VOC

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 2e klas havo | 577 woorden
  • 9 september 2008
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
28 keer beoordeeld

Begrippenlijst.

Analfabetisme: mensen die niet konden lezen en schrijven.
In de gouden eeuw konden veel mensen niet lezen en schrijven, je had alleen opleiden volgen als je genoeg geld had.
Arbeidsintensief: (van bedrijven of producten) relatief veel menselijke productiearbeid vereisend.
In de gouden eeuw werd er veel aan productiearbeid gedaan door dat er veel schepen en pakhuizen gebouwd voor de specerijen uit Indonesië.
Droogmakerij: drooggemaakt stuk land, het droogmaken of uitmalen van een waterplas.
Elite: kleine, besloten groep van vooraanstaande, bevoorrechte mensen, bovenlaag
De elite waren de bovenste twee sociale lagen deze mensen waren rijk en hadden veel invloed op het bestuur.
Grondstoffen: onbewerkte producten uit landbouw, visserij en mijnbouw.
De grondstoffen waren in dit geval de specerijen en de zware metalen.
Import: invoer van handelswaar uit het buitenland.
Door de VOC werd er veel geïmporteerd vooral specerijen en edelmetalen.
Export: uitvoer van handelswaar naar het buitenland.
Vanuit Amsterdam werden de specerijen verkocht en geëxporteerd naar andere landen.
Maatschappelijke scheiding: verdeling van mensen in kansarme en kansrijke groepen.
Basisbehoeften: zaken die iedereen nodig heeft om een menswaardig bestaan op te bouwen.
Bevolkingsdichtheid: aantal inwoners per oppervlakte-eenheid [gewoonlijk per km2]
Verstedelijkingsgraad: percentage mensen in een bepaald gebied of stad.
Stad: grote plaats met een centrum en samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten en wijken.
De stad Amsterdam was in de gouden eeuw de grootste handelsstad van heel Europa.
Platteland: het buiten de steden gelegen land

Centralisatie: samentrekking in één punt, vereniging in één persoon of in één lichaam.
Centraliseren: concentreren, verenigen in één punt.
Decentraliseren: spreiden over een aantal lagere instanties.
Monarchie: staatsvorm met een erfelijk vorst aan het hoofd, staat met een erfelijk vorst aan het hoofd.
Republiek: staatsvorm waarbij het staatshoofd voor een aantal jaren gekozen of benoemd wordt.
De Unie van Utrecht: verdrag gesloten door de zeven noordelijke gewesten, waarin ze afspraken om zonder het zuiden verder te strijden.
Acte van Verlating: de reactie van Willem van oranje van de vogelvrij verklaring van Willem. Ander woord voor acte van verlating is onafhankelijkheidsverklaring waarbij filips II als vorst werd afgezworen.
De vrede van Münster: vrede tussen de Staten-Generaal en Spanje.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: een nieuwe staat in Europa toen in 1588 het zeven Nederland verenigd werd.
Nederland: staat in Europa die grenst aan de Noordzee
Gewest: landstreek
Staten Generaal: soort parlement waarin afgevaardigde van ieder gewest in zit om zaken die hun aan gingen te bespreken zoals defensie
Stadhouder: plaatsvervanger van een vorst, landvoogd.
Regent: hoogste inlandse ambtenaar in een residentie op Java tijdens het Nederlandse bewind.
Sociale lagen: een samenleving bestaat uit verschillende lagen. Iedere laag bestaat uit mensen met een min of meer gelijk gewaardeerde positie. Zij hebben een zelfde opleiding genoten en ontvangen een zelfde inkomen. De verschillende lagen, verschillen dus van elkaar in kennis, inkomen, status en macht.

Handelscompagnieën: VOC, WIC.
VOC: handelsvereniging die in de 17e-18e eeuw het monopolie bezat op de handel met Nederlands-Indië, Verenigde Oost-Indische Compagnie.
WIC: West-Indische Compagnie.
Kolonie: wingewest buiten het moederland voor handel, landbouw enz.
Factorij: magazijn en kantoor van een handelsonderneming in vreemde landen.
Monopolie: uitsluitend recht dat men bezit tot het verhandelen of de verrichten van iets, alleenrecht.
Handel: het kopen en verkopen van goederen, diensten en energie, commercie.
Stapelmarkt: voornaamste beurs waar een of ander artikel verhandeld wordt
Welvaart: toestand van gunstige ontwikkeling in maatschappelijk en vooral economisch opzicht, rijkdom.
Godsdienstvrijheid: het recht om het geloof van zijn keuze te belijden.
Tolerantie: verdraagzaamheid jegens andersdenkenden.
Protestanten: hervormers van de katholieken kerk.
Katholieken: christenen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.