Beeldvorming = Het laten ontstaan van een idee.
Cultuur = Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
Duaal bestel = Naast publieke omroepen bestaan er ook commerciële zenders (lett. uit twee delen bestaande)
Identiteit/lezersprofiel = Persoonlijkheid/kleur
Indoctrinatie = Het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk wordt beïnvloed.
Informatie = Verstrekking van kennis of inzicht.
Interpretatie = Invulling geven. Als iemand iets decodeert dan vertaalt en interpreteert hij de informatie.
Manipulatie = Het publiek krijgt vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt.
Massamedia = De dragers van openbare boodschappen.
Mediawet = Vervanging omroepwet.
Nieuws = Alle actuele feiten die nog onbekend zijn bij een groot publiek
Norm = Gedragsregel ( In iedere samenleving ontwikkelen mensen normen en waarden) om de waarden na te streven.
Objectiviteit = Zich bepalend tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen.
Omroep = Organisatie die radio- en televisieprogramma\'s uitzendt => omroeporganisatie, omroepvereniging, radio-omroep, televisieomroep.
Ontzuiling = Mensen kregen minder behoefte om hun hele leven te laten bepalen door hun geloof- of levensovertuiging. Daardoor ging het publiek meer op basis van voorkeur en smaak kranten en omroepen kiezen. => concurrentie
Overheidsbemoeienis = Inmenging van de overheid in het maatschappelijk leven => overheidsbemoeiing.
Pers=De massamedia en de journalisten.
Pluriformiteit = Veelvoudigheid => De programma’s geven op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving en zijn gericht op zowel een breed publiek als op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen.
Referentiekader = Het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring. Het bepaalt de wijze waarop iemand gebeurtenissen bekijkt.
Selectie = Keuze op grond van geschiktheid => schifting Bijvoorbeeld bij het uitzoeken van nieuws.
Stereotype(ring)= Vaststaand beeld van een groep mensen.
Subjectiviteit = Betrekking hebbend op, uitgaand van de persoonlijke zienswijze of smaak.
Vooroordeel = Oordeel over iets of iemand dat niet op kennis van zake berust
Waarde = Principe
REACTIES
1 seconde geleden