Kernbegrippen geschiedenis:
Confessionalisme: Ideologie die stelt dat de politiek op religieuze grondslagen gebaseerd moet zijn.
Democratisering: Streven naar meer inspraak: steeds meer groeperingen krijgen invloed op het bestuur en politiek.
Emancipatiebeweging: Maatschappelijke groepering die ijvert voor gelijkberechtiging op een bepaald gebied.
Feminisme: Beweging die streeft naar een gelijkwaardige behandeling van vrouwen en mannen.
Imperialisme: Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen vergroten, bijvoorbeeld door er handelsposten te vestigen of invloed uit te oefenen op het lokale bestuur.
Industriële Revolutie: Omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen.
Industriële samenleving: samenleving waarbij een groot deel van de bevolking in fabrieken werkt en in steden woont.
Liberalisme: ideologie die vrijhei voor het individu nastreeft, met name op staatkundig en economisch gebied.
Modern imperialisme: Fase van het imperialisme (vanaf ongeveer 1850) waarbij de Europeanen steeds meer overzeese gebieden veroveren en tot kolonies maken.
Nationalisme: Vorm van groepsbewustzijn die zich uit in sterke voorkeur voor eigen volk of land.
Politieke stroming: Een groep mensen die dezelfde politieke overtuiging aanhangt.
Sociale kwestie: In de 19de eeuw leefden veel arbeiders in miserabele omstandigheden. De welgestelde mensen die het voor hen opnamen, betitelde dit als de ‘sociale kwestie’.
Socialisme: Ideologie die streeft naar meer gelijkheid voor alle burgers.
begrippenlijst
6.3
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden