A
Anti-Corn-Law League = In 1838 in Manchester opgerichte pressiegroep die af wil van de Corn Laws. Industriële ondernemers uit Manchester vormen de kern van de beweging, maar er is ook steun van de stedelijke burgerij en de arbeidersklasse. Nadat de invoertarieven onder invloed van de Anti-Corn-Law League in 1842 al zijn verlaagd, worden de graanwetten in 1846 uiteindelijk geheel ingetrokken. Dat besluit maakt de weg vrij voor internationale vrijhandel en symboliseert de toegenomen macht van de industriële ondernemers (lords of the loom) ten koste van de landadel (lords of the soil).
arbeidersklasse =De bevolkingsgroep die moet leven van door een werkgever betaalde handarbeid. De arbeidersklasse (door socialisten ook wel het proletariaat genoemd) werkt in dienst van de bezittende klasse (de bourgeoisie), die de productiemiddelen (fabrieken, machines en dergelijke) bezit en loon betaalt. Door de industriële revolutie groeit de arbeidersklasse enorm; in Manchester vormt zij omstreeks 1850 tweederde van de bevolking.
arbeidsdeling =Het opsplitsen van het werk aan één product in deelhandelingen die elk worden uitgevoerd door één arbeider of groep van arbeiders. Arbeidsdeling is kenmerkend voor fabrieksarbeid, waar de arbeider in de eerste helft van de negentiende eeuw steeds meer een radertje wordt in een groter geheel. Het staat tegenover ambachtelijke arbeid, waarbij één arbeider verantwoordelijk is voor het totale product.
B
burgerlijk ideaal =Het ideale leven zoals de middenklasse (de burgerij) zich dat voorstelt. In het negentiende-eeuwse Engeland komt het burgerlijk ideaal sterk tot ontplooiing. De nadruk ligt daarbij op de individuele burger die door hard werken, zuinigheid en zelfvertrouwen een zelfstandig bestaan opbouwt. Het gaat daarbij om mannen. In het burgerlijk ideaal doen vrouwen geen betaald werk; zij organiseren het huishouden en de opvoeding van de kinderen, en bieden hun echtgenoot een veilige thuishaven.
C
Calico Act =Wet uit 1721 die de import van katoen uit het Oosten en het dragen van katoenen kleding verbiedt. De Calico Act beschermt de gevestigde Engelse textielnijverheid. Maar hij pakt ook gunstig uit voor de katoenproductie in Lancashire, omdat bombazijn, een stof die wordt gemaakt uit katoen en linnen, niet verboden wordt en Lancashire nu niet te meer te lijden heeft onder de concurrentie met de superieure \'katoentjes\' uit India. In 1874 wordt de Calico Act ingetrokken.
Chartisten-beweging =Beweging van arbeiders en leden van de lagere middenklasse die invoering van het algemeen mannenkiesrecht en andere politieke hervormingen eisen. De beweging, opgericht in 1838, komt voort uit teleurstelling over de Reform Bill en uit frustratie over de economische en sociale malaise tijdens de diepste economische crisis tot dan toe. De arbeiders verwachten dat kiesrecht als vanzelf tot materiële en sociale verbeteringen zal leiden. De beweging probeert het Lagerhuis met petities tot uitbreiding van het kiesrecht te bewegen. Wanneer dat niet lukt, raakt de beweging in een crisis. Na 1848 ebt het Chartisme weg. De Chartisten bereiken zelf dus niets, maar in de volgende driekwart eeuw zullen al hun wensen alsnog verwezenlijkt worden.
cholera O =Uiterst besmettelijke, uit Azië afkomstige ziekte, die in 1831 voor het eerst in Engeland opduikt. Bij grote epidemieën in 1832 en 1844 vallen in de steden duizenden dodelijke slachtoffers, ook in de \'betere\' wijken. Al snel ontstaat het vermoeden dat de ziekte te maken heeft met de slechte kwaliteit van het drinkwater en het gebrek aan hygiëne in het algemeen. Daardoor is cholera een krachtige stimulans om de woonwijken en sanitaire voorzieningen in de steden te verbeteren.
Combination Act =Wet uit 1799 (eigenlijk: een reeks wetten) die de samenscholing verbiedt van arbeiders die zo hun werkgever onder druk willen zetten. De wet ontneemt vakbonden feitelijk hun bestaansrecht en was dan ook zeer omstreden. Toen de wet in 1824 werd ingetrokken, braken direct tal van stakingen uit. Het jaar daarop werd de speelruimte van vakbonden stevig ingeperkt in een nieuwe Combination Act.
Corn Laws =Hoge invoerrechten op buitenlands graan, ingesteld aan het eind van de Franse oorlogen in 1815. In de oorlogsjaren hebben de boeren en grootgrondbezitters hoge winsten gemaakt doordat er geen Europees graan kan worden ingevoerd; de Corn Laws moeten die winsten in vredestijd op peil houden. Gehaat bij de stedelijke bevolking, omdat ze het brood onnodig duur maken. Ook de industriële ondernemers zijn er fel tegen. De wetten staan de voor hen gunstige internationale vrijhandel in de weg. Bovendien dwingen de wetten hen hogere lonen uit te betalen - de arbeiders moeten immers meer verdienen om het dure brood te betalen.
cotton gin Machine (gin komt van engine) die de bruikbare vezels van de katoenplant scheidt van de niet-bruikbare, kleverige zaadjes. Deze uitvinding van de Amerikaan Eli Whitney uit 1793 is een enorme impuls voor de katoenindustrie; met de machine kan per dag 50 maal zoveel katoen worden gewonnen als met de hand.
E
enclosures =Omheiningen. In het middeleeuwse Europa waren grote stukken landbouwgrond en woeste gronden voor gemeenschappelijk gebruik. Vanaf ongeveer 1500 wordt in Engeland steeds meer grond omheind door grotere boeren en grootgrondbezitters en hun pachters. Hierdoor wordt de landbouw efficiënter en neemt de productie toe. De enclosures gaan ten koste van de kleine keuterboertjes, die naar andere middelen van bestaan moeten uitzien. In Lancashire vinden zij alternatieve inkomsten in de huisnijverheid.
F
fabriek =Gebouw waar uit grondstoffen producten worden gemaakt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van arbeidsdeling en van machines. In Lancashire vervangen fabrieken vanaf het eind van de achttiende eeuw de huisnijverheid. Ook op andere plaatsen gaat in de industriële revolutie huisnijverheid aan fabrieksarbeid vooraf.
Factory Acts =Wetten uit de periode 1830-1890 die tot betere en veiliger werkomstandigheden en kortere werktijden moeten leiden. De eerste Fabriekswet, uit 1833, stelt grenzen aan de werktijden van vrouwen en jongeren - maar geldt alleen in de textielindustrie.
H
huisnijverheid =Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop. In Lancashire neemt in de achttiende eeuw de huisnijverheid een hoge vlucht. Duizenden boerengezinnen produceren textiel via het putting-out-systeem, waarbij ze de grondstoffen krijgen van ondernemers, aan wie ze ook het eindproduct leveren. In de huisindustrie werkt vaak het hele gezin mee. Vader weeft, moeder spint en de kinderen helpen mee, onder meer bij het kaarden.
hungry forties =Periode van extreme honger en armoede in de vroege 1840\'s, veroorzaakt door opeenvolgende misoogsten. De honger trof niet alleen Engeland, maar ook tal van andere Europese landen; geen enkel land zo zwaar echter als Ierland, waar honderdduizenden de hongerdood stierven en een massale emigratie op gang kwam, vooral naar de Verenigde Staten en de Engelse industriegebieden.
I
industriële revolutie =De totale keten aan vernieuwingen waarbij de agrarische samenleving plaatsmaakt voor een industriële samenleving en waarbij handarbeid wordt vervangen door machines. Engeland is in de jaren 1750-1850 het eerste land dat een industriële revolutie doormaakt. Uiteraard verloopt geen enkele industriële revolutie hetzelfde.
K
katoenbeurs =In 1804 gesticht handelscentrum waar katoenfabrikanten en katoenhandelaren de prijzen vaststellen en contracten tekenen. Al snel zijn alle belangrijke katoenondernemers bij deze beurs aangesloten; na vijf jaar telt ze 1500 leden. De beurs is gevestigd in een majestueus gebouw in het centrum van Manchester.
koopman-fabrikant =Ondernemer die zowel handelaar als producent is. Koopman-fabrikanten beheersen in de jaren 1790-1815 een belangrijk deel van de katoennijverheid in Lancashire. Zij importeren de ruwe katoen, produceren de stoffen in hun fabrieken en brengen hun producten zelf op de markt. Om de onzekere markten te beheersen bouwen ze pakhuizen, waar ze grote voorraden kunnen aanhouden. Nadat een groot aantal belangrijke koopman-fabrikanten failliet gaat, zijn katoenhandelaren en katoenproducten na 1815 meestal niet meer in een persoon verenigd.
L
Luddieten =Engelse protestbeweging die zich richt op het vernielen van machines; vermoedelijk was zij ook uit op het omverwerpen van de gevestigde orde. De Luddieten zorgen in de jaren 1811-1812 voor grote onrust. Ze worden met massale inzet van het leger verslagen. In 1812 gebruikt Engeland meer soldaten voor de strijd tegen de Luddieten dan voor de oorlog tegen Frankrijk.
M
Manchester school =Verzamelnaam voor economen en andere wetenschappers die stellen dat vrijhandel en een minimum aan overheidsbemoeienis (laissez-faire) op den duur tot welvaart voor allen zouden leiden. Van een uitgewerkte economische theorie is geen sprake; eerder van een mengelmoes van economische \'wetten\' en ideologische veronderstellingen. De strijd voor vrijhandel wortelt mede in de Anti-Corn-Law League.
markteconomie =Economie waarin de productie voornamelijk is bestemd voor verkoop op de markt en waarin de productiemiddelen in privé-bezit zijn. De markteconomie staat tegenover de zelfvoorzienende economie, waarin voornamelijk wordt geproduceerd voor eigen gebruik, en tegenover de staatseconomie, waarin geproduceerd wordt voor de staat en de productiemiddelen in handen van die staat zijn. Tijdens de industriële revolutie* wordt Engeland het eerste land met een markteconomie.
De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden