hoofdstuk 2

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas vwo | 653 woorden
  • 7 november 2011
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
8 keer beoordeeld

Advocaat = een helper in juridische aangelegenheden. Een advocaat verdedigt de verdachte of slachtoffer.

Beeldvorming = het proces van beïnvloeding waarin het beeld wordt gevormd dat iemand heeft van (een bepaald onderdeel van) de maatschappelijke werkelijkheid.

Criminaliteit = door de overheid in een bepaald land in een bepaalde tijd strafbaar gesteld gedrag.

Daderstrafrecht = strafrecht waarbij de rechter bij zijn vonnis rekening houdt met de omstandigheden en de persoon van de verdachte. Er zijn per delict wel maximumstraffen, maar geen minimumstraffen.

Delict = wettelijk strafbaar gestelde handeling, onderverdeeld in overtredingen en misdrijven.

Dwangmiddelen = wettelijke bevoegdheden van de politie om delicten te onderzoeken.

Gedogen = bewust afzien van strafvervolging van handelingen die wettelijk strafbaar zijn.

Gelijke rechten = iedereen heeft dezelfde rechten.

Gezag = macht die als redelijk en juist wordt aanvaard.

Globalisering = het proces waarbij delen van de wereld op economisch, sociaal, politiek en cultureel terrein steeds meer bij elkaar betrokken raken.

Grondrechten = mensenrechten.

Grondwet = de belangrijkste wet van een land, met de grondrechten en de hoofdlijnen van de staatsinstellingen.

Klassenjustitie = benadeling van mensen uit de lagere sociale klassen of bevoordeling van mensen uit hogere sociale klassen in het rechtssysteem.

Legaliteitsbeginsel = het beginsel dat iemand alleen gestraft kan worden voor een delict dat wettelijk strafbaar was op het moment van het delict.

Legitimiteit = het geloof of de overtuiging dat de (overheids)macht rechtmatig en juist is.

Machtenscheiding (trias politica) = verdeling van de overheidsmacht over drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.

Mensenrechten = grondrechten.

Klassieke mensenrechten = grondrechten die de (individuele) burgers beschermen tegen willekeurig ingrijpen van de staat, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst.

Sociale mensenrechten = grondrechten als recht op eten, werk, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg, waarvoor de staat zich moet inspannen om die rechten zoveel mogelijk voor iedereen te verwezenlijken.

Misdrijf = zwaar delict. Een veroordeelde krijgt een strafblad.

Officier van justitie = een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie.

Openbaar Ministerie = een organisatie die verantwoordelijk is voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten.

Overtreding = licht delict. Een veroordeelde krijgt geen strafblad.

Plichten = iets wat je moet doen, datgene dat aan een ander toebehoort en moet worden vervuld.

Politie = 1) mensen die werken voor de overheid en erop letten dat iedereen zich aan de wet houdt.

2) De handhaving van publieke orde en veiligheid van personen en eigendommen.

Preventie = de straf moet mensen afschrikken om iets (opnieuw) te doen.

Rechter = Onafhankelijk ambtsdrager die op grond van wettelijke bepalingen recht spreekt.

Rechtsstaat = een staat waar burgers en overheid zich aan de wet houden, waar gelijke rechten, machtenscheiding en legaliteitsbeginsel bestaan en waar de grondrechten zijn gewaarborgd.

Resocialisatie = de straf moet terugkeer in de samenleving mogelijk maken.

Liberale rechtsstaat = een rechtsstaat waarin persoonlijke vrijheid en bescherming tegen willekeurig overheidsoptreden centraal staan.

Democratische rechtsstaat = een rechtsstaat waarin alle volwassen burgers kiesrecht hebben.

Sociale rechtsstaat = een rechtsstaat waar de overheid veel taken op sociaal gebied op zich heeft genomen.

Seponeren = afzien van iedere vorm van strafvervolging door de officier van justitie.

TBS = de rechter kan bepalen dat een psychisch gestoorde veroordeelde naar een inrichting moet om daar een behandeling te ondergaan. Dit kan alleen als de veiligheid in het geding is.

Terrorisme = gebruik van geweld tegen willekeurige groepen mensen om hen angst aan te jagen en de samenleving te ontwrichten.

Transactie = schikking bij niet-ernstige delicten tussen de officier van justitie en een verdachte, waarbij de verdachte een geldbedrag betaalt, maar niet wordt veroordeeld.

Veiligheid = toestand waarin iemand of iets vrij is van gevaar of schade.

Vergelding = de dader moet boeten voor wat hij heeft misdaan.

Voorkomen van eigenrichting = de overheid wil met het opleggen van straffen voorkomen dat slachtoffers zelf wraak nemen.

Wetboek van Strafrecht = wetboek met regels waarin is vastgelegd welke handelingen strafbaar zijn gesteld en wat de maximumstraf hiervoor is.

Wetboek van Strafvordering = wetboek met regels die de politie, het OM en de rechters in acht moeten nemen bij de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten.

Kernelementen van de rechtsstaat: bescherming tegen willekeur van de overheid, rechtszekerheid en gelijke rechten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.