vervoer

Beoordeling 2.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 211 woorden
  • 17 oktober 2011
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 2.6
17 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1:
Vervoer: voor- en nadelen van een vervoersmiddel

Hoofdstuk 2:
Zie aantekening

Hoofdstuk 4:
Begrippen:
Substitiegoederen: Goederen die onderling vervangbaar zijn. De consument laat zich bij aankoop uitsluitend leiden door prijsverschillen.
Complementaire goederen: Dit zijn goederen die elkaar aanvullen (in veel gevallen zelfs nodig hebben).
Betalingsbereidheid:
Consumentensurplus: verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een consumptiegoed en de werkelijke prijs die daarvoor betaald is
Vraagfunctie: De vraagfunctie wordt ook wel de vraagvergelijking of collectieve (prijs)vraagfunctie genoemd. Deze formule toont het verband aan tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en de prijs ervan. Meestal geldt: hoe hoger de prijs van een product, hoe lager de vraag.
Negatief verband:
Ceteris-paribusvoorwaarde: alle andere omstandigheden worden constant verondersteld
Producentensurplus:
Positief verband:
Aanbodfunctie:
Evenwichtsprijs: is de prijs waarbij de gevraagde hoeveelheid precies gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid.
Evenwichtshoeveelheid:
Totale surplus:
De vraaglijn en de aanbodlijn
Vraaglijn: prijs¯ vraag¬ De vraaglijn is een dalende lijn.
Aanbodlijn: prijs¬ aanbod¬ De aanbodlijn is een stijgende lijn.

De gevraagde hoeveelheid van een goed hangt af van:
-aantal consumenten
-behoefte (van mensen)
-inkomen: als men veel geld heeft zal men ook meer kopen
-prijs: hoe lager de prijs, hoe meer er wordt gevraagd
-prijs van complementaire artikelen
-prijs van concurrenterende artikelen: hoe goedkoper drop is hoe minder mintgum wordt er verkocht
Het aanboden hoeveelheid hangt af van:
-aantal aanbieders
-kostprijs
-prijs productiefactoren

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.