Hoofdstuk 5, 6 en 7

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 1413 woorden
  • 6 augustus 2008
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
9 keer beoordeeld

M&O Hoofdstuk 5

Aandelenkapitaal Een permanent vermogen. De onderneming kan hier altijd over beschikken. In tegenstelling tot vreemd vermogen, dat na verloop van tijd moet worden afgelost.
Emitteren Je kan aan het aandelenkapitaal komen door aandelen uit te geven. De aandelen worden geplaatst.
Aandelen Een aandeel is een bewijs van deelname in het aandelenkapitaal
Nominale waarde De waarde is het bedrag dat op het aandeel staat vermeld.
Koerswaarde Op de effectenbeurs komt onder invloed van vraag en aanbod een prijs tot stand
Dividend Het gedeelte van de winst dat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd
Emissie Als een onderneming het aandelenkapitaal wil uitbreiden, komt er een emissie van aandelen. De emissiekoers ligt lager dan de beurskoers.
Maatschappelijke aandelenkapitaal Het totaalbedrag dat men aan nominaal aandelenkapitaal nodig denkt te hebben
Geplaatst aandelenkapitaal Maatschappelijke aandelenkapitaal verminderd met het bedrag van de niet-uitgegeven aandelen
Als een onderneming ertoe overgaat aandelen te plaatsen, zijn er drie mogelijkheden;
A pari Aandelen plaatsen tegen de nominale waarde.
Boven Pari Aandelen die verkocht worden boven de nominale waarde. Het verschil tussen de nominale waarde en de emissiekoers wordt geboekt op de agioreserve
Beneden Pari Mag alleen als een onderneming aandelen overdraagt aan een bank. Dit gebeurt alleen als de aandelen niet a pari of boven pari kan plaatsen en dringend een nieuw vermogen nodig heeft.
Een balans is een momentopname
Reserves Gelijk aan dat deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het gestorte aandelenkapitaal en het winstsaldo
Reserves kunnen ontstaan als volgt:
1. Winstreserve, ontstaat door het inhouden van winsten
2. Agioreserve, ontstaat door het uitgeven van aandelen boven pari
3. Herwaarderingsreserve, ontstaat door het herwaarderen van activa

Winstreserves:
Algemene reserve De algemene reserve heeft geen bestemming. De algemene reserve kan wel voor veel doeleinden gebruikt worden. Bijvoorbeeld om verliezen terug te dringen.
Wettelijke reserve Reserve dat door de wetgever is bepaald dat deze reserve moet worden gevormd.
Statutaire reserve Reserve waarvan in de statuten van de NV is opgenomen dat die een bepaalde grootte moeten hebben, voordat de winst aan aandeelhouders uitgekeerd mag worden.
Bestemmingsreserve Nieuwbouw of uitbreidingen vergt veel vermogen. Het is maar de vraag of de onderneming dit vermogen kan aantrekken op het moment dat zij geld voor nieuwbouw nodig heeft.

Herwaarderingsreserve Als de debetzijde van de balans groter wordt, moet de creditzijde ook groter worden. De waardestijging wordt geboekt op de herwaarderingsreserve.

Binnen een onderneming worden reserves gevormd door:
1. Het vergroten van het weerstandsvermogen van de onderneming
2. Het vervangen van een vreemd vermogen door eigen vermogen
3. Dividendstabilisatie
4. Uitbreiding
Weerstandsvermogen Door wat apart te leggen in goede tijden is er een mogelijkheid om verlies op te vangen in slechte tijden
Vreemd vermogen vervangen Door bedragen uit de winst te reserveren om vreemd vermogen af te lossen, wordt vreemd vermogen vervangen door eigen vermogen. Hierdoor zullen de rentekosten in de toekomst dalen.
Dividendstabilisatie In de jaren dat het goed gaat een deel van de winst niet uitkeren waardoor er in de jaren dat er minder winst of zelfs helemaal geen winst is, toch dividend aan aandeelhouders kan worden uitgekeerd.
Intrinsieke waarde De waarde van de onderneming volgens de balansgegevens, dit kan je bereken door:
1. Bezittingen min de schulden
2. Gelijk aan eigen vermogen
Eigen vermogen is gelijk aan bezittingen min de schulden. Winstsaldo is eigen vermogen zolang de winst niet verdeeld is.
Intrinsieke waarde Wordt ook wel gebruikt bij waardebepaling van een aandeel op de effectenbeurs, intrinsieke waarde per aandeel:
Intrinsieke waarde per aandeel= eigen vermogen : aantal geplaatste aandelen

M&O Hoofdstuk 6

Hypothecaire lening Een geldlening op onderpand van een ontroerende zaak, grond en gebouwen. Als je een huis koopt op hypothecaire lening is de opbrengst van het verkochte huis voor de geldgever, die alle bedragen die ze nog van jou te vorderen heeft, van de opbrengst van het verkochte huis aftrekt, alles wat overblijft is voor jou.
Lineaire hypotheek Als elke periode een gelijk bedrag aan aflossing wordt betaald
Voordelen 1. interestkosten worden snel lager
2. Schuld wordt steeds kleiner
Nadelen 1. Interestkosten steeds lager, belastingsvoordeel ook steeds lager
2. Uitgaven wegens interest en aflossing is en eerste jaren het hoogst, terwijl het inkomen nog moet groeien
Spaarhypotheek Je lost gedurende de looptijd niets af. In plaats daarvan betaal je elke maand een spaarpremie. De hoogte van de premie is afhankelijk van de looptijd van de lening, en leeftijd geldnemer. Hoe ouder je bent hoe hoger de premie.
Voordelen 1. Fiscale voordeel is groot
2. Over de interest van het spaarbedrag hoeft onder bepaalde voorwaarden geen belasting betaald te worden.
3. Maandlasten blijven elk jaar even hoog, je weet waar je aan toe bent
Nadelen 1. Interestlasten zijn hoog, je betaald elk jaar interest over het geleende
Bedrag
2. Percentage interest dat je over het spaarbedrag vergoed krijgt, is vaak
lager dan het percentage dat je zelf moet betalen.
Annuïteit Een periodiek bedrag aan interest en aflossing samen. De geldlener betaald gedurende de hele looptijd van de lening elk jaar hetzelfde bedrag betaald. Interest neemt elk jaar af, waardoor het belastingsvoordeel elk jaar kleiner wordt.
Voordelen 1. In het eerste jaar wordt er weinig afgelost, in dat jaar heb je een groot
Belastingsvoordeel
2. Lasten per maand zijn de eerste jaren lager dan aan het einde van de
looptijd, wat gunstig is als je inkomen in de loop van de tijd stijgt.
Nadelen 1. Gedurende de looptijd wordt de belastingsvoordeel steeds kleiner
3. Lasten per maand zijn aan het eind van de looptijd relatief hoog, wat
ongunstig is als je inkomen in de loop van de tijd daalt, pensioen
Obligatielening Een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is opgesplitst.
Obligatie Een bewijs van deelname in een geldlening
Aandelen Obligaties
Bewijs van mede-eigendom in een NV of BV Schuldbewijs van een NV of BV
Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen
Permanent vermogen Tijdelijk vermogen
Medezeggenschap Geen zeggenschap
Risico bij slechte resultaten Minder risico
Koers onstabiel, afhankelijk van winstverwachting Koers stabieler, voornamelijk afhankelijk van de rentestand
Dividend als beloning Vast interestpercentage
Onderhandse lening Een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt
1. Er kan onderhandeld worden over de leningsvoorwaarden
2. Er zijn geen emissiekosten
3. Er zijn lagere administratiekosten ten opzichte van bijvoorbeeld de obligatielening

M&O Hoofdstuk 7


Bank Een instelling dat zich bezighoudt met het verlenen van kredieten die zij verschaft uit eigen middelen, uit van derden opgenomen gelden of door creatie (geldschepping).
Algemene banken zijn in staat nieuw geld te scheppen, meer geld uitlenen dan zij zelf geleend hebben.
Gespecialiseerde banken Richten zich bij hun bedrijfsuitoefening op één bepaalde activiteit
Algemene banken Oefenen de hele bankbedrijf uit
Hoofdtaken algemene bank: 1. Verstrekken van kredieten
2. Aanbieden van een spaarmogelijkheden
Hoofdtaken gespecialiseerde bank 1. Verrichten van betalingen voor cliënten
2. Bewaren van effecten
3. Effectenverkeer
4. Het emissiebedrijf
5. Valutahandel
Deposito’s Je zet je geld voor een bepaalde periode vast. Hoe langer je je geld vast zet hoe hoger het interestpercentage dat je als vergoeding ontvangt wordt.
Openbewaarneming De cliënt geeft de effecten aan de bank. De bank verricht dan alle werkzaamheden die nodig zijn.
Gesloten bewaarneming De cliënt geeft zijn effecten aan de bank en moet dan zelf alle handelingen verrichten, dit komt zelden voor.
Leveranciers krediet Krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer, leverancier levert goederen die pas later door de afnemer betaald worden.
Afnemers krediet Krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier, de afnemer betaald goederen die pas later geleverd worden.
Consumptief krediet Goederen krijgen die je pas na een poosje betaald, zoals dat je de bakker niet elke dag betaald maar elke vrijdag
Waarom een leverancier consumptief krediet levert:
1. Hij hoeft niet aan dit krediet te verdienen
2. De kosten voor de leverancier is laag
3. Leveranciers kunnen meestal veter dan de banken beoordelen of de kredietnemer zijn verplichtingen zal nakomen
4. Door de kredietverlening bindt de leverancier de klant aan zich
Productief leveranciers krediet Dit wordt verstrekt door de ene leverancier aan de andere, het meest voorkomende is de producent aan de detaillist (winkelier, supermarkt). Ondernemingen maken liever gebruik van leverancierskrediet dan van bankkrediet, omdat:
1. Kosten van het leverancierskrediet meestal lager zijn dan die van het bankkrediet
2. Het risico voor de leverancier lager is dan voor de bank
Het afnemerskrediet komt voornamelijk voor bij:
1. Dienstverlenende bedrijven
2. Uitvoering van speciale orders
3. De opkopende handel
Het afnemerskrediet kan je verdelen onder consumptief afnemerskrediet en productief afnemerskrediet.
Kredietplafond Bij een rekening-courantkrediet krijgt de onderneming toestemming van de bank om tot een bepaald maximumbedrag rood te staan, het kredietplafond
Rekening-courantkrediet Het is duur en wordt alleen gebruikt onder sommige omstandigheden:
1. Kleinere bedrijven beschikken meestal over een klein vermogen en hebben geen toegang tot eerstehands vermogensmarkt.
2. Er zijn nogal wat bedrijven met seizoenspieken. Deze ondernemingen hebben gedurende enkele maanden meer vermogen nodig dan de rest van het jaar.
Belangrijke vormen van financiering voor niet commerciële bedrijven:
1. Budgetfinanciering
2. Lumpsum
3. Subsidies
4. Lening, contributies en giften

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.