Hoofdstuk 7, God in Nederland

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 6e klas vwo | 1304 woorden
  • 10 november 2006
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
21 keer beoordeeld

§ 1 De publieke kerk 1600-1850

Republiek: staat waar het oppergezag in handen is v/e gekozen persoon (die is dus niet benoemd door erfrecht). Ten alle tijden.
Rooms-katholieken: leden v/d Rooms-katholieke kerk. Ze hebben de paus, sacramenten, de kerk nodig om in de hemel te komen. Ten alle tijden.
Opstand: een oproer of revolutie waarbij je niet meer gehoorzaamt aan de mensen die de baas zijn. Er was een opstand tegen Filips II. (16e eeuw.)
Filips II: koning van Spanje. Overleed in 1590. Leefde tijdens de 16e eeuw.
Unie van Utrecht: verbond tussen 7 staten om door te gaan met opstand tegen Spanje. Verbond kwam in 1579.
Reformatie: kerkelijke hervorming der 16e eeuw.
Gereformeerden: leden v/d gereformeerde kerk. Het zijn ook zeer strenge protestanten die veel strenger waren dan de hervormden. Leider van de gereformeerden is Kuyper. Ten alle tijden.
Protestanten: bijbel als standpunt/ middelpunt. Ze hebben de paus, kerk, sacramenten niet nodig om in de hemel te komen. Ten alle tijden.
Vrede van Münster: het moment waarop de republiek onafhankelijk wordt; internationale erkenning, 1648.
Predikant: dominee die de christelijke leer verkondigt. Ten alle tijden.
Bijbel: oftewel het woord van God. Tevens het boek van het christendom. Bestaat uit verzameling geschriften uit het Oude en Nieuwe Testament. Ten alle tijden.
Staten-Generaal: de club waar binnen de 7 staten samenwerken met last en ruggespraak (ze moesten steeds terug naar de overheid). 1579-1795: staten werken samen, 1795-1815: nationale vergadering, vanaf 1815: Staten-Generaal is de naam v/d volksvertegenwoordiging; het Nederlandse parlement, bestaande uit een Eerste en Tweede Kamer.
Middeleeuwen: (de eeuwen tussen de oudheid en de nieuwe tijd, de jaren van 476-1492 na Christus.) 500-1000: de Vroege Middeleeuwen; agrarische samenleving. 1000-1500: de Late Middeleeuwen; agrarisch-stedelijke samenleving. Tijdens de Middeleeuwen stond de kerk centraal.
Patriotten: Nederlanders in de 18e eeuw die voor meer democratie waren en zich verzetten tegen regenten en stadhouders. Ze zijn heel vaderlandsgeliefd. Bijnaam voor patriotten was de Kezen. Ze hebben ook de leerplicht ingesteld.
Willem I: eerste koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1815-1839.
Bataafse Republiek: naam van Nederland 1795-1806.
Geuzen: zo werden de protestanten door de katholieken genoemd. Ten alle tijden.
Namen van Nederland tijdens de geschiedenis:
1581-1795 Republiek der zeven Verenigde Nederlanden
1795-1806 Bataafse Republiek
1806-1815 Koninkrijk Holland
1815-1839 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1839-nu Koninkrijk der Nederlanden

§ 2 Religieuze herleving in de negentiende eeuw

Verzuiling: samenleving valt uiteen in een aantal kerkelijk-politieke belangengroepen/ zuilen. In 1920 verzuilt Nederland. We hebben 4 zuilen: een gereformeerde, katholieke, socialistische en die van de rest (bijv. liberalen).
Industriële revolutie: omwenteling op het gebied v/d machinale productie (veroorzaakt door toepassing v/d stoommachine) + gewelddadige ommekeer in de politieke toestand. Rond 1900.
Liberalisme: dit is een politieke stroming die strijd voor vrijheid van het individu, op alle gebieden. Ten alle tijden.
Bisschoppen: leidinggevende priesters. Ten alle tijden.
Kloosters: katholieke leefgemeenschappen. Hier wonen bijv. nonnen. Ten alle tijden.
Priesters: geestelijken, door een bisschop gewijd. Ten alle tijden.
Bisdom: gebied v/e bisschop en kerkelijk bestuur waarvan een bisschop het hoofd is. Ten alle tijden.
Aartsbisdom: belangrijkste bisdom van het land. In Nederland is dat Utrecht. Ten alle tijden.
Willem III: koning van Nederland tijdens de 19e eeuw. Hij achtte zich gebonden aan de liberale grondwet.
Hervorming: afscheiding van de katholieke kerk. Ten alle tijden.
Thorbecke: leider van de liberalen tijdens de 19e eeuw.
Ultramontanisme: het streven naar sterke centraal geleidde kerk. 1870. Onfeilbaarheid v/d paus (als hij iets zegt dan is het absoluut waar).
Kerkelijke staat: de staat waar de paus het taatshoofd is. Vroeger was dat een groot gebied in Italië, nu is dat Vaticaanstad.
Kerstening: christelijk maken/ bekeren. Ten alle tijden.
Schuilkerk: kerk waar stiekem kerkdiensten werden gehouden. Ten alle tijden.
Kuyper: leider v/d gereformeerden. 19e eeuw.
ARP: Anti Revolutionaire Partij, Kuyper was hier de leider van. Eerste partij in Nederland, 1879.
Schoolstrijd: de strijd om de bijzondere scholen op te richten en door de overheid te laten financieren. 19e eeuw.
Sociale vraagstuk: alles wat te maken heet met het verschil tussen rijk en arm. Begin 20e eeuw en eind 19e eeuw, (rond 1900).
Socialisme: streven naar emancipatie van de arbeidende klasse. Ontstaan in de 19e eeuw.
Domela Nieuwenhuis: leider van de socialisten. 1881.
Antithese: er is een groep gelovigen en er is een groep niet-gelovigen. Dit zei Kuyper; protestanten en katholieken (gelovigen) en liberalen en socialisten (ongelovigen). 19e eeuw.
Soevereiniteit in eigen kring/ subsidiariteit: de christenen in eigen kring moeten zo veel mogelijk (zelf)doen en zo min mogelijk aan de staat overlaten→ ontstaan zuilen.
Aprilbeweging: protesteren tegen bisschoppelijke hiërarchie. Koning Willem III liet blijken dat hij aan kant van protestanten stond. De paus wou weer bisschoppen benoemen.
Martelaren van Gorcum: watergeuzen gaan steden (zoals Den Briel en Gorcum) overnemen, om ze weer protestants te maken. Zo werden er paters opgehangen. Die paters werden in 1867 heilig verklaard. Dit was een bloei voor de katholieken, want ze maken nu een deel uit van de vaderlandse geschiedenis.
Quanta Cura: een encycliek (een pauselijke brief) uit 1868.
Grondwet van Thorbecke: uit 1848 heeft veel invloed gehad op het bestuur van het Koninkrijk der Nederlanden. Deze grondwet, genoemd naar de voorzitter van de Grondwetcommissie Johan Rudolf Thorbecke, had een belangrijke nieuwe bepaling: de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. De Koning kreeg hierdoor minder, en de ministers meer te zeggen.

§ 3 Het verzuilde vaderland 1920-1960

Pacificatie: vredesluiting. Ten alle tijden
Interbellum: de periode tussen de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).
AJC: Arbeiders Jeugd Centrale, de belangrijkste socialistische jeugdorganisatie gedurende het interbellum, was opgericht in 1918.
Socialistische Internationale: socialistische organisatie, die ervoor zorgde (sinds 1 mei 1980) dat 1 mei de dag van de arbeid/ de dag van de internationale solidariteit van de arbeiders werd.
Wilhelmina: koningin van Nederland. Werd gezien als de ideale moeder, die haar dochter op voorbeeldige wijze onderrichtte in het christelijk geloof.
Juliana: dochter van Wilhelmina, was modelkind dat op school goed haar best deed.
Feminisme: stroming die strijdt tegen de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het feminisme staat voor vrouwenemancipatie.
SDAP: Sociaal Democratische Arbeiderspartij, nu de Partij van de Arbeid (PvdA). De partij van de socialisten en één v/d belangrijkste partijen rond 1920 in Nederland.
RKSP: Rooms-katholieke Staatspartij, later de Katholieke Volkspartij (KVP). De partij van de katholieken en één v/d belangrijkste partijen rond 1920 in Nederland.
ARP: Anti-revolutionaire Partij, de eerste Nederlandse politieke partij werd in 1879 opgericht.

§ 4 Geloof en godsdienst in onze tijd

KVP: Katholieke Volkspartij, een confessionele politieke partij die de naoorlogse voortzetting is van de RKSP. 20e eeuw.
CDA: Christen-Democratisch Appèl; de KVP, ARP en CHU (Christelijk Historische Unie) gaan in 1980 op in de nieuwe partij: het CDA. Zij laat zich door christelijke beginselen inspireren. Verder werpt het CDA zich op als beschermer van confessionele organisaties in de gezondheidszorg en het bijzonder onderwijs.
Ontzuiling: ontchristelijken, 20e eeuw.
PvdA: Partij van de Arbeid, opvolger van de SDAP. 20e eeuw.
D’66: Democraten 66, een niet-zuilgebonden partij. Deze partij bevind zich nu in de 2e Kamer. 20e eeuw.
Tweede Wereldoorlog: vanuit de wereld gezien duurde deze in de jaren 1939-1945. In Nederland duurde deze in de jaren 1940-1945. Bij deze oorlog is een groot deel van de wereld betrokken geraakt. Na de Tweede Wereldoorlog werden de verzuilde jeugdorganisaties opnieuw opgericht.
Provo: in de jaren ’60 manifesteerde zich de snel groeiende groep van scholieren en studenten. De meest tot de verbeelding sprekende protestbeweging was Provo (1965-1967). Provo richtte zich in een eerste instantie op het provoceren van de gezagsdragers, de ‘regenten’. Provo’s waren fervente voorstanders van een Nederlandse republiek.
Beatrix: koningin van Nederland. Trouwde met prins Claus op 10 maart 1966. En werd gehuldigd op 30 april 1980.
Indonesië: heette vroeger Nederlands-Indie en was een kolonie van het Koninkrijk. Op 17 augustus 1945 riepen Indonesische vrijheidsstrijders de ‘Republik Indonesia’ uit. Na een gewapende strijd tekende koningin Juliana in 1949 de soevereiniteitsoverdracht. Indonesië was onafhankelijk.
Suriname: koningin Juliana was tot 1975 staatshoofd van Suriname. In dat jaar trad het Zuid-Amerikaanse land uit het Koninkrijkverband en werd het onafhankelijk.
Gastarbeiders: uit het buitenland afkomstige arbeider. 20e eeuw.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.