Abolitionisme: Het streven naar directe afschaffing (abolition) van slavernij.
Absolutisme: De absolute monarchie is gebaseerd op het goddelijk recht (zie: droit divin) van de koning om te heersen; hij kan dus niet worden afgezet.
Accommodatie: Accommodatie houdt in dat immigranten
aspecten van de nieuwe cultuur overnemen zoals taal, voeding en manieren (uiterlijke dingen), maar intussen wel zoveel mogelijk vasthouden aan hun eigen levenswijze.
Amendementen: Toevoegingen aan de Amerikaanse Grondwet: in 1865 de afschaffing van slavernij; in 1868 gelijke burgerrechten voor zwart en blank en in 1870 kiesrecht voor zwarten
Assimilatie: Assimilatie houdt in dat immigranten naast taal, voeding en manieren ook waarden en normen van de nieuwe cultuur overnemen, zoals het geloof of de manier van denken
Burgeroorlog: Oorlog in de VS tussen de noordelijke en de zuidelijke staten (1861-1865).
Checks and balances: Controlemechanismen die zorgen voor een evenwicht tussen de verschillende machten - de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht - in het Amerikaanse politieke systeem.
Civil rights movement: Burger Rechten Beweging
Confederatie: Statenbond; groep van staten die intensief samenwerkt, terwijl elke afzonderlijke staat toch zijn eigen onafhankelijkheid behoudt
Congres: Het parlement van de VS: Huis van Afgevaardigden en Senaat.
Continentaal congres: De bijeenkomst van de afgevaardigden van de dertien Amerikaanse koloniën die zich in 1776 onafhankelijk verklaarden.
Continentaal leger: Het leger van de dertien Amerikaanse koloniën die zich in 1776 onafhankelijk verklaarden
Dawes-wet: Het in de VS uit 1887 die bepaalde dat de reservaten zouden worden opgedeeld in privé-grondbezit en dat Indianen Amerikaans staatsburger konden worden
Droit divin: Droit divin is Frans voor goddelijk recht: de koning had het goddelijk recht om te regeren. Met deze theorie kon de koning zich de absolute macht toe-eigenen.
Federale opbouw: Een staat kent een federale opbouw als veel verantwoordelijkheid ligt bij de samenstellende delen en er slechts betrekkelijk weinig verantwoordelijkheid ligt bij de centrale, federale regering.
Federale regering: De centrale regering in een staat met een federale opbouw
Huis van afgevaardigden: Deel van het Amerikaanse parlement (vgl. onze Tweede Kamer).
Hooggerechtshof: Hoogste rechtbank (VS)
Indian Removal Act: Een Amerikaanse wet uit 1830 die het mogelijk maakte om de indianenstammen in de zuidelijke staten uit te kopen en te ‘verwijderen’ naar het Indian Territory, een gebied ten westen van de Mississippi
Indian Rights Association: Een in 1882 opgerichte club in Amerika van overwegend blanke hervormers die van de indianen volwaardige Amerikaanse staatsburgers wilden maken.
Intolerable Acts: Maatregelen van de Engelse overheid naar aanleiding van de Boston Tea Party in 1773, die door de koloniën in Amerika niet getolereerd werden. Deze kwestie leidde tot de onafhankelijkheidsoorlog
Ku Klux Klan: Ondergrondse racistische beweging in Amerika die geweld gebruikte tegen zwarten
Melting pot: Letterlijk betekent het ‘de smeltkroes’. Het idee van de melting pot was het samensmeden van alle verschillende volkeren die zich in Amerika hadden gevestigd tot één nieuw volk.
Natie: Groep mensen die op een, meestal afgebakend grondgebied woont en op basis van een gemeenschappelijke taal, cultuur, godsdienst of geschiedenis een gemeenschappelijke band hebben.
Nationaal besef: Het besef waarbij mensen zich sterk verbonden voelen met een bepaald volk en land.
Nationalisme: Politiek streven van mensen vanaf het einde van de 18de eeuw waarbij ieder volk (= natio, natie) het recht heeft op een onafhankelijke staat. Tegenwoordig verwijst het begrip ook naar een sterke aanhankelijkheid aan het eigen land, dat men beter vindt dan andere landen.
Nativism: Een reeks eigen-volk-eerst-bewegingen in de VS die zich onder andere richtte tegen de Ierse immigranten en later ook tegen de Chinezen en de Zuid- en Oost-Europeanen. Deze stromingen claimden dat ze de ware Amerikanen vertegenwoordigden: de White Anglo Saxon Protestants (WASP’s).
Onafhankelijkheidsdag: Een nationale feestdag (4 juli) waarop de onafhankelijkheid van Amerika wordt gevierd.
Onafhankelijkheidsverklaring: Het uitroepen van de onafhankelijkheid van Amerika op 4 juli 1776 na de breuk met Groot-Brittannië.
Oorlog tussen de staten: De oorlog (1861-1865) tussen het zuidelijke en noordelijk deel van Amerika. In de ogen van de noordelijken was dit een burgeroorlog en voor de zuidelijken een ‘oorlog tussen de staten’
Pledge of allegiance: Het uitspreken van een belofte van trouw aan de (Amerikaanse) vlag en daarmee aan het land.
Reconstructieperiode: De bezetting van de zuidelijke staten van Amerika door noordelijke troepen, in de periode na de burgeroorlog. Tijdens die periode, die duurde van 1867 tot 1877, werd het zuiden onder dwang weer opgenomen in de federale staat.
Salad-bowl: De Amerikaanse samenleving wordt wel vergeleken met een ‘slakom’; het is wel één gerecht, maar de ingrediënten zijn nog goed herkenbaar, net zoals de eigen cultuur van de verschillende immigranten.
Senaat: De Senaat van de Verenigde Staten is vergelijkbaar met de Eerste Kamer. Elke staat mag twee vertegenwoordigers afvaardigen naar de Senaat.
Sharecroppers: Zwarte boeren die grond pachtten van de voormalige slavenhouders en dit betaalden door een deel van de oogst af te dragen.
Trias politica: De scheiding in drie machten: de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht. Dit vormt een van de uitgangspunten van de democratie.
Uitvoerende macht: De uitvoerende macht zorgt dat de wetten worden uitgevoerd: de regering en de ambtenaren
Verlichting: Een Europese stroming in de 18de eeuw waarbij onderzoekers de samenleving op een redelijke manier (met hun verstand) gingen onderzoeken. Deze periode werd ook wel de eeuw van de redelijkheid genoemd
Volkssoevereiniteit: Een regering wordt door het volk gekozen en afgezet: het volk heeft de beslissende macht.
Vrede van Parijs: In 1783 werd de overwinning van de Amerikanen op de Engelsen vastgelegd in Parijs. Het Britse parlement had besloten de vijandelijkheden te staken na een nederlaag tegen de Amerikaanse
opstandelingen, die hulp kregen van de Fransen.
Warlords: Provinciale militaire machthebbers die elkaar bestreden nadat er een machtvacuüm was ontstaan na de val van het Keizerrijk in 1911.
WASP: White Anglo Saxon Protestants; zij vonden dat ze de ware Amerikanen vertegenwoordigden.
Zwart nationalisme: Een radicale beweging onder de zwarten die in de jaren vijftig tot zeventig op radicale wijze een einde wilde maken aan de rassenscheiding in Amerika.
REACTIES
1 seconde geleden