Tijdgeesten.
1. Abolitionisme.
Mensen ging nadenken over slavernij, en verzette zich er tegen. De mensen die zich tegen slavernij verzette, noemen we abolitionisten.
2. Absolutisme.
Het absolutisme was een regeringsvorm die in Europa voorkwam van de 16e tot de 18e eeuw. Dit houd in dat alle macht in de handen ligt van één persoon. Een absolute vorst staat boven alle wetten, en hoeft geen rekening te houden met het volk.
3. Ancien regime
Wordt ook wel het oude regime genoemd, het zijn de Franse koningen uit de achttiende eeuw.
4. Censuur
Alles wat in die tijd werd geschreven, gedrukt en gezegd werd gecontroleerd door de staat en kerk. Als ze kritiek leverde op de kerk of staat, kon je een spreek verbod krijgen. Het kon zelfs zo erg zijn dat je de gevangenis in moest.
5. Constitutionele monarchie
Koningrijk waarbij de koning gebonden is aan de grondwet.
6. De bourgeoisie
De bourgeoisie waren de kooplieden, dokters, bankiers, rechters, advocaten en profesoren. Ze vormde samen een kleine bovenlaag in de steden. Ze mochten geen belangrijke rol uitoefenen in de kerk, regering of het leger. Dit zorgde voor veel ontevredenheid.
7. Encyclopedie.
Een boek waar de verlichters hun ideeën en ontdekkingen in zetten.
8. Franse revolutie.
De bevolking begon het vreemd te vinden dat de koning alle macht had. Dit zorgde voor veel ontevredenheid onder de bevolking. De Franse revolutie maakte een eind aan de regeringsperiode van Lodewijk XVI.
9. Humanisme
Humanisme is een levensbeschouwing, waarbij je voor elkaar moet zorgen. We hebben maar één wereld, en daar zijn we samen verantwoordelijk voor. Filosofen en geleerde zoals Erasmus, begonnen te twijfelen aan het bestaan van de goden.
10. Nationale vergadering
De 3e stand was het niet eens met de staten generaal. Want de 1e en 2e stand zouden het toch wel met elkaar eens zijn. Dus de 3e stand had weinig invloed, hier wilde ze wat aan veranderen. Daarom besloot de 3e stand zelf een vergadering te houden, ze riepen zichzelf uit als de Nationale vergadering. Met deze vergadering vertegenwoordigde ze het hele Franse volk.
11. Radicalen
De radicalen waren het niet eens met de nationale vergaderingen. Ze kregen steun van de minder rijke burgers, vooral die in Parijs. Ze wilde een Republiek, ze wilde stemrecht voor iedereen, verhoging van lonen en verlaging van prijzen. De Radicalen kregen in 1793 de meerderheid in de nationale vergaderingen.
12. Rationalisme
Rationalisme is een denkrichting, waarbij de jezelf logische verklaring kan bedenken. Een bekende uitspraak van de verlichte Franse filosoof René Descartes luid: ‘Cogito ergo sum.’ Dit betekend ik denk, dus ik ben.
Vanaf dat moment was de bijbel minder belangrijk, en gingen mensen zelf ontdekken.
13. Revolutie
Een revolutie is een grote verandering, in een korte tijd. Een revolutie kan ontstaan om verschillende redenen, maar meestal gaat het om de politiek. De bevolking is het niet eens met de koning, hierdoor neemt de bevolking de macht over.
14. Salons
In deze salons mocht alles gezegd worden over de verlichting, en had je een vrijheid van meningsuiting. Een salon was een bijeenkomst in een huis van een vrouw uit de bovenlaag van de bevolkingen. Er werden vaak alleen mensen uit de bovenlaag uitgenodigd.
15. Standen
De bevolking was in 3 standen verdeeld. Je werd al in een stand geboren, hier kon je niks aan veranderen.
1e stand= Geestelijkheid.
2e stand= Adel.
3e stand= Burgers en boeren in de steden.
De 1e en 2e stand hadden veel voordelen, De 3e stand was het hier niet mee eens, dit zorgde voor veel kritiek.
16. Staten generaal
Een vergadering van de 3 standen onder leiding van de koning. Iedere stand had bij het stemmen, één stem. De staten generaal kon bij elkaar geroepen worden, als er goedkeuring nodig was. De derde stand vond dat iedereen voor zichzelf moest stemmen.
17. Terreur
De terreur is een periode in de Franse revolutie. De radicalen vonden dat alle mensen die tegen de revolutie waren, de doodstraf moesten krijgen. Een van de eerste slachtoffers was Marie Antoinette (koningin van Frankrijk). Er zijn in de hele tijd 13.216 mensen onthoofd omdat ze het er niet mee eens waren. Daarbij komen ook nog 22.000 mensen die zonder reden terecht werden gesteld.
18. Trias Politica.
Dit betekend dat de macht van het land in drie delen werd verdeeld:
- Wetgevende macht
Geeft het recht om wetten te bedenken, wijzigen en vast te stellen.
- Rechtsprekende macht
Geeft het recht om te oordelen over mensen die voor de rechtbank moeten verschijnen.
- Uitvoerende macht
Geeft het recht om besluiten en wetten in praktijk te stellen en te laten uitvoeren.
De macht zou hiermee verdeeld worden over verschillende groepen mensen die niets over elkaar te zeggen hebben, maar elkaar wel kunnen controleren.
19. Verlichte despoten
Dit waren vorsten die het eens waren ideeën van de verlichting. Deze vorsten hielden dan wel alle macht in handen. Omdat ze vonden dat het land het best bestuurd kon worden door één persoon.
20. Verlichting
De verlichting was een periode waarin verandering van denken plaats vond. De onderzoekers vonden dat de bevolking in duisternis leefde, omdat ze zich lieten leiden door anderen. Ze waren bijgelovig en ze wisten te weinig van de echte wereld. De onderzoekers vertelde de bevolking dat ze niet zomaar moesten gehoorzamen, maar zelf moesten nadenken.
21. Wetenschappelijke revolutie.
De wetenschappelijke revolutie was een nieuwe manier van onderzoeken. Door proeven, observeren en logisch redeneren kon de wereld verklaard worden en begrepen.
Franse revolutie
7
ADVERTENTIE
Studeer met een open blik
Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.
Meld je aan voor de Open Dag
REACTIES
1 seconde geleden