beeldende begrippen hoofdstuk 3 Voorstelling

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 966 woorden
  • 28 februari 2011
  • 300 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
300 keer beoordeeld

Frontaal: recht van voren gezien.

Betekenis: de betekenis kan anders zijn dan wat er op het schilderij staat.

Zienswijze: een kunstenaar wil in een kunstwerk latne zien hoe hij aankijkt tegen de werkelijkheid of een onderwerp dat hem bezighoudt. Hij wil zijn zienswijze duidelijk maken.

Naar de aanschouwing, de waarneming: de kunstenaar maakt een kunstwerk n.a.v. een aanwezig en zichtbaar object ( stilleven, mens)

Naar de verbeelding: de kunstenaar maakt een kunstwerk n.a.v. iets wat niet (meer) zichtbaar is. Komt dus uit de fantasie, verbeelding, of de herinnering van de maker.

Voorstelling: een afbeelding of een nabootsing van de werkelijkheid, of de gefantaseerde werkelijkheid.

Voorstellingsaspect: voorstellingsaspecten kunnen zijn:

- Een houding, gebaar, gezichtsuitdrukking, kijkrichting, enz..

- Symbolen, attributen.

Door het nadrukkelijk gebruik van beeldaspecten als kleur, compositie en vorm kan de kunstenaar de voorstelling versterken.

Statisch/dynamisch: statisch: in rust (rechte lijnen)

Dynamisch: in beweging(schuine en gebogen lijnen)

Figuratief/non-figuratief: figuratieve afbeelding vertoont duidelijke overeenkomsten met zichtbare werkelijkheid. Het beeld kan afwijken van de fotografische werkelijkheid. Of een schilderij figuratief is of niet hangt af van de betekenis.

Non-figuratieve kunst is voorstellinloos. Er zijn dus geen herkenbare voorstellingen op te zien.

Abstraheren, mate van abstractie:

Abstract: vertoont geen enkele overeenkomst met de zichtbare werkelijkheid meer. Een abstract beeld is dus wat anders dan een geabstraheerd beeld! Bij een volledig abstract beeld zijn er geen voorstellingsaspecten die nog doen denken aan de bestaande, zichtbare of herkenbare werkelijkheid.

Schematisch: bij schematische voorstelling worden de meest opvallende kenmerken afgebeeld.

Deformeren: het veranderen van herkenbare vormen, zodat ze duidelijk verschillen van de werkelijkheid.

Detail, gedetailleerd: is een klein onderdeel van een groter geheel. In een gedetailleerde voorstelling zijn veel kleine bijzonderheden te zien.

Vereenvoudigen: bij een vereenvoudigde weergave wordt minder aandacht besteed aan details. Alleen belangrijkste vormen worden duidelijk weergegeven.

Stofuitdrukking: is de weergave van een bepaald soort materiaal op een schilderij, fluweel hout glas.

Realistisch: bij een realistisch kunstwerk probeert de kunstenaar weer te geven wat hij ziet. Het is dus een afspiegeling van de werkelijkheid.

Schetsmatig: bij een schets wordt er snel een indruk vastgelegd. Het kan een indruk van een waarneming of een fantasie zijn.

Moment: een kort ogenblik. Een weergave van een moment heet een impressie, een indruk.

Het is belangrijk dat de kunstenaar snel werkt. Want momenten kunnen snel veranderen. Bijv. licht.

Expressie,expressief: expressie = uitdrukking.

De gevoelens van de maker spelen grote rol bij expressieve kunst. Expressief werk is herkenbaar aan felle kleuren en sprekende vormen.

Impressie, impressionistisch: impressie = indruk.

Een impressie komt naar de waarneming tot stand. Het is een weergave van iets wat te zien is.

Clichébeeld: clichés zijn overbekende, afgezaagde voorstellingen.

Cliché is het tegenovergestelde van origineel.

Poseren: mannen of vrouwen worden gebruikt bij studies van het menselijk lichaam. De pose die de mannen of vrouwen nemen is niet spontaan maar bedacht door een kunstenaar.

Anatomie: is de kennis over de bouw van het menselijk of dierlijk lichaam.

Canon: is een regel om de ideale verhoudingen van het menselijk lichaam te kunnen bepalen.

Thematisch/verhalend: thema: een onderwerp dat vaak door kunstenaars wordt afgebeeld, in verschillende tijden en stijlen.

Bekende thema’s:

- Portret, zelfportret, groepsportret, kniestuk.

- Mensfiguur, figuurstudie, naakt, odalisk.

- Stilleven, bloemstilleven, vanitasstilleven.

- Interieur of genrestuk.

- Allegorie.

Portret: is een afbeelding van een gezicht.

drie manieren van portretten:

- En face: gezicht recht van voren: frontaal.

- En profil: gezicht geheel van opzij.

- Á trois quart: gezicht deels van opzij en deels van voren.

Icoon: (grieks: eikon = afbeelding, gelijkenis)

Zijn afbeeldingen van christus, Maria, heiligen of bijbelse taferelen die op panelen geschilderd zijn.

Kop: is een onpersoonlijke afbeelding of voorstelling van een hoofd.

Stilleven: is een afbeelding van levenloze dingen die op een bepaalde manier bij elkaar zijn geplaatst.

Franse noemen stilleven: nature morte(dode natuur): nog beter omschrijving.

Verschillende stillevens:

- Vanitasstilleven

- Etenswaren- en fruitstilleven.

- Bloemstilleven

- Pronkstilleven

- Interieurstilleven

- Rookstilleven.

Vanitas, vanitasstilleven: vanitasstillevens verwijzen naar de tijdelijkheid van het bestaan. Ze proberen de kijker een les te leren: hecht je niet te veel aan de mooie dingen in het leven, alles gaat voorbij. Voorbeelden die vaak in vanitasstilleven voorkomen zijn een schedel, gedoofde kaars en een zandloper. Ze moeten de mensen erop wijzen dat het leven zo maar afgelopen kan zijn.

Bijbelse taferelen: bijbel is het boek dat op het christelijke geloof is gebaseerd. Jezus christus is de figuur die vaak op bijbelse voorstellingen staat afgebeeld.

Miniatuur: is een kleine tekenig. Je treft miniaturen vaak aan in middeleeuwse bijbels.

Tweeluik(diptie)drieluik(triptiek)

Veelluik(polyptiek): is een schilderij dat uit meerdere (houten) delen bestaat.

Mythologie: mythologie van een volk bestaat uit allerlei oude verhalen(mythen) over goden en hlden uit het verre verleden.

Historiestuk: een kunstwerk waarin belangrijke feiten uit de geschiedenis zijn vastgelegd. Meestal schilderijen.

Pastorale: een landschap met een liefelijke herdersscène.

Personificatie: bij een personificatie staat een persoon symbool voor een bepaald begrip.

Landschap: het landschap is net als bijvoorbeeld het portret of het stilleven een thema in de schilderkunst.

Genre: op een genreschilderij worden onderwerpen uit het gelijks leven verbeeld.

Allegorie: in een allegorie worden allerlei eigenschappen en gebeurtenissen op symbolische wijze verbeeld. Daarbij word o.a. gebruikgemaakt van personificaties.

Attribuut: is een voorwerp dat een persoon op een allegorie bij zich heeft. Dat voorwerp verteld iets over de persoon.

Symbolen: een symbool is een letter, cijfer, kleur, voorwerp of teken dat een bepaald begrip voorstelt, bijvoorbeeld de liefde. Symbolen worden door grote groepen mensen begrepen en kunnen per cultuur verschillen.

Odalisk: is een haremvrouw. Zij wordt meestal naakt afgebeeld.

Conventies: een conventie is een (ongeschreven) regel waarmee de kunstenaar rekening moet houden bij vormgeving en voorstelling

Bijvoorbeeld: je moet altijd zo natuurgetrouw mogelijk schilderen.

Vervreemde werking: dit is een beeldend effect waarbij beelden ontstaan die niet in onze normale wereld passen: er klopt iets niet.

REACTIES

K.

K.

Dank je! Dit had ik net nodig..
xx

12 jaar geleden

M.

M.

dit is echt een goede
dankje, dit is net wat ik zocht

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.