Begrippenlijst De republiek in een tijd van vorsten
Absolutisme: Regeringsvorm waarbij alle macht in handen van de vorst is en het bestuur gecentraliseerd (op één plek wordt samengebracht) is. het absolutisme paste in de 17e eeuw. omdat dit een tijd was waarin vorsten veel geld nodig hadden voor oorlogvoering en waarin de adel de macht van de koning voortdurend bedreigde.
Kardinaal Richelieu legde als eerste minister onder de Franse koning Lodewijk de basis voor het absolutisme. Ook buiten Frankrijk had het absolutisme aanhangers. In de republiek streefden de stadhouders naar meer macht en aanzien.
Akte van navigatie (1651): Deze Akte bepaalde dat buitenlandse goederen alleen mochten aangevoerd door Engelse schepen of schepen uit het exporterende land. Met deze maatregel wilde de Engelse regering haar eigen handelspositie beschermen. De Akte van Navigatie vormde een bedreiging voor de handelspositie van de Republiek en leidde tot de Eerste Engelse Oorlog.
Anglicaanse Kerk: De kerk van Engeland was tot 1534 verbonden met Rome. In 1534 liep de machtsstrijd tussen de Engelse koning Hendrik VIII en de paus uit op een breuk. Aanleiding vormde Hendriks huwelijk met Anna Boleyn, na de verstoting van zijn eerste vrouw. De paus verklaarde het huwelijk met Anna Boleyn ongeldig en deed de koning in de ban. Hendrik riep daarop het parlement bijeen dat een wet aannam, waardoor de koning hoofd van de Anglicaanse Kerk werd. Daarmee was de strijd om de macht in de kerk tussen de koning en de paus definitief beslist in het voordeel van de koning. De Anglicaanse Kerk werd een staatskerk.
Armada: Spaanse oorlogsvloot die Filips II uitrustte om, in samenwerking met het Spaanse landleger in de Nederlanden, Engeland binnen te vallen. Die aanval paste bij het grotere plan van Filips om overal het protestantisme te bestrijden. De Armada bestond uit 130 schepen, waarvan de grote oorlogsschepen berucht waren in hun omvang, hoogte en zware bewapening. Hoewel er een onbesliste strijd plaatsvond in het Kanaal, was het vooral een storm die de ondergang van de Armada veroorzaakte: de Spaanse vloot kwam terecht op de Noordzee en veel schepen vergingen bij Schotland en Ierland.
Bede: Verzoek van de landsheer aan de Staten-Generaal om een som geld. De Staten-Generaal hoefden niet in te stemmen met dit verzoek. Na onderhandelingen kwamen de landsheer en de Staten-Generaal gewoonlijk tot een oplossing waarbij beide partijen een beetje toegaven. Vorsten hadden voortdurend behoefte aan geld. Daarom gaven zij de voorkeur aan vaste belastingen boven bede\'s.
Beeldenstorm: Het op grote schaal vernielen van heiligenbeelden en andere bezittingen van de Katholieke kerk in 1566. De Beeldenstorm begon in augustus in West-Vlaanderen en verspreidde zich eerst over de Zuidelijke Nederlanden en daarna over de Noordelijke Nederlanden. De godsdienstige oorzaak was de afkeer onder protestanten van de macht van de Katholieke kerk en het katholieke gebeuren. Maar ook onvrede onder de armen speelde een rol. Landvoogdes Margaretha van Parma slaagde er gedeeltelijk in de orde te herstellen. Het gevolg van de Beeldenstorm was dat radicalen onder de opstandelingen meer invloed kregen ten koste van de gematigden.
Beurs: Openbaar gebouw waar kooplieden bijeenkomen om te handelen. De koopliedenbeurs van Antwerpen dateert van 1531. Kooplieden uit heel Europa kwamen hier bijeen. De koopmansbeurs in Amsterdam is in 1611 opgericht. Amsterdam groeide in die tijd uit tot de centrale stapelmarkt van Europa. Kooplieden investeerden in voorraden. Op de beurs stelden ze zich op de hoogte van de prijzen van de producten en van de waarde van de aandelen.
Bill of rights: De Bill of Rights is een wet die in 1689 door het Engelse parlement is aangenomen. Bij hun troonsaanvaarding accepteerden Willem III en Maria II Stuart een beperkte Koninklijke macht. Het parlement kreeg het laatste woord in regeringszaken. Katholieken werden uitgesloten van troonsopvolging. Ook legde de Bill of Rights vast dat in het Hogerhuis en Lagerhuis (het engelse parlement) vrij het woord gevoerd mocht worden.
Bloedbruiloft: In 1572 werd het huwelijk gesloten tussen Margaretha, zuster van de toenmalige Franse koning, en Hendrik van Navarra, een van de belangrijkste leiders van de hugenoten (Franse protestanten). De jaren daarvoor hadden de hugenoten hun vrijheid en macht weten te vergroten. Onder druk van de moeder van de koning werd opdracht gegeven de leiders van de hugenoten te vermoorden. In de nacht van 23 augustus 1572 begon de moordpartij, eerst in Parijs, later ook in andere Franse steden. Duizenden hugenoten werden omgebracht. Hendrik van Navarra wist aan de moordpartij te ontsnappen door zich (tijdelijk) tot het katholicisme te bekeren.
Het gevolg van de bloedbruiloft was dat Willem van Oranje voor zijn aanvalsplan in 1572 geen hulp meer kon verwachten van de Franse hugenoten.
Calvinisme: Het calvinisme is een stroming binnen het protestantisme, gebaseerd op de leer van Johannes Calvijn. Het heeft zich vanuit Genéve verspreid over de grote delen van Frankrijk, Zwitserland en de Nederlanden. Ook in Schotland en Engeland heeft het calvinisme invloed gehad.
In de Nederlanden bleef de verspreiding van het calvinisme tot ongeveer 1560 beperkt door de strenge kettervervolgingen. Daarna verbreidde het zich eerst in de Zuidelijke Nederlanden en van daaruit op grote schaal in de Noordelijke Nederlanden.
Centralisatie: De Nederlanden bestonden uit verschillende gewesten met eigen tradities, rechtsregels en privileges. De Bourgondische hertogen en de Habsburgers (vanaf 1477) wilden het bestuur efficiënter maken door het te centraliseren. Zonder daarbij de bestaande bestuurcolleges af te schaffen, benoemden ze bestuurders in centrale bestuursorganen die de vorst adviseerden. Zo kwmen onder Karel V de Raad van State, de Raad van Financiën en de Geheime Raad tot stand. Karels zoon en opvolger in de Nederlanden, Filips II, ging door met de centralisatie van het bestuur. In de jaren zestig van de zestiende eeuw groeide het protest onder de hoge adel, die zich gepasseerd voelde door de benoeming van niet-adellijke ambtenaren. Ook de gewestelijke staten protesteerden tegen de centralisatiepolitiek.
Coalitieoorlogen: Vanaf de troonbestijging van Lodewijk XIV vormde de Franse expansie steeds meer bedreiging voor de Republiek. Om de Franse expansie te bedwingen sloot de Republiek wisselende bondgenootschappen (coalities) met andere landen. Zo voerde de republiek in 1667 samen met Engeland en Zweden samen oorlog tegen Frankrijk. Tijdens het Rampjaar voerde stadhouder Willem III samen met Denemarken, Brandenburg en het Oostenrijkse en Spaanse Handburgers oorlog tegen Frankrijk. Toen Willem III eenmaal koning van Engeland was, kon de samenwerking tussen Engeland en de Republiek in verschillende oorlogen voorkomen dat Frankrijk andere Europose landen en hun kolonies domineerde.
Deductie van vrancken: Toen de graaf van Leicester in december 1587 de Nederlanden verliet, besloten de Staten-Generaal voortaan zelf het land te besturen, zonder steun uit het buitenland. De pensionaris van Gouda, Francois Vrancken, zette de rechtvaardiging (deductie) van deze bijzondere daad op papier. Hij redeneerde dat de Staten van de oudsher de soevereiniteit (hoogste macht of gezag) hadden, maar deze in het verleden hadden overgedragen aan de landsheer. Sinds Filips II echter in 1581 was afgezworen, kwam de soevereiniteit volgens Vrancken weer aan de Staten toe.
Deritgjarige Oorlog (1618-1648): De Dertigjarige Oorlog begon als een opstand van de protestanten in Praag tegen de onpopulaire katholieke regering. Door al langer bestaande politieke en godsdienstige spanningen in Duitsland en de rest van Europa groeide het conflict uit tot een grote Europese oorlog. Een belangrijke oorzaak van de Dertigjarige Oorlog was de macht die de Handsburgers in de zestiende eeuw hadden opgebouwd. De keizer van het Heilige Roomse Rijk was vanaf de vijftiende eeuw afkomstig uit huis Habsburg. Hij probeerde zijn macht verder uit te breiden en te centraliseren. Bovendien wilde het protestantisme onderdrukken. Deze politiek bedreigde de (protestantse) Duitse vorsten, maar ook Frankrijk.
In de verschillende fasen van de Dertigjarige Oorlog zochten de opstandige Duitse vorsten en Frankrijk bondgenoten in het buitenland. Met de vrede van Westfalen kwam er in 1648 een einde aan de Dertigjarige Oorlog en aan de macht van het Heilige Roomse Rijk.
De zelfstandigheid van de Duitse vorsten werd erkend en hun recht om de godsdienst in het eigen gebied te bepalen ook.
Driehoekshandel: De driehoeksvaart van de WIC tussen de Republiek (het gebied wat nu ongeveer Nederland is), West Afrika en Noord- en Zuid-Amerika.
Drievoudig Verbond: Verbond dat Engeland, de Republiek en Frankrijk in 1596 sloten tegen hun gemeenschappelijke vijand Spanje. Hoewel het een verbond was, bestreed ieder op zijn eigen manier Spanje. Voor de republiek was het van belang nu voor het eerst door twee grote Europese mogendheden als zelfstandig land erkend te worden. In 1598 kwam er een einde aan het verbond, toen Hendrik IV (Frankrijk) En Filips II (Spanje) vrede sloten.
East India company: Engelse handelsonderneming opgericht in 1600 door koningin Elisabeth I van Engeland, met het doel te handelen met Zuid- en Oost-Indië. Net zoals de VOC had de East India Company een handelsoctrooi (monopoly op de handel met een land). Maar terwijl de activiteiten van de Nederlandse VOC voor een groot deel gericht waren op specerijenhandel in Oost-Indië (het tegenwoordige Indonesië) verstevigde de East India Company zijn positie op het Indiase continent ten koste van de Portugezen.
Edict van nantes: In 1598 verleende koning Hendrik IV van Frankrijk de hugenoten allerlei vrijheid (maar geen volledige godsdienstvrijheid), waardoor er voorlopig een einde kwam aan de oorlogvoering tussen katholieken en protestanten. In 1685 maakte koning Lodewijk XIV een einde aan de godsdiensttolerantie door het Edict van Nantes op te heffen.
Eerste stadhouderloze tijdperk: Na het overlijden van stadhouder Willem II in november 1650 besloot een aantal gewesten, Holland voorop, om geen stadhouder te benoemen. Daarna kwamen afgevaardigden uit alle gewesten in de Ridderzaal bijeen om over het bestuur van de Republiek te praten. Het gewest Holland nam het initiatief. De soevereiniteit van de gewesten werd nog eens benadrukt. De Hollandse regenten wilden hun macht niet delen met een stadhouder. Ze konden een eigen politiek voeren, die in dienst stond van de handelsbelangen en de vrede met Spanje. Johan de Witt, raadpensionaris vanaf 1653, was de grote verdediger van deze (staatsgezinde) ideeën. Met de benoeming van prins Willem III tot stadhouder in 1672 kwam er een einde aan het eerste Stadhouderloze tijdperk.
Engelse Burgeroorlog: De Engelse Burgeroorlog was een conflict tussen koning Karel I en het parlement. Karel I was aanhanger van het koninklijk absolutisme, terwijl het parlement juist in belangrijke zaken, zoals belastingheffing, inspraak wilde hebben. Ook op godsdienstig gebied waren er scherpe tegenstellingen: het parlement wilde de macht van de Anglicaanse Kerk beperken en een meer protestants karakter geven, terwijl Karel I als hoofd van de Anglicaanse Kerk zich daartegen verzette. In 1642 liep het conflict uit op een regelrechte burgeroorlog. Lange tijd leek het erop dat de Royalisten (aanhangers van Karel I) de oorlog zouden winnen, maar uiteindelijk versloegen de aanhangers van het parlement onder leiding van Oliver Cromwell hen. Karel I stierf op een bitterkoude dag in januari 1649 op het schavot als \'tiran, moordenaar, verrader en vijand van het volk\', zoals op het doodvonnis stond. Oliver Cromwell kwam aan de macht.
Engelse Oorlogen: Deze handelsoorlogen tussen Engeland en de Republiek zijn ontstaan door de toenemende concurrentie op zee tussen deze twee landen.
- Als gevolg van de Akte van Navigatie, (1651) deze Akte bepaalde dat buitenlandse goederen alleen mochten aangevoerd door Engelse schepen of schepen uit het exporterende land, brak in 1652 de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) uit. De Nederlanders leden enorme verliezen. Bij de vrede van West-minster bleef de Akte van Navigatie gehandhaafd.
- In de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) stond de handel van de Republiek in West-Afrika, Amerika en Oost-Indië op het spel. De Engelsen rekenden op een snelle overwinning. Maar de Republiek was deze keer goed voorbereid op een zeeoorlog en sloeg de Engelse aanvallen af. Michiel de Ruyter (Nederlandse Admiraal - Zeeheld) won de Vierdaagse Zeeslag. In deze oorlog bevestigde de Republiek haar positie van grote handelsmogendheid. Bij de vrede werd bepaald dat Engeland Nieuw-Nederland behield (dat de Engelse eerder hadden veroverd op de Republiek en New York noemden) en de Republiek het pas veroverde Suriname. De Akte van Navigatie gold niet meer voor goederen die over de Rijn en Schelde werde aangevoerd.
- In de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) probeerde Engeland samen met Frankrijk de Republiek op zee te verslaan. Maar de Republiek wist, opnieuw onder leiding van De Ruyter, de gezamenlijke aanvallen af te slaan. De oorlog bracht Engeland geen enkel voordeel.
Gecommercialiseerde Landbouw: Landbouw die gewassen produceert ten behoeve aan de handel. Al in de middeleeuwen produceerden boeren in Vlaanderen niet alleen voor eigen consumptie. Ze legden zich toe op het verbouwen van handelsgewassen, zoals vlas, dat als grondstof diende voor de linnenweverij. Ook Friesland, Groningen, Holland en Zeeland hadden vanaf de zestiende eeuw gecommercialiseerde landbouw. Boeren verbouwden vlas, hop (voor de productie van bier) meerkrap (voor de rode kleurstof) en hennep (voor de touwproductie). Daarnaast werden voedergewassen verbouwd ten behoeve van de veeteelt. Deze handelsgewassen brachten meer op dan graangewassen. Voor de groeiende bevolking werden grote hoeveelheden graan geïmporteerd uit de landen rond de Oostzee (Zweden, Finland, Polen etc.)
Geheime raad: In 1531 werd de Grote Raad van de hertog van Bourgondië opgedeeld in drie verschillende raden: De Raad van State, de Raad van Financiën en de Geheime raad. De Geheime raad moest de centrale politiek uitvoeren. Daarom zaten er alleen juristen in deze raad. Zij stelden de teksten op voor de centrale wetten en hielden ook toezicht op de naleving hiervan.
Generaliteitslanden: De gebieden die grotendeels na het Twaalfjarig Bestand (wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje) op Spanje zijn veroverd. Tot 1796 bleven deze gebieden als windgewesten onder het directe gezag van de Staten-Generaal. De generaliteitslanden dienden als buffer tegen de Spaanse Nederlanden. Het ging voornamelijk om ge bieden Staats-Limburg, Staads-Brabant en Staats-Vlaanderen. De meeste inwoners van de Generaliteitslanden waren katholiek.
Gewestelijk Particularisme: Het stellen van het belang van het gewest boven het landsbelang.
In de Nederlanden van de zestiende eeuw ontstond vanuit de adel, steden en gewesten verzet tegen de Habsburgse politiek van centralisatie, die als aantasting van de bestaande rechtsregels en privileges werd gezien. De Staten probeerden juist hun invloed op het beleid te versterken, vooral op het moment dat de vorst om geld vroeg. In de Republiek (vanaf 1588) waren de gewesten soeverein. In het bestuur van de steden en gewesten hadden de regenten de veel macht. Het gebeurde vaak dat zij het belang van hun stad of gewest boven het belang van de Republiek als geheel stelden.
Gewetensvrijheid: De vrijheid om te geloven wat je wilt, wat niet inhoudt dat je ook elk geloof openlijk mag belijden. In de Republiek was de gereformeerde (calvinistische) godsdienst de enige die in het openbaar beleden mocht worden. De uitoefening van een ander geloof was officieel verboden. In de praktijk echter werden andersdenkenden getolereerd en werd de eredienst van niet-gereformeerden oogluikend toegestaan.
Glorious revolution: De \'roemrijke omwenteling\' in 1688 waarbij Engeland een parlementaire monarchie kreeg. In Engeland ontstond onrust onder de protestantse meerderheid in het parlement, toen Jacobus II de Engelse troon besteeg. Jacobus was openlijk katholiek en wilde Engeland bekeren tot het katholicisme. Bovendien wilde hij absolute koningschap in Engeland vestigen, naar het model van het koningschap van Lodewijk XIV van Frankrijk. Toen Jacobus een zoon kreeg, dreigde er een katholieke dynastie te komen. Zeven vooraanstaande staatslieden nodigden Willem III, schoonzoon van Jacobus en protestant, uit om Jacobus te verdrijven. In november 1688 kwam Willem III aan in Torbay. een kustplaats in het zuidwesten van Engeland, en trok verder naar Londen. Jacobus vluchtte naar Frankrijk. De omwenteling in Engeland was onder bloedvergieten gelopen en wordt daarom de \'Glorious Revolution\'genoemd. De nieuwe koning Willem III en zijn vrouw Mario II Stuart accepteerden de Bill of Rights (zij accepteerden een beperkte Koninklijke macht).
Godsdienstvrijheid: Het recht om het geloof van je keuze aan te hangen. Wanneer er godsdienstvrijheid is, betekent dit ook vrijheid van eredienst. Willem van oranje was een voorstander van godsdienstvrijheid, maar door de radicalisering van de Opstand kwam van zijn ideaal weinig terecht.
Gouden eeuw: Een periode waarin de Republiek welvarend en machtig was. In deze periode wist de Republiek door overzeese contacten een groot handelsimperium op te bouwen. De Gouden Eeuw duurde ongeveer van 1580 tot 1670. De basis voor de Gouden Eeuw is al in de periode vóór 1580 gelegd. In het noorden en westen was er sprake van gecommercialiseerde landbouw, de nijverheid was ontwikkeld evenals de visserij en scheepvaart.
Na 1585 waren kooplieden in Amsterdam verzekerd van een grote hoeveelheid verschillende goederen. Door de toestroom van kooplieden ontstond er een kapitaalmarkt. Na de afloop van het Twaalfjarig Bestand (1621) namen de mogelijkheden voor economische expansie buiten de republiek langzamerhand af. De Republiek kreeg met concurrentie te maken van Frankrijk en Engeland. Rond 1670 veranderde het economische klimaat. Dalende prijzen maakte investeringen minder aantrekkelijk. De gevolgen van het mercantilisme van gelijktijde aanval van Frankrijk en Engeland op de Republiek. De Gouden Eeuw was voorbij en de economie moest zich aanpassen aan veranderde omstandigheden.
Groot Privilege: Na de dood van haar vader, Karel de Stoute, werd hertogin Maria van Bourgondië geconfronteerd met de eis van de Staten-Generaal om een aantal centralistische maatregelen van eerdere hertogen terug te draaien. In een Groot Privilege (bijzonder recht) gaf Maria in 1477 aan die eisen toe, waardoor de gewesten Staten bevoegdheden terug kregen.
Habsburgse Rijk: Door het huwelijk van de Bourgondische erfdochter Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Habsburg (1477) kwamen de Bourgondische Nederlanden in bezit van de Habsburgers. De Habsburgse bezittingen werden aanzienlijk vergroot door het huwelijk tussen Maximiliaans zoon Filips de Schone en Johanna, de erfgename van de Spaanse koninkrijken Aragon en Castilië. De macht over de Nederlandse gewesten en de beide Spaanse koninkrijken kwam in handen van Karel V, die ook Duits keizer werd. Zijn zoon Filips II volgde hem op als heer van de Nederlanden en als koning van Spanje. De keizerskroon kwam in handen van Ferdinand, de broer van Karel V. Zo beheersten de Habsburgers in het midden van de zestiende eeuw belangrijke delen van Europa.
Hollandse Waterlinie: Een stelsel van verdedigingwerken aangelegd in de zeventiende eeuw om de Hollandse steden door een ring van water te beschermen tegen een vijandige aanval. Door die Hollandse waterlinie kon men grote stukken land tussen de Zuiderzee en de Biesbosch onder water zetten. In het Rampjaar voorkwam de Hollandse waterlinie dat de Franse legers de Hollandse steden konden bereiken.
Hugenoot: Benaming voor de Franse protestanten (calvinisten) in de zestiende en zeventiende eeuw. Vanaf 1562 werden ze fel vervolgd met als dieptepunt de Bloedbruiloft in augustus 1572. Door het Edict van nantes hadden de hugenoten van 1598 tot 1685 meer vrijheid in Frankrijk dan voor en na die tijd. Tijdens de regering van Lodewijk XIV en vooral na de opheffing van het Edict van Nantes (1685) vluchtten veel hugenoten naar de Republiek.
Kaapvaart: Het op zee aanvallen en buitmaken van de koopvaardijschepen van de vijand. Er is alleen sprake van kapen wanneer de kaper in bezit is van een kaperbrief van de overheid. Kaapvaart maakte een deel uit van oorlogvoering. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ondervonden Noord-Nederlandse schepen veel last van Duinkerker kapers (Opereerden vanuit Duinkerke, een plaats een Frankrijk). De Nederlanders zelf kaapten Spaanse en Portugese schepen op de weg van de Nieuwe Wereld naar Spanje en Portugal. Ook de Engelsen onder Elisabeth I waren zeer actief op de kaapvaart.
Lord Protector: Titel die Oliver Cromwell aannam in 1653, nadat hij het parlement had ontbonden. Vanaf dat moment tot zijn dood in 1658 regeerde hij Engeland als een militair dictator.
Mare Liberum: In 1609 verscheen het Mare Liberum (de vrije zee) van Hugo de Groot. In dit boek verdedigde hij het recht van de vrije vaart tegenover andere staten. De handel vooral voor Spanje en Engeland. In de Engelse Oorlogen diende dit boek als verdediging van de rechten van de Republiek op zee.
Mercantilisme: Een economische politiek die erop is gerecht de rijkdom van een land, uitgedrukt in de hoeveelheid edelmetaal (bijv. goud en platina), te vergroten. De positie van de staat ten opzichte van andere staten zou daarvoor worden versterkt. Aanhangers van het mercantilisme streefden ernaar de export groter te maken dan de import. Hierdoor zou een positieve handelsbalans ontstaan. De export zou vooral moeten bestaan uit hoogwaardige nijverheidsproducten, terwijl de import meer gericht moest zijn op het verwerven van (goedkope) grondstoffen. Als mercantilistische maatregelen verhoogde Frankrijk de invoerrechten op buitenlandse producten. Engeland voerde de Akte van Navigatie in.
Moedernegotie: De handel (negotie) tussen de Republiek (voornamelijk Amsterdam) en Oostzeegebied. Uit het Oostzeegebied werden grote hoeveelheden graan geïmporteerd. De verkoop daarvan op de Amsterdamse stapelmarkt leverde Nederlandse kooplieden veel winst op. Laken (wollen stof) was een van de belangrijkste exportproducten naar het Oostzeegebied. Tijdgenoten zagen de Oostzeehandel als basis van alle andere handelsactiviteiten, vandaar dat ze van moedernegotie spraken.
Oligarchie: Een regering van weinig personen die behoren tot de bevoorrechte klassen of standen.
In de Republiek vormden de regenten een oligarchie. Zij verdeelden onderling de bestuursfuncties. De regentenfamilies trouwden gewoonlijk binnen de eigen groep, zodat ze een vrijwel gesloten groep vormden. Tijdens het Tweede Stadhouderloze Tijdperk vormde een vaste groep regentenfamilies het bestuur van de republiek.
Opstand: De (Nederlandse) Opstand wordt traditioneel de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) genoemd.
In de jaren zestig van de zestiende eeuw groeide de ontevredenheid in de Nederlanden over het beleid van koning Filips II. De kritiek spitste zich toe op zijn centralisatie van het bestuur en zijn strikte handhaving van de katholieke leer als enig toegestane religie. De Beeldenstorm in 1566 was het eerste gewelddadige verzet. In de jaren daarna escaleerde de ontevredenheid tot een opstand onder leiding van Willem van Oranje.
In de jaren tachtig van de zestiende eeuw tekende zich een scheiding af tussen de noordelijke gewesten die de Opstand voortzetten en de zuidelijke gewesten die onder Spaans gezag wilde blijven. De noordelijke gewesten vormden in 1588 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Pas in 1648 kwam er bij de Vrede van Munster een einde aan de opstand.
Pacificatie van Gent: De in 1576 te Gent gesloten vredesovereenkomst tussen de Staten-Generaal en de opstandige gewesten Holland en Zeeland. De plunderingen in Vlaanderen en Brabant door Spaanse soldaten vormden de aanleiding voor de overeenkomst.
Het doel was:
- De Spaanse troepen uit de Nederlanden te verdrijven;
- De benoeming van een (nieuwe) landvoogd die de Pacificatie van Gent erkende en goed samenwerkte met de gewesten;
- De plakkaten (wetten) tegen de ketters opheffen.
Afgesproken werd dat:
- De Calvinistische Kerk als enige openbare kerk in Holland en Zeeland werd gehandhaafd, maar dat buiten Holland en Zeeland de katholieken volledig vrij zouden zijn.
- Willem van Oranje het bewind over Holland en Zeeland zou voeren.
- Er een vrije vergadering van de Staten-Generaal bijeengeroepen zou worden om een beslissing over de godsdienstkwestie te nemen.
Filips II keurde het eigen initiatief van de Staten-Generaal om bijeen te komen af. Hij stemde niet in met de Pacificatie van Gent.
Plakkaat van Verlatinge: Het besluit van de Staten-Generaal uit 1581 om de trouw in Filips II op te zeggen. Dit besluit werd onderbouw met het argument dat het volk het recht had de vorst af te zetten wanneer deze zich als een tiran gedroeg. Nadat Filips II Willem van Oranje had beschuldigd van hoogverraad en vogelvrij had verklaard (1580) was het onvermijdelijk geworden dat de Staten-Generaal zich van de landsheer afkeerden. Ze boden de hertog van Anjou soevereiniteit aan en stelden het Plakkaat van Verlatinge op.
Prinsgezinden: Aanhangers van de prinsen van Oranje, ook wel Oranjegezinden genoemd.
De tegenstanders van de prinsgezinden waren de staatsgezinden, waarvan de Amsterdamse regenten de kern vormden.
Raad van financiën: In 1531 werd de Grote Raad van de hertog van Bourgondië opgedeeld in 3 verschillende raden. De Raad van financiën bereidde de bedes voor en zag ook toe op de inning van de belastingen. Vanwege de vele oorlogen en de huurleggers die daarvoor werden ingezet, hadden de Habsburgers veel geld nodig.
Raad van state: De raad van state is de belangrijkste raad van de drie. De Raad van State adviseerde de landsheer over alle belangrijke aspecten van het beleid. Onder het bestuur van Karel V zaten er voornamelijk edelen in de Raad van State, Maar Filips II benoemde steeds meer juristen.
Raadpensionaris: Juridisch adviseur van de Staten van Holland. Voor 1621 werd hij landsadvocaat genoemd. Hij nam de leiding wanneer de Staten van Holland vergaderden en stelde de genomen besluiten op schrift. Hij voerde namens Holland het woord in de Staten-Generaal en onderhield contact met het buitenland. Door de belangrijke positie van het gewest Holland binnen de Republiek groeide de functie van de raadspensionaris uit tot een sleutelpositie.
Rampjaar: Het jaar 1672. waarin de Republiek tegelijkertijd door Frankrijk en Engeland werd aangevallen. Het Rampjaar leidde tot herstel van het stadhouderschap en de moord op de gebroeders de Witt.
Na de Vrede van Munster ondervond de Republiek steeds meer concurrentie van Engeland en Frankrijk. Beiden landen namen mercantilistische maatregelen om de eigen economie te beschermen, ten kosten van de Republiek. Tegen Engeland voerde de Republiek enkele oorlogen op zee. Frankrijk bedreigde de Republiek hoe langer hoe meer vanuit het zuiden.
Om de twee vijanden te weerstaan moest de Republiek over een sterke vloot en een goed landleger beschikken, wat voor een kleine Republiek een onmogelijke opgave was. Johan de Witt vertrouwde erop dat Engeland niet wilde dat Frankrijk de Republiek zou domineren, en dat Frankrijk niet wilde dat Engeland dat zou doen. Op de gezamenlijke aanval van Engeland en Frankrijk was de Republiek dan ook niet voorbereid.
Reformatie: Kerkhervorming vanaf 1517, toen de Duitse monnik Maarten Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur in Witterberg bevestigde. In deze stellingen uitte Luther kritiek op de Katholieke kerk. In 1521 kwam het tot een breuk tussen Luther en zijn aanhangers en de paus in Rome. Het protestantisme van Luther kreeg veel aanhang in Duitsland en de Scandinavische landen, terwijl het calvinisme zich in de Nederlanden verspreidde.
Religieuze tegenstellingen tussen protestanten (lutheranen en calvinisten) enerzijds en katholieken anderzijds leidden in de zestiende en zeventiende eeuw tot bloedige oorlogen.
Regenten: Mensen die een bestuursfunctie vervulden in de Republiek.
De regenten kwamen grotendeels voort uit de gegoede burgerij in de steden. Als bestuurder van de stad behartigden ze de belangen van de groep waartoe ze behoorden, namelijk die van de kooplieden.
Toen tijdens de Tachtigjarige Oorlog het landsheerlijk gezag wegviel, kregen de regenten ook bestuursfuncties op gewestelijk en landelijk niveau in handen. In het begin van de zeventiende eeuw waren regenten meestal zelf betrokken bij de handel, nijverheid of visserij. In de loop van de zeventiende eeuw vond een proces van professionalisering plaats, waarbij regenten zich toelegden op het bestuur en ze de handel aan anderen overlieten. Door hun achtergrond verloren ze de handelsbelangen echter niet uit het oog. De regenten vormden in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw hoe langer hoe meer een gesloten groep, die onderling de bestuursfuncties verdeelden.
Republiek der zeven verenigde Nederlanden: Nadat de graaf van leicester de Nederlanden had verlaten en de Armada was verslagen, namen de gewesten van de Unie van Utrecht in 1588 het besluit de soevereiniteit in eigen hand te nemen. Tussen de gewesten bestond een losse samenwerking. Ze vormden een statenbond. De gemeenschappelijke belangen van de zeven gewesten (Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Holland en Zeeland) werden behartigd door de Staten-Generaal.
Drenthe en de generaliteitslanden hadden geen vertegenwoordiging in de Staten-Generaal.
Zo ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Restauratie: Het herstel van het koningschap in Engeland in 1660. Toen Cromwell in 1658 stief, kwam er snel een einde aan het republikeinse bewind. Er werden parlementsverkiezingen gehouden en de zoon van Karel I werd gevraagd uit ballingschap naar Engeland terug te keren en koning te worden. Zo kreeg Engeland in 1660 weer een Stuart op de troon, Karel II.
Smeekschrift: Nadat enkele lagere edelen een verbond hadden gesloten, boden zij in april 1566 aan landvoogdes Margaretha van parma een smeekschrift (verzoekschrift) aan.
Ze vroegen om een matiging van de wetten tegen de protestanten en de bijeenroeping van de Staten-Generaal.
Staatskerk: Kerk die door de staat als de officiële wordt erkend.
Voorbeelden van staatskerken in de zestiende en zeventiende eeuw waren de Anglicaanse Kerk in Engeland en de Lutherse Kerk in een aantal Duitse gebieden. In de Habsburgse gebieden en in Frankrijk was het katholicisme de enige godsdienst die door de staat werd erkend.
Stadhouder: Oorspronkelijk was de stadhouder de plaatsvervanger van de vorst in een bepaald gewest. Na het Plakkaat van Verlatine werd hij de dienaar van de gewestelijke staten.
Zijn belangrijkste taak was het aanvoeren van het leger in het gewest. Vanaf 1625 was de stadhouder kapiteit-generaal van het leger van de Unie.
De stadhouders hadden invloed op de benoeming van burgemeesters en schepenen in de steden.
Er waren hooguit twee stadhouders: een in Friesland (en soms Groningen) en een in de andere gewesten. Alle stadhouders waren afstammelingen of familieleden van Willem van Oranje.
In een poging om hun macht te vergroten raakten de stadhouders meermaals in conflict met de regenten en de raadspensionaris van Holland.
Stapelmarkt: Een markt waar ingevoerde goederen worden opgeslagen met het doel heruitgevoerd te worden. Door het aanleggen van voorraden zijn goederen voor kooplui direct leverbaar. Soms werden de op de stapelmarkt geleverde goederen eerst bewerkt en daarna doorgevoerd.
Tot ongeveer 1580 was Antwerpen de belangrijkste stapelmarkt in de Nederlanden.
Op de tweede plaats stond Middelburg daarna kwam Amsterdam, dat als stapelmarkt voor graan uit de landen rond de Oostzee toen al een belangrijke rol speelde.
Na 1580 werd de positie van Antwerpen langzamerhand door Amsterdam overgenomen.
Toen er na de val van Antwerpen (1585) geen zeeschepen meer via de Schelde naar Antwerpen konden varen, groeide de Amsterdamse stapelmarkt uit tot het belangrijkste handelscentrum van Europa. Tot ongeveer 1670 kon Amsterdam deze positie handhaven.
Statenbond: Een los verbond van soevereine staten. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren zeven gewesten soeverein (de hoogste macht). Een aantal politieke, economische en culturele belangen hadden deze gewesten gemeen. De Staten-Generaal probeerde de algemene belangen van de zeven gewesten te regelen.
Staten-Generaal: Een vergadering van afgevaardigden uit de Statencolleges van de gewesten. De Staten-Generaal werd voor het eerst bijeengeroepen door de hertog van Bourgondië in 1464. De Staten-Generaal kwam bijeen op initiatief van de vorst. Hij kon aan de Staten-Generaal zijn plannen voorleggen en een verzoek om geld te doen.
Vanaf 1576 kwamen de Staten-Generaal zelfstandig bijeen. In de tijd van de Republiek gebeurde dat dagelijks in Den Haag. Ze vertegenwoordigden de zeven gewesten naar buiten toe, sloten verdragen met andere landen, verklaarden oorlogen en sloten vrede.
De Staten-Generaal hielden toezicht op de financiële bijdragen van de gewesten aan leger en vloot. Het was niet altijd gemakkelijk om besluiten te nemen in de Staten-Generaal, omdat daarvoor eenstemmigheid was vereist.
Tiende Penning: Een omzetbelasting van 10% op elke verhandeling van roerend goed. Dit was een belastingmaatregel van de hertog van Alva in 1569. Hij meende dat deze maatregel nodig was, omdat het onzeker was of de gewestelijke Statencolleges zouden instemmen met een bede. De Tiende Penning stuitte op veel verzet. Ambachtslieden, handelaren en consumenten vreesden prijsstijgingen. Ook vond men de Tiende Penning een inbreuk op de beslissingsbevoegdheden van de gewestelijke Staten. Vanwege het heftige verzet is de Tiende Penning bijna nergens geïnd.
Twaalfjarig Bestand: Een wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje, die duurde van 1609 tot 1621. Dat het geen vrede werd, kwam door het wantrouwen ten aanzien van het katholieke Spanje te groot was. Spanje eiste dat de Nederlanders de handel op Azië zouden staken, de vrije vaart op Antwerpen zouden toestaan en de katholieken godsdienstvrijheid zouden geven. Met deze eisen wilde de Republiek niet instemmen. Wel was de Republiek bereid, in ruil voor een wapenstilstand, haar plannen om een West-Indische Compagnie op te richten uit te stellen.
Bij het Twaalfjarig Bestand werd het Spaanse handelsembargo opgeheven. Ook de Spaanse en Vlaamse kaapvaart vanuit Duinkerken werd opgeschort. Het gevolg was dat de handel met het Iberisch schiereiland, de Middellandse Zee en de Levant (het tegenwoordige Midden-Oosten) opbloeide. Het gezag van de Republiek in het buitenland nam toe.
Tweede Stadhouderloze tijdperk: Na de dood van Willem III in 1702 namen de Staten van Holland het besluit geen stadhouder te benoemen. De andere gewesten volgden het voorbeeld van Holland, Behalve Friesland en Groningen.
De omwenteling van 1702 betekende dat de Oranjegezinden bijna overal invloed verloren en de staatsgezinden meer invloed kregen.
Tijdens dit Tweede Stadhouderloze Tijdperk werd de Republiek langzamerhand een tweederangs mogendheid (een staat met meer macht dan de gemiddelde staat - tweederangs is dus met minder macht). Dit kwam door de uitputtende oorlogen, die de Republiek niet meer kon bekostigen. In 1747 eindigde het Tweede Stadhouderloze tijdperk toen Frankrijk de Republiek opnieuw aanval. Het standhouderschap werd in alle gewesten hersteld.
Unie van Atrecht: Door de toenemende tegenstellingen tussen katholieken en protestanten en door de militaire successen van de Spanjaarden keerden steeds meer gematigde, vooral in de zuidelijke gewesten, zich tegen de opstandige gewesten Holland en Zeeland. Begin januari 1579 sloot een aantal zuidelijke gewesten in Atrecht een vredesverdrag met de Spaanse landvoogd.
Unie van Utrecht: Hoewel ook in het noorden godsdienstige tegenstellingen een grote rol speelden, waren de militaire successen van de Spanjaarden in het Zuiden zo groot, dat de noordelijke gewesten en enkele steden eind januari 1579 een defensief verbond met elkaar sloten. Het verbond werd in Utrecht ondertekend. Afgesproken werd dat de gewesten hun zelfstandigheid weliswaar zouden behouden, maar dat ze gezamenlijk het gebied van de Unie zouden verdedigen. Daarom wilden ze ook centraal belasting heffen en in de contacten met het buitenland als eenheid optreden. Tot een religievrede kwam het niet. De gewesten regelden zelf hun godsdienstige zaken, maar vervolging vanwege het geloof werd verboden.
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC): De VOC was een handelsonderneming die in 1602 werd opgericht en in 1799 is opgeheven. De VOC kreeg van de Staten-Generaal het alleenrecht op de handel met Azië. Om de concurrentie met andere landen tegen te gaan kreeg de VOC van de staat de soevereine rechten. Zo mocht de VOC oorlogvoeren, verdragen sluiten, forten bouwen en rechtspreken.
Het bijzondere aan de VOC was dat er aandelen werden uitgeschreven. Kooplieden investeerden hun geld voor langere tijd in de handel op Azië en kregen ook pas na een aantal jaren winst uitgekeerd. De VOC geschikte zo over een aanzienlijk kapitaal, waarmee de economische macht in Azië werd opgebouwd.
Voorcompagnie: Een onderneming van een aantal Nederlandse kooplieden die handel dreef met gebieden in Azië. De Nederlandse voorcompagnieën richtten zich vooral op de specerijenhandel die aan het einde van de zestiende eeuw nog grotendeels in handen was van een Portugees handelsnetwerk. Door de felle concurrentie tussen de verschillende voorcompagnieën daalden de prijzen en dus de winsten. Daarom oefenden de Staten-Generaal en prins Maurits druk uit om samen te werken. In 1602 werd daarom de VOC opgericht.
Vrede van Ausburg: Na een lange periode van godsdienstoorlogen in het heilige Roomse Rijk werd in 1555 vrede gesloten tussen enerzijds de keizer en de katholieke vorsten die hem steunden en anderzijds de protestantse vorsten. Voortaan bepaalde de vorst welke godsdienst in zijn gebied werd uitgeoefend. De vrede van Ausburg was een overwinning van vorsten op het centrale gezag.
Vrede van Munster: Deze vrede maakte in 1648 een einde aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Republiek.
In Munster werd het eerste grote vredescongres van West-Europa gehouden om een einde te maken aan de Dertigjarige Oorlog. De vrede die daar werd getekend staat bekent als de Vrede van Westfalen.
De vrede tussen Spanje en de Republiek vormde een onderdeel van de besprekingen. Er kwam een verdrag waarin Spanje de zelfstandigheid van de Republiek erkende. Spanje erkende ook de macht van de VOC en de WIC. De gebieden ten zuiden van de grote rivieren die op Spanje waren veroverd, bleven in handen van de Republiek, terwijl Spanje de Zuidelijke Nederlanden behield.
West-Indische Compagnie (WIC): De West-Indische Compagnie werd in 1621 opgericht, vlak na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand. Net als de VOC kreeg de WIC van de overheid een handelsmonopolie, maar dan op West-Indië (Noord- en Zuid-Amerika en West-Afrika).
De WIC richtte zich in het begin met succes op de kaapvaart tegen Spanje en Portugal. Piet Hein kaapte in dienst van de WIC in 1628 de Spaanse Zilvervloot, vol geladen met goud, geld en tropische producten. Deze enorme buit maakte het mogelijk in de daaropvolgende jaren grote delen van Brazilië te veroveren, zodat de WIC kostbare suiker niet meer hoefde te kapen, maar over eigen aanvoer beschikte. Door het bezit van de suikerplantages nam de vraag naar slaven uit Afrika toe. De WIC richtte zich vanaf 1635 dan ook vooral op de slavenhandel. Daarnaast handelde de WIC voornamelijk in goud en tabak.
Wisselbank: In 1609 werd de Amsterdamse wisselbank opgericht. De belangrijkste taak van de wisselbank was de handel te voorzien van waardevaste munten. De bank nam buitenlandse munten in bewaring en gaf daardoor een tegoed in bankguldens.
De Amsterdamse wisselbank nam deposito\'s in ontvangst, verrichte overschrijvingen tussen rekeningen (ook naar buitenlandse wisselbanken) en accepteerde wisselbrieven.
De wisselbank had al snel het vertrouwen van
De republiek in een tijd van vorsten (examenbundel)
6- Begrippenlijst door een scholier
- 5e klas havo | 6071 woorden
- 21 mei 2012
- 21 keer beoordeeld
6
21
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.761 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Zo wordt kerst op andere plekken in de wereld gevierd
Naïm won twee keer de Nederlandse Wiskunde Olympiade: ‘Het is echt mijn passie’
Kerstgala: expectations vs reality
REACTIES
1 seconde geleden