Hoofdstuk Criminaliteit - Alfabetisch

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 3845 woorden
  • 8 augustus 2005
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
20 keer beoordeeld

A

Arrondissementsrechtbanken: het laagste rechtscollege en houdt zich bezig met alle misdrijven. Een arrondissementsrechtbank kent verschillende rechters:
- De politierechter houdt zich bezig met lichte misdrijven uit het strafrecht, zoals vernielingen.
- De kinderrechter houdt zich bezig met misdrijven door jongeren van twaalf tot achttien jaar.
- De kantonrechter. Deze spreekt recht in kantons, een soort nevenvestigingen van de rechtbank binnen het arrondissement. Kantonrechters houden zich vooral bezig met de berechting van overtredingen.
- De meervoudige kamer. Deze bestaat uit drie rechters en behandelt zware misdrijven uit het strafrecht zoals ernstige mishandeling en moord.

B

Basisrecht van de verdachte: de verdachte hoeft niet actief mee te werken aan zijn vervolging en bijvoorbeeld mag weigeren iets te zeggen.

Bescherming burgers onderling:
- Wetgeving: In een groot aantal wetten worden de verhoudingen tussen burgers geregeld. Denk bijvoorbeeld aan de antidiscriminatiewet en het verbod om een ander te mishandelen.
- Rechtshandhaving: de overheid moet ook daadwerkelijk optreden tegen personen die een strafbaar feit begaan.

Specifieke bepalingen waar de overheid zich aan moet houden bij de bestraffing van crimineel gedrag zijn:
- Het legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets dat in de wet strafbaar gesteld is. Of, zoals het letterlijk wordt omschreven: “Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.”
- Elk wetsartikel in het strafrecht bevat telkens een nauwkeurige omschrijving van het delict en de strafmaat die een rechter maximaal kan opleggen.
- Wanneer een rechter uitspraak heeft gedaan in een zaak, dan mag je niet voor hetzelfde strafbare feit voor een tweede keer worden vervolgd, ook niet wanneer men je vanwege een administratieve of andere fout heeft moeten vrijspreken. Dit heet de zogenaamde ne bis in idem-regel: niet twee keer voor hetzelfde.
- Een verdachte is onschuldig totdat hij door de rechter schuldig is bevonden.

C

Cassatie: De Hoge Raad onderzoekt de zaak niet helemaal opnieuw, maar kijkt alleen of de rechtsregels goed zijn toegepast. In dat geval, dan blijft de uitspraak van het gerechtshof geldig.

Criminaliteit: alle gedragingen die bij de wet strafbaar zijn gesteld.
Crimineel: Criminaliteit komt niet onder alle lagen van de bevolking evenveel voor. Uit misdaadstatistieken blijkt dat deze verschillen te maken hebben met:
- Geslacht. Criminaliteit wordt meer gepleegd door mannen dan door vrouwen. Als oorzaak worden zowel biologische als culturele argumenten genoemd.
- Leeftijd. Uit onderzoek is gebleken dat vooral adolescenten delicten plegen. Het betreft hier vooral veelvoorkomende criminaliteit. Als jongeren ouder worden stoppen zij meestal met crimineel gedrag. Zware criminaliteit komt vooral voor onder iets oudere mannen.
- Maatschappelijke positie. Algemeen wordt aanvaard dat mensen met een lage maatschappelijke positie een grotere kans hebben met de politie in aanraking te komen, vooral vanwege agressieve delicten, inbraak en diefstal. Vermogensdelicten komen relatief vaker voor in de hogere milieus. Deze criminaliteit wordt daarom ook wel witteboordencriminaliteit genoemd.
- Etnische afkomst. Onder de harde kern van criminelen zijn evenveel autochtonen als allochtonen. Bij delicten als diefstal en drugscriminaliteit zijn evenwel allochtone groepen relatief oververtegenwoordigd.
- Locatie. Inwoners van grote steden blijken vaker delicten te plegen dan dorpelingen.

Crimineel gedrag: wanneer iemand zich niet houdt aan de wetten.

D

Daderenquête: het CBS vraagt mensen dan of zij zich gedurende een bepaalde periode schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit.

Dagvaarding: een mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Een dagvaarding bevat daarom altijd:
- de naam van de eiser;
- de eis, bijvoorbeeld een afkoopsom of de betaling van iets;
- de motivatie van de eis, bijvoorbeeld het feit dat de gedaagde nog niet heeft terugbetaald;
- het tijdstip en de plaats van de rechtszaak

Delicten: soorten delicten:
- Delicten tegen de openbare orde en het gezag (het verbranden van de Nederlandse vlag, het afluisteren van telefoongesprekken);
- Misdrijven tegen leven en persoon (moord en mishandeling);
- Ruwheidsmisdrijven (vernieling, graffiti);
- Seksuele misdrijven (aanranding, verkrachting);
- Verkeersmisdrijven (rijden onder invloed);
- Misdrijven tegen de Opiumwet (verkoop en bezit van hard- en softdrugs);
- Economische delicten, omschreven in de Wet Economische Delicten (verkopen van vlees met te veel sulfiet of het onwettig manipuleren met BS’s);
- Milieudelicten.

E

Eiser: degene die de zaak aan de rechter voorlegt.
Enquêtecommissie: ze kwamen met de volgende aanbevelingen:
- de opsporing moest effectiever worden;
- de opsporingsbevoegdheden moesten duidelijker worden omschreven;
- de samenwerking tussen politie en justitie moest beter verlopen.

F

Fouilleren: een verdachte aan zijn kleding en zijn lichaam onderzoeken.

G

Gedaagde: de persoon van wie iets wordt gevraagd.

Gerechtshof: hier wordt rechtgesproken door een meervoudige kamer van drie rechters (raadsheren) of door een enkelvoudige kamer van één raadsheer.

Gerechtssecretarissen: griffiers, deze leggen schriftelijk vast wat er door de partijen op een terechtzitting is gezegd (het proces-verbaal van een rechtszaak) en maken de vonnissen van de rechters op.

Geregistreerde misdrijven: misdrijven die door de mensen bij de politie zijn aangegeven of die door de politie zelf zijn ontdekt.
De cijfers kunnen afwijken door:
- De aangiftebereidheid bij delicten als fietsendiefstal of vernieling is klein, omdat mensen ervan uitgaan dat de dader toch nooit wordt gepakt. Of men doet geen aangifte omdat de dader de schade al heeft vergoed. Of er rust een zwaar taboe op het strafbare feit, bijv. incest.
- Sommige delicten worden vaak niet ontdekt, zoals dronken rijden, milieumisdrijven, belastingontduiking en zakkenrollerij. (‘Misschien heb ik m’n portemonnee wel ergens laten liggen’).
- De opsporingsactiviteit is van invloed op de cijfers. Wanneer de politie meer alcoholcontroles houdt, zal het aantal geregistreerde dronken rijders toenemen, terwijl het werkelijke aantal misschien wel afneemt door de extra controles.
- Er worden registratiefouten gemaakt. Wat de ene agent mishandeling noemt, kan de ander poging tot doodslag noemen. Ook worden soms slordigheidsfouten gemaakt.

Geweldsmonopolie: Het overheidsgezag dient er in een staat voor te zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt. Zo nodig mag de staat hiervoor zelfs als enige geweld gebruiken. We zeggen daarom dat de overheid het geweldsmonopolie heeft.

Grondwet: hierin staat de Rechten van de Mens.

H

Hoofdstraffen:
- Geldboete. De rechter bestraft de meeste daders met een geldboete. De maximum geldboete voor lichte overtredingen als baldadigheid en openbare dronkenschap is bijvoorbeeld €220,-. Als iemand zijn boete niet betaald, moet hij in plaats daarvan naar de gevangenis. De rechter zegt daarom altijd hoeveel dagen iemand moet zitten als hij zijn boete niet betaald.
- Vrijheidsstraf. De rechter bestraft ongeveer 20 procent van de daders met een vrijheidsstraf. De maximumstraf voor overtredingen is één jaar en wordt hechtenis genoemd. De maximumstraf voor misdrijven is levenslang en wordt altijd gevangenisstraf genoemd.
- Alternatieve straf. De rechter bestraft daders steeds vaker met een alternatieve straf, omdat deze ook een opvoedend karakter heeft. Alternatieve straf heet ook wel onbetaalde arbeid ten algemenen nutte, omdat de dader als straf nuttig werk moet doen voor de samenleving. Enkele voorbeelden: bushokjes schoonmaken en plantsoenen onderhouden. Met alternatieve straffen worden meerdere doelen nagestreefd. Men wil de veroordeelde straffen, maar tegelijk voorkomen dat hij in een criminele spiraal terechtkomt. Verder kan de dienstverlening een veroordeelde confronteren met zijn handelen. Denk aan een dronken rijder, die in een revalidatiecentrum voor verkeersslachtoffers moet werken. Ten slotte helpt dienstverlening bij het verminderen van capaciteitsproblemen in gevangenissen.

L

Legitimeren: met een paspoort of een ander identiteitsbewijs aantonen wie je bent.

M

Maatschappelijke omstandigheden: mensen hebben te maken met allerlei maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen waarop zij weinig invloed hebben, maar die crimineel gedrag wel kunnen bevorderen. We noemen de belangrijkste.
- Maatschappelijke en sociale achterstand. Mensen die zich in een uitzichtloze situatie bevinden, kunnen het vertrouwen in de samenleving verliezen. De kans bestaat dan dat zij gaan denken: als de maatschappij zich niks van ons aantrekt, waarom zouden wij ons dan iets van de maatschappij aantrekken? Het gevolg is dat zij niet meer geroepen voelen zich aan de wet te houden.
- De laatste tien jaar is het gebruik van drugs en alcohol sterk toegenomen. Onderzoek laat zien dat er een duidelijk verband bestaat tussen drugsgebruik en crimineel gedrag, met name bij heroïne en alcohol. Ruim 30 procent van alle misdrijven wordt gepleegd o.i.v. alcohol. Bij geweldsmisdrijven is dit zelfs ruim 40 procent.
- De normen en waarden zijn in het algemeen wat vervaagd. Hierdoor nemen velen het niet zo nauw meer met bijvoorbeeld verkeersovertredingen, belastingfraude en winkel- en fietsendiefstal.
- De sociale controle is afgenomen: er is meer anonimiteit dan vroeger. Dit betekent dat veel mensen niet meer op elkaar letten en zich niet verantwoordelijk voelen voor wat er om hen heen gebeurt. Zo zegt bijna niemand er iets van als op een station een fiets wordt gestolen. Ook bij winkeldiefstal reageren andere klanten minder vaak.
- De pakkans is afgenomen, dat wil zeggen dat de kans dat je wordt aangehouden niet erg groot is. Denk aan belastingfraude, milieudelicten, winkeldiefstal, snelheidsovertredingen, gebruik van softdrugs en zwartrijden.

Machtiging tot binnentreding: hiermee mag de politie alleen een woning binnengaan om iemand te arresteren. Dit is een formulier waarin de officier van justitie toestemming geeft de verdachte in zijn huis aan te houden.

Machtiging tot huiszoeking: de politie mag hiermee in een woning naar bewijzen van een misdrijf speuren.

Misdrijven: meer ernstige strafbare feiten.

O

De invloed van de omgeving speelt zich af op twee niveaus:
• Op individueel niveau: de mate van socialisatie
• Op maatschappelijk niveau: de invloed van maatschappelijke omstandigheden.

Onafhankelijkheid rechters: wordt gewaarborgd doordat:
- een rechter voor het leven wordt benoemd. Hij kan dus niet door de regering of het parlement worden ontslagen.
- het salaris van rechters bij wet is geregeld. Ook hier is geen beïnvloeding mogelijk.
- Het aantal rechters in elke rechtszaak van tevoren vaststaat.

Onmaatschappelijk gedrag: wanneer je je niet houdt aan de geldende normen.

Openbaar ministerie: alle officieren van justitie bij elkaar.

Openbare aanklager: is de officier van justitie. Hij:
- leidt het opsporingsonderzoek;
- brengt verdachten voor de rechter (vervolging);
- eist een bepaalde straf in een rechtszaak;
- is verantwoordelijk voor de uitvoering van de straf.

Opsporingsbevoegdheid: bevoegd om bepaalde opsporingsmethodes toe te passen.

Overeenstemmen: het is belangrijk dat rechtsnormen overeenstemmen met de opvattingen die burgers hebben over goed en kwaad. Mensen zullen zich dan eerder houden aan wetsregels.

Overtredingen: minder ernstige strafbare feiten.

P

Procedure:
1. De politie verzamelt informatie over het strafbare feit. Ze verhoort de verdachte en eventuele getuigen, en kijkt wat er precies is gebeurd. De verzamelde informatie wordt opgeschreven in een speciaal rapport: het proces-verbaal.
2. De politie geeft het proces-verbaal aan de officier van justitie. Deze zal de zaak verder onderzoeken in het opsporingsonderzoek. Vaak moeten er allerlei bewijzen worden gezocht. De verdachte wordt aan hem voorgeleid en door hem verder verhoord. Dat kan ook gelden voor getuigen. De officier van justitie moet vervolgens beslissen of hij de zaak zwaar genoeg vindt om de verdachte verder te vervolgen. In dat geval komt er een rechtszaak.
3. Als de officier van justitie voldoende bewijzen heeft, stuurt hij het dossier naar de rechter. Deze moet tijdens een rechtszaak vaststellen of de verdachte inderdaad schuldig is. Als de rechter de schuld bewezen acht, kan hij de verdachte een straf opleggen.

R

Recht: het geheel van gedragsregels, vastgesteld door de overheid, die betrekking hebben op het handelen van mensen als leden van een samenleving.

Rechtshulp: Bij strafzaken hebben verdachten recht op rechtshulp. Als zij geen geld hebben voor een advocaat krijgen zij iemand pro deo toegewezen. Maar ook bij andere zaken heb je soms rechtshulp nodig.
Voor rechtshulp kun je onder andere terecht bij:
- Een advocaat. Een advocaat heeft rechten gestudeerd, spreekt en begrijpt de juridische taal, kent alle juridische procedures en is geoefend om bewijsvoeringen te weerleggen en verzachtende omstandigheden aan te voeren.
- Een bureau voor rechtshulp. Hier werken beginnende juristen die mensen helpen die niet zo snel naar een advocaat gaan. Zij hebben een gratis spreekuur voor burgers. Bij verder advies vragen zij een vergoeding die afhankelijke is van het inkomen van de aanvrager. Als het bureau voor rechtshulp vindt dat het een meer ingewikkelde zaak is, verwijzen ze door naar een advocaat.
- Een rechts- of wetswinkel. Hier werken rechtenstudenten die gratis spreekuren houden waarin zij eenvoudige juridische adviezen geven.

Rechtsstaat: Een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten.

Rechtszaak: bestaat uit acht stappen.
1. Opening. De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte. De verdachte krijgt te horen dat hij goed moet opletten en niet verplicht is te antwoorden op de vragen.
2. Aanklacht. De officier leest de tenlastelegging oftewel de aanklacht voor. Hierin staat waarvan de verdachte wordt beschuldigd en waar en wanneer hij dat strafbaar feit heeft gepleegd.
3. Onderzoek. Nu begint de rechter aan het eigenlijke onderzoek naar het eventuele bewijs voor de aanklacht. Behalve het proces-verbaal van de politie maakt hij vaak gebruik van getuigen. Deze kunnen duidelijkheid geven, omdat zij bijvoorbeeld hebben gezien wat er is gebeurd. Getuigen mogen door alle partijen worden opgeroepen en ondervraagd. Zij staan onder ede en zijn verplicht naar waarheid te antwoorden.
4. Verhoor van de verdachte. De verdachte staat niet onder ede en hoeft dus niet de waarheid te spreken. Hij mag ook getuigen laten verschijnen die verklaringen in zijn voordeel afleggen.
5. Requisitoir. De officier houdt vervolgens zijn requisitoir. Dit is een verhaal waarin hij probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en waarin hij de rechter om een bepaalde straf vraagt, de zogenaamde eis.
6. Pleidooi. De advocaat houdt het pleidooi, waarin hij de verdachte verdedigt. Hij zal proberen aan te tonen dat er te weinig bewijsmateriaal aanwezig is, of verzachtende omstandigheden aanvoeren. Hij vraagt daarom meestal vrijspraak of strafvermindering.
7. Laatste woord. De verdachte heeft altijd het laatste woord. Hij kan dan zeggen dat hij echt niets heeft gedaan, dat hij spijt heeft of dat een straf heb ernstig zal benadelen.
8. Vonnis. Uiteindelijk doet de rechter uitspraak. Bij de arrondissementsrechtbank kan dit twee weken duren.

Resocialisatie: De straf moest tevens gericht zijn op verbetering en heropvoeding van de crimineel. Denk bijvoorbeeld aan taak- en leerstraffen, ook wel alternatieve straffen genoemd.

S

Schade:
- Materiële schade: schade als gevolg van vernieling, inbraak, diefstal maar ook de schade die de schatkist lijdt door belastingontduiking.
- Immateriële schade: schade die niet in geld valt uit te drukken zoals slapeloze nachten als gevolg van een overval of inbraak en het gevoel van onveiligheid.

Seponeren: iemand wordt niet vervolgd. Bij een voorwaardelijk sepot verbindt de officier voorwaarden aan het seponeren, bijvoorbeeld dat een verslaafde verdachte moet afkicken. Doet hij dat niet, dan moet hij alsnog voor de rechter verschijnen.

Slachtofferenquêtes: mensen worden gevraagd of ze het afgelopen jaar slachtoffer zijn geweest van criminaliteit. Nadelen zijn:
- Het gaat om een subjectieve meting. De een voelt zich na een klap in een café al slachtoffer van een misdrijf, terwijl een ander het voorval snel is vergeten. Het CBS meet dus in de eerste plaats de gevoeligheid voor criminaliteit.
- Het CBS meet alleen veelvoorkomende delicten. Om ernstige delicten als moord en doodslag goed te meten moet je de halve bevolking ondervragen.
- Ten slotte valt de slachtofferloze criminaliteit buiten deze methode. Denk hierbij aan te hard rijden, milieudelicten en belastingontduiking.

Socialisatie: het proces waarbij waarden, normen en andere kenmerken van een cultuur worden aangeleerd. Dit vindt plaats in socialiserende instituties, zoals het gezin en de school. Het doel van socialisatie wordt niet altijd behaald: sommige mensen nemen niet de dominante normen en waarden over.
- Het gezin is de voedingsbodem voor het later functioneren van mensen. Kinderen plegen soms vandalisme of winkeldiefstal. Als deze verkenningen door de ouders niet worden gecorrigeerd zullen de kinderen de normen die gelden in de samenleving niet leren kennen en kunnen zij gemakkelijk in crimineel gedrag vervallen. Ook ernstige gezinsproblemen zoals verwaarlozing, mishandeling en incest kunnen leiden tot latere gedragsstoornissen.
- Wat school betreft lopen jongeren die hier mislukken een grotere kans met justitie in aanraking te komen. Verder blijken rondom scholen met een hoog percentage spijbelaars meer vernielingen en winkeldiefstal te worden gepleegd.
- Veel jeugdcriminaliteit zoals agressie en vernieling is het gevolg van een bepaald rollenpatroon onder leeftijdsgenoten. In jongerengroepen kunnen normen heersen die juist ingaan tegen algemene gedragsregels. Vooral bij jongens leidt dit nogal eens tot stoerdoenerij.

Sociobiologie: probeert het sociale gedrag van mensen uit biologische factoren te verklaren.

Staande houden: iemand vasthouden om hem te vragen naar zijn personalia.

Stijgende criminaliteit:
- In de jaren vijftig kwam fietsendiefstal maar weinig voor. Nu worden er jaarlijks 770.000 fietsen gestolen. Dat zijn er gemiddeld per dag ruim 2.100.
- In de laatste vijf jaar heeft bijna de helft van de winkeliers te maken gehad met criminaliteit, zoals beroving, bedreiging of overval.
- Er vinden nu jaarlijks meer dan 13.000 straatroven plaats.
- Vijftig jaar geleden was het aantal zwartrijders in het openbaar vervoer vrijwel nihil. Nu reist 10 procent van de reizigers zonder kaartje.

Straffen spelen een belangrijke rol bij het bestrijden van de criminaliteit. De rechter veroordeelt een dader daarom niet alleen om het te straffen. Er zijn meer redenen:
- Vergelding. Onze maatschappij vindt dat kwaad gestraft moet worden. Een misdaad moet worden vergolden (weer goed worden gemaakt) met iets vervelends voor de dader. Die vergelding bestaat dan uit een straf.
- Afschrikking van de dader. Een straf moet een dader afschrikken nogmaals een misdaad te plegen. Een automobilist die te veel heeft gedronken en daardoor zijn rijbewijs voor een half jaar kwijtraakt, zal de volgende keer minder snel dronken achter het stuur gaan zitten.
- Afschrikking van de samenleving. Een straf moet andere burgers afschrikken een misdaad te plegen. Dit element was in de Middeleeuwen duidelijker aanwezig. Toen werden misdadigers op een plein gevierendeeld of opgehangen, zodat andere burgers zagen wat er met hen kon gebeuren als zij een misdaad zouden plegen.
- Voorkomen van eigenrichting. Als wetsovertredingen niet zouden worden bestraft, zouden mensen het recht in eigen hand nemen en zelf een misdadiger straffen.
- Verbetering van de dader. Met een straf probeert de overheid een dader te resocialiseren, zodat hij zich aanpast aan de normen van de samenleving. Daarom kunnen gevangenen een vak leren of een ontwenningskuur voor drugs volgen.
- Beveiliging van de samenleving. In de tijd dat een crimineel gevangenzit, kan hij de samenleving geen last bezorgen. Zo gaf een rechter een junk eens vier weken gevangenisstraf met de woorden: ‘Dan worden er gedurende vier weken tachtig autoradio’s minder gestolen.’

T

Taken:
De politie heeft drie taken:
- Hulpverlening. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het wijzen van de weg, het opsporen van de ouders van een verdwaald kind of het uit de boom halen van een kat.
- Handhaven van de openbare orde. Tot deze taak horen onder andere bemiddeling bij burenruzies, alcoholcontrole op de weg, het regelen van het verkeer en ordehandhaving tijdens een voetbalwedstrijd.
- Opsporingstaak. Hierbij gaat het om het voorkomen van strafbare feiten en het opsporen van verdachten. De meeste zaken die in dit thema aan de orde komen, hebben te maken met deze laatste taak.

TBS: Terbeschikkingstelling.

Theorieën over criminaliteit:
- Biologische theorie: Volgens sommige wetenschappers wordt de ene mens wel als misdadiger geboren en de ander niet. Een Italiaanse gevangenisarts, Lombroso, stelde dat bij sommige mensen het crimineel gedrag biologisch is bepaald.
- Psychologische theorie: Psychologen gaan ervan uit dat de belangrijkste oorzaak van crimineel gedrag bij de dader zelf moet worden gezocht. Zo ontdekten zij dat onder criminelen vaak mensen met psychische stoornissen voorkwamen, maar konden zij niet aantonen dat de stoornis de oorzaak was van het criminele gedrag.
- De aangeleerd-gedrag theorie: Volgens de Amerikaan Sutherland zijn karaktertrekken niet zo belangrijk. Hij kwam tot de conclusie dat crimineel gedrag wordt aangeleerd.
- Sociologische theorieën: Sociologen leggen bij hun verklaringen voor crimineel gedrag de nadruk op de invloed van maatschappelijke omstandigheden.
- Anomietheorie: De socioloog Merton zoekt de verklaring voor criminaliteit in het probleem dat mensen hebben om hun levensdoelen te bereiken. Zo zullen sommige mensen merken dat hun kansen in de samenleving worden beperkt door hun afkomst of omdat zij een diploma hebben behaald.
- Bindingstheorie: Volgens de ciminoloog Hirschi is ieder mens voor een deel tot het slechte geneigd, in iedereen schuilt een ‘misdadiger’. De meeste mensen gedragen zich echter netjes, omdat zij bindingen hebben die ze niet zomaar op het spel zetten: de banden met familie en vrienden, met hun collega’s en werkkring, of met het verenigingsleven. Mensen bij wie deze bindingen ontbreken, zijn eerder geneigd te vervallen tot onmaatschappelijk en crimineel gedrag. In zijn bindingstheorie benadrukt Hirschi het belang van sociale controle om maatschappelijke bindingen te versterken.

Tijd en plaats: hier zijn veel rechtsnormen sterk aan verbonden.

Transactie: Bij minder zware delicten kan de officier van justitie besluiten een transactie aan te bieden. Dit is meestal een geldboete en wordt ook wel schikking of voortijdige afdoening genoemd.

Tweesporenbeleid:
1. Bij veelvoorkomende criminaliteit wordt gezocht naar preventieve maatregelen, zoals versterking van de sociale controle. Denk aan de aanstelling van stadswachten, meer conducteurs bij het openbaar vervoer en meer wijkagenten. Ook het tegengaan van vroegtijdige schoolverlaters en het zorgen voor werk zijn preventieve maatregelen.
2. Bij zware, georganiseerde misdaad (drugshandel, overvallen) wordt de oplossing gezocht in repressieve maatregelen zoals hogere vrijheidsstraffen.

U

Uitbreiding opsporingsbevoegdheden: Werden in de jaren negentig snel uitgebreid.
- Er mochten vaker richtmicrofoons worden gebruikt.
- Infiltranten. De officier mocht vaker infiltranten inzetten. Dit zijn personen die ongemerkt een misdaadorganisatie binnendringen om informatie over die organisatie te verzamelen. Zo mochten infiltranten strafbare feiten plegen om daarmee vertrouwen te winnen in de organisatie.
- Gecontroleerde doorvoer. De politie kon partijen drugs door laten gaan om zo de leiders te kunnen pakken.
- Informanten. De politie mocht informanten meer geld betalen. Dit zijn leden van een misdaadorganisatie die de politie informatie doorspelen.
- Inkijkoperaties. De politie mag in sommige gevallen in het geheim een gebouw binnentreden om te kijken of daar strafbare feiten worden gepleegd.
- Kroongetuigen. De officier van justitie mag een crimineel strafvermindering geven of niet vervolgen als deze een belastende verklaring aflegt tegen een grotere crimineel dan hijzelf is.

Universele verklaringen van de Rechten van de Mens: in 1948 nam de VN dit aan.
- men mag niet discrimineren
- men mag mensen niet martelen
- men mag niet zomaar iemand gevangenzetten
- iedereen heeft recht op een eerlijk proces
- iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting
Al deze mensenrechten zijn vastgelegd in de Nederlandse grondwet.

V

Veel voorkomende criminaliteit: winkeldiefstal, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, vernielingen, graffiti, zwartrijden. Al deze zaken hebben met elkaar gemeen dat ze:
- vaak voorkomen
- gevoelens van onveiligheid versterken. Denk aan oudere mensen die ’s avonds de straat niet meer op durven te gaan;
- relatief licht gestraft worden, vaak met een geldboete of een alternatieve straf.

Verdachte: er is een redelijk vermoeden dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Redelijk vermoeden van schuld als:
- de politie iemand op heterdaad betrapt;
- er aangifte is gedaan.

Vervolgen: De officier kan ten slotte besluiten de verdachte voor de rechter te brengen. Dit heeft officieel vervolgen. Hij stuurt het dossier dan naar de rechtbank en er komt een rechtszaak.

Verweer: De reactie van de gedaagde.

W

Wetten: hierin staat wat er moet gebeuren als iemand zich niet aan de vastgelegde normen houdt.

Z

Zware criminaliteit: ernstige vormen, zoals moord, inbraak, overvallen en de verkoop van harddrugs. Zij zijn een ernstige aantasting van de rechtsorde en zorgen sterk voor een gevoel van onveiligheid. Ook de media besteden hier veel aandacht aan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.