Industrialiseren: fabrieken tot belangrijke geldverdieners maken
Mechanisatie: het vervangen van handmatige handelingen door het gebruik van machines.
Industriële samenleving: een samenleving die leeft op de industrie van het land
Arbeidsomstandigheden: hoe het werken is in een fabrienk (wordt bepaald door o.a. veiligheid en inkomsten)
Massaproductie: het goedkoop, veel en snel maken van een product
Sociale voorzieningen: dingen zoals speeltuinen, dokters, kerken, bibliotheken enz.
Kinderwet van Houten: het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen
Arbeidswet: De wettelijke bepalingen betreffende de arbeidsduur
Vakbonden: is een organisatie die de individuele en collectieve belangen behartigt van aangesloten werknemers en andere leden.
Eerste Industrialisatienota: nota die de Nederlandse regering in 1948 presenteerde en waarin maatregelen stonden om de economische groei te bevorderen
Geleide loonpolitiek: Het hield in dat de rijksoverheid zich bemoeide met de loonvorming.
Schaalvergroting: productie op grotere schaal
Babyboom: een explosie aan kleine kinderen
Woningnood: Een tekort aan woningen
Verstedelijking: het veranderen van kleine boerendorpjes naar grote steden
Cityvorming: als in de centra van steden de woonfunctie verdwijnt en er bedrijven voor in de plaats komen
Welvaart: de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden bevredigd.
Duurzame consumptiegoederen: goederen die tijdens het verbruik niet onmiddellijk verloren gaan, maar hun nut pas over een groot aantal perioden \'afgeven\'. Denk aan een koelkast of een woning.
Consumptiemaatschappij: is een samenleving waar vrije tijd wordt gebruikt om goederen te kopen, om daarover na te denken en om te pronken met de aangeschafte goederen.
Mobiliteit: het aantal verplaatsingen die worden gedaan tijdens een bepaald tijdseenheid.
Sociale lagen: Een samenleving bestaat uit verschillende lagen. Iedere laag bestaat uit mensen met een min of meer gelijk gewaardeerde positie. Zij hebben eenzelfde opleiding genoten en ontvangen eenzelfde inkomen. De verschillende lagen, verschillen dus van elkaar in kennis, inkomen, status en macht.
Sociaal milieu: de omgeving, het gezin waarin je opgroeit
Seksebepaald: bepaald door het feit of je man of vrouw bent; bijvoorbeeld dat je soort opleiding of baan afhangt van je sekse (geslacht)
Mammoetwet: onderwijswet uit 1963 die meer mensen toegang tot het onderwijs moest geven en ervoor moest zorgen dat iedereen zich zo goed mogelijk kon ontplooien
Studiefinanciering: gedeeltelijke betaling van een studie door de overheid en de mogelijkheid om bij de overheid geld te lenen voor hun studie
Etnische minderheden: groepen die zich, vanwege afkomst, onderscheiden van de meerderheid van de bevolking in een land
Cultuurlandschap: landschap dat vooral door de mens is gemaakt
Milieuvervuiling: vervuiling van bodem, water en lucht
Club van Rome: groep geleerden en industriëlen die maatschappelijke problemen aan de orde stellen
Milieubeweging: de groeperingen die zich zorgen maken over de toestand van het milieu, zoals Greenpeace en Milieudefensie
Duurzame ontwikkeling: de natuur gebruiken zonder onherstelbare schade aan te brengen, bijvoorbeeld door het gebruik van zonne-energie
Module 3
5.3
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden