1) De conferentie van Berlijn (1884 – 1885)
Om te voorkomen dat er oorlog ontstond, probeerde Bismarck bij verschillende conflicten tussen Europese landen te bemiddelen. Er werd afgesproken dat de koning van België in het hart van Afrika een grote kolonie mocht stichten.
2) De Vlootwet van 1898
Admiraal Von Tirpitz begreep dat de landen met de sterkste wapenindustrie toekomstige oorlogen zouden winnen. Daarom wilde hij dat Duitsland een sterke oorlogsvloot kreeg, met de modernste, grootste en zwaarst bewapende slagschepen. Met steun van de keizer kwam in 1898 een wet.
3) De slag bij de Marne (1914)
5 weken na het begin van de eerste wereldoorlog in 1914, was de slag bij de Marne. Het Von Schlieffen-plan lukte hierdoor niet. De verdediging was sterker dan de aanval.
4) De Spartakus-opstand (1919)
4 Januari 1919, twee weken voor de eerste verkiezingen in de Weimar-republiek, brak in Berlijn een communistische opstand uit.
5) Het Dawesplan (1924)
Amerikaanse banken en bedrijven leenden Duitsland geld, waarmee het zijn economie op de been kon helpen en tegelijk de herstelbetalingen aan Groot-Brittannië en Frankrijk konden voldoen. Die twee landen konden met dat geld weer de leningen terugbetalen die zij in de oorlog van de Amerikanen hadden gekregen voor hun oorlogvoering.
6) De Rijksdagbrand (Februari 1933)
Op 5 maart 1933 waren er weer verkiezingen. Op de avond van 27 Februari 1933 stak een Nederlandse communist, Marinus van der Lubbe, het Rijksdaggebouw in brand. Hij handelde op eigen houtje, maar Hitler geloofde dat de brand het sein was voor een communistische revolutie. Daarmee werden de grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, opgeschort.
7) Concentratiekamp Dachau (Maart 1933)
In maart 1933 werd in Dachau bij München voor het eerst grote Duitse concentratiekamp in gebruik genomen. De gevangen waren er rechteloos en werden met dwangarbeid uitgeput. Het kamp was onder leiding van de SS. Het kamp was vooral bedoeld om politieke tegenstanders gevangen te nemen en om de tegenstanders bang te maken.
8) De Rijkscultuurkamer (September 1933)
Er waren zeven kamers aparte kamers voor literatuur, theater, muziek, radio, film, journalistiek en beeldende kunsten. De mensen die er werkten moesten kijken of de inhoud van het desbetreffende object klopte met de wil van de overheid. Ook wel censuur of propaganda genoemd.
9) De Neurenberger wetten (1935)
In 1935 kondigde Hitler de Neurenberger wetten aan. Deze wetten waren anti-joods. Joden waren geen Duitse staatsbrugers, maar alleen onderdanen. Ook mochten Joden niet trouwen met Germanen. In 1933 werden alle ambtenaren ontslagen die niet konden aantonen dat zij van het Arische ras waren (4 Arische grootouders)
10) De Conferentie van München (1938)
Toen Hitler in 1938 Oostenrijk inlijfde, deden de andere mogendheden niets. Hitler stelde steeds hogere eisen. Er werd een vredescommissie geregeld voor de vier mogendheden. Duitsland mocht Sudetenland hebben en tekende een verklaring waarin hij beloofde dat hij nooit oorlog zou voeren met Groot-Brittannië. Tjecho-Slowakije had niet eens mogen meepraten.
11) De Wannsee-conferentie (1942)
Op 20 januari 1942 werd er door vijftien hoge Duitse ambtenaren besproken over de uitroeiing van joden. Er werd een lijst opgesteld van het geschatte aantallen joden en er werd besproken over het tempo waarin de joden naar vernietigingskampen werden getransporteerd en hoe de verschillende instanties daarbij zouden samenwerken. Twee maanden na de Wannsee-conferentie kwamen de eerste treinen met joden aan in de vernietigingskampen.
REACTIES
1 seconde geleden