Muziek begrippen VWO 3
Akkoord: samenklank van verschillende tonen.
Bas(laag): instrument, stem, partij.
Begeleiding: lied bestaat uit melodiepartij + begeleiding= band.
Break: Korte pauze in de muziek.
Bridge: opvallend gedeelte in een lied.
Chorus: soort refrein.
Climax: hoogtepunt.
Coda: staart, naspel ; eindstuk.
Compositie: muziekstuk.
Contrast: tegenstelling.
Couplet : gedeelte van een lied.
Dynamiek : geluidssterkte.
Eenstemmig, tweestemmig en meerstemmig : aantal melodieën.
Fade out: einde> steeds zachter tot stil.
Herhalen: op dezelfde of op andere toonhoogte.
Imitatie: nadoen(niet percé hetzelfde).
Improviseren: verzinnen tijdens het spelen.
Instrumentaal en vocaal: instrumenten en stemmen.
Instrumentatie(bezetting): aantal instrumenten die spelen.
Interval: Afstand tussen twee tonen die tegelijk gespeeld worden. bv. secunde, terts en kwart.
Intro: Beginstukje.
Klankleur: scherp, rond, helder, donker, schel.
materiaal: hoge, lage, lange, korte enz. tonen.
materiaalkeuze: toonhoogte, toonduur, tempo, instrumenten, toonsterkte.
Melodie: liedje zingen= melodie zingen.
Motief: een paar tonen.
Muziekale laag: melodielaag, tegenstemmen, akkoorden, bas en ritme-laag.
Muziekale zin: melodie stukje.
Ontwikkeling: groei in: dynamiek, instrumentatie, melodie, ritme, tempo.
Ostinato: motief wordt een alnge tijd herhaald.
Partij: melodie- zang- en bas-partij.
Pentatonische melodie: melodie van 5 verschillende tonen.
Refrein: gedeelte van een lied.
Ritme: je klapt het ritme.
Rusten: stukje waar je even niet hooft te spelen.
Samenklank: verschillende tonen samen.
secunde: 2 noten die heel dicht bij elkaar liggen.
Sequens: motief wat steeds hoger of lager herhaald wordt.
Solo en tutti: alleen en iedereen.
Stem: zangstem of (bas)partij.
swing: speciaal ritme, iets eerder de tonen spelen.
tegenstem: gaat tegen de melodie in.
Thema: belangrijkste muzikale zin.
Tussenspel: stukje tussen gezongen delen in(meestal kort en instrumentaal)
variatie: verandering.
Voorzin en nazin: zit in een muziakale zin. meestal vraag en antwoord.
Vorm: intro, refrein, naspel. dit kun je weergeven in een vormschema.
Vormschema: de vorm van een muziekstuk.
PP = pianisimo(heel zacht)
P = piano(zacht)
mF = mezzo forte(matig hard)
F = forte (hard)
FF = fortissimo(heel hard)
allegro = snel
Adagio = langzaam
Bpm = beats per minute
accelerando = versnellen
ritenuto = langzamer worden
crescendo = harder worden
Decrescendo = zachter worden.
REACTIES
1 seconde geleden