Nieuwsgierig naar wat er nou belangrijk was in de Franse revolutie? Of welke kernwoorden? Vind hier het antwoord op jouw vragen!
• Staten Generaal: De Staten Generaal bestond uit
1200 leden, 300 geestelijken, 300 edelen en 600 mensen uit de burgerij. Deze moesten stemmen op beslissingen van de koning (of ze het er mee eens waren of niet). Stemmen werden per stand gerekend, de burgerij had dus 300 extra mensen voor niets.
• Nationale vergadering: Een groep van mensen uit de derde stand. Deze is tot stand gekomen toen Lodewijk en de andere twee standen meer belasting wilden heffen op de derde stand. De groep van de derde stand ging boos weg. De nationale vergadering wilde een grondwet, waar zelfs de koning zich aan moest houden. En dat de straffen even zwaar wogen voor alle standen. En dat de belastingen en accijnzen gelijk worden voor alle standen. De nationale vergadering is als het ware een nieuw staatsorgaan.
• Bourgeoisie: Dit is de bovenste laag van de derde stand, deze hadden meestal hoge banen zoals advocaten en professoren. Deze moesten veel meer belasting betalen dan de adel.
• Eerste, tweede en derde stand: Voor de Franse revolutie bestond de samenleving uit standen. Je had de eerste stand, de geestelijken. Dit waren de geestelijken, priesters en dergelijke. Dan had je nog de tweede stand, de adel. Je kon van adel worden als de koning dat zei. Of als je vader of moeder adellijk “bloed” had. De laatste stand was de derde stand, dit zijn de boeren, arbeiders en bourgeoisie. De derde stand was meer dan 90% van de bevolking, maar zij hadden niets te zeggen in het land.
• Guillotine: De guillotine is een machine om executies mee te verrichten. Het werkt zo: het slachtoffer legt zijn hoofd in een rond gat. Van boven komt een valbijl en hakt zijn hoofd eraf. De guillotine is uitgevonden door meneer Guillotin. Koning Lodewijk vond deze machine erg interessant, en maakte er wat veranderingen aan. Zoals de schuine valbijl. Erg ironisch was, dat Lodewijk zelf de dood vond onder de guillotine.
• Terreur: De term “terreur” word gebruikt om de tijden aan te duiden tijdens de Franse revolutie waarin Frankrijk werd geregeerd met geweld. Dit was toen Robespierre aan de macht was, als hij maar vermoede dat jij iets tegen de radicalen had (een groep die vond dat ze nog veel verder met de revolutie moesten gaan) werd je onthoofd onder de guillotine. Of als je rijk was. De terreur eindigde ongeveer toen het volk hem zat was, en hij zelf achter de 13.000 mensen aan ging die hij onder de guillotine ter dood had veroordeeld.
• Verlichting: De verlichting is een tijd waarin er veel dingen veranderden in de filosofie en cultuur. Typisch voor de verlichting was een vergrote verdraagzaamheid. Dit houd in dat er meer dingen werden toegestaan, zoals andere geloven. Ook erg belangrijk is de standenmaatschappij, tot aan de Franse revolutie had je de eerste, tweede en derde stand. Dit zou veranderd gaan worden naar een democratische maatschappij. De verlichting is een belangrijk aspect van de Franse revolutie.
• Privileges: De adel en geestelijken hadden bepaalde privileges, privileges zijn rechten die aan een persoon of groep gegeven worden,
zodat de groep of persoon in kwestie meer rechten heeft dan gewoonlijk.
De adel en geestelijken hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen, terwijl zij de rijkste waren. Ook als iemand van de tweede of eerste stand een straf kreeg, was hij altijd lichter dan iemand van de derde stand.
• Belasting: Een van de hoofdredenen van de Franse revolutie, de derde stand moest heel veel belasting betalen, die ook de hele tijd omhoog ging, terwijl zij de armste waren. Ook hadden zij niets te zeggen in de beslissingen van de staat, waar vaak werd beslist dat de derde stand extra belasting moest betalen. De derde stand was 90% van de bevolking.
• Grondwet: Een grondwet is een wet waar iedereen van een land zich aan moet houden. De grondwet was een gevolg van de Franse revolutie. De leden van de nationale vergadering waren het zat dat de koning alles maar kon beslissen, dus wilden ze een grondwet waar ook de koning zich aan moest houden.
• Burgeroorlog: Een burgeroorlog is een oorlog waarin beide partijen van hetzelfde land zijn. De franse revolutie was dus een burgeroorlog, want de derde stand van Frankrijk vocht tegen de koning en de adel van Frankrijk.
• Executie: Tijdens de Franse revolutie zijn er veel leiders geëxecuteerd, met name door de guillotine. Een executie betekent uitvoering, maar wij gebruiken het meestal om een doodvonnis aan te duiden.
• Revolutie: Een revolutie is een hele snelle verandering van gebeurtenissen, in het geval van de Franse revolutie is dit een politieke verandering. In een paar jaar is de koning onthoofd, en is er geen monarchie meer in Frankrijk.
• Wetgevende macht: De wetgevende macht maakt wetten. Deze macht lag ten tijden van de franse revolutie eerst bij de koning, maar na het oprichten van de nationale vergadering bij de nationale vergadering.
• Uitvoerende macht: De uitvoerende macht, die voert dingen uit. Dit is bijvoorbeeld de politie, maar ook het leger. Ten tijden van de Terreur lag deze macht bijvoorbeeld bij Robespierre.
• Rechtsprekende macht: Dit is de macht die beslist wie gelijk heeft en wie niet. Deze lag en ligt nog steeds bij de rechters en rechtbanken.
• Constitutionele monarchie: Een constitutionele monarchie is een vorm van monarchie waar de koning niet alle macht heeft, maar waar er nog andere staatsorganen zijn die de koning beperken in wat hij allemaal mag doen. Dit was het geval met Frankrijk voordat de koning werd afgezet.
• Absolute monarchie: Voor de Franse revolutie was Frankrijk een absolute monarchie, dit houd in dat een persoon alle macht heeft. In dit geval lag de macht dus bij Lodewijk XVI.
• Hongersnood: Dit was een belangrijk deel van de Franse revolutie, want de jaren daarvoor waren de graanprijzen enorm gestegen. Mensen konden niet genoeg brood krijgen om van te leven. In het jaar 1789 daalden de graanprijzen weer en begon men na te denken hoe het kwam dat de graanprijzen zo waren gestegen. Ze legden de schuld bij de regering, dit was dan ook het jaar van de opstand.
Franse Revolutie
5.6- Begrippenlijst door een scholier
- 3e klas havo/vwo | 1015 woorden
- 26 januari 2010
5.6
25
keer beoordeeld
REACTIES
1 seconde geleden
F.
F.
Wij willen jullie graag wijzen op een fout in de tekst.
De derde stand was niet 90% van de bevolking, zoals jullie beaamden, maar dit was 97,5% van de bevolking. Daar zit menig verschil in!
13 jaar geleden
Antwoorden