en hierop gebaseerde geestelijke stromingen).
Meewarig: Medelijdend.
Ongebreideld: Buitensporig, onbeheerst.
Pamflet: Korte gedrukte tekst over een actueel onderwerp, schotschrift.
Paternalistisch: Bevoogdend.
Pompeus: Overdreven prachtig, luisterrijk.
Populistisch: Gericht naar de massa van de bevolking.
Postmodernisme: Stroming in de filosofie (en de kunst) aan het eind van de twintigste eeuw waarin grote idealen als “waarheid”, “echtheid” en vooruitgang door techniek, hebben plaatsgemaakt voor relativisme en twijfel.
Pragmatiek: Zakelijkheid; zich houdend aan de feiten.
Prangende vraag: Klemmende vraag, vraag die dringend beantwoord moet worden.
Pretenderen: Beweren.
Reprimande: Standje.
Respons: Reactie.
Souperen: Een (feestelijke) maaltijd gebruiken laat op de avond.
Structureel: Blijvend.
Utilitarisme: Theorie dat alleen het nut telt, nuttigheidsbeginsel.
Virtueel: Innerlijk aanwezig.
Begrippenlijst actieradius - virtueel
7.3
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
F.
F.
Farah
6 jaar geleden
Antwoorden