Module 2 hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas vwo | 810 woorden
  • 27 januari 2004
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 5
8 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1

Ondernemen: het combineren van productiefactoren met het doel producten te maken waarmee winst kan worden behaald. Organisatie: een geordende groep mensen die samenwerkt om bepaalde doelen te bereiken
Winst: het positieve verschil tussen opbrengsten (omzet) en kosten. Onderneming: organisatie die naar winst streeft. Bedrijf: zie onderneming
Participanten: mensen en instellingen die bij de bedrijfsvoering van de onderneming zijn betrokken, zoals de leiding van de onderneming, de werknemers, de vermogensverschaffers, de leveranciers, de afnemers en de overheid.

Maatschappelijke behoeften: behoeften die in de samenleving naar voren komen. Werkgelegenheid: de vraag naar werknemers
Allocatie: de toedeling van productiemiddelen over de productiemogelijkheden. Globalisering: het verschijnsel dat de productie wereldwijd gespreid is
Milieu: de leefomgeving van de mensen

Ondernemingsgrootte: omvang van de onderneming gemeten naar omzet, aantal werknemers of beurswaarde
Omzet: verkochte hoeveelheid keer de verkoopprijs
Aandeel: bewijs van deelname in het risicodragend vermogen van een vennootschap
Beurswaarde: het aantal uitstaande aandelen keer de beurskoers
Toegevoegde waarde: marktwaarde van de verkochte goederen min de waarde van de ingekochte grond-en hulpstoffen en diensten van derden
Diensten van derden
Bedrijfstak: groep van ondernemingen die sterk verwante producten voortbrengt.

Balans: vermogensoverzicht op een bepaald tijdstip van bezittingen, schulden en het eigen vermogen. (bezittingen min schulden= eigen vermogen) Begroting: raming van de verwachte opbrengsten, kosten en winst
Resultatenrekening: een overzicht van kosten en opbrengsten over een afgelopen periode. (opbrengsten min kosten=winst)

Jaarrekening: de resultatenrekening en de balans, beide van een toelichting voorzien plus een accountantsverklaring
Liquiditeit: de verhouding tussen de vlottende activa en de betalingsverplichtingen op korte termijn
Solvabiliteit: de verhouding tussen de waarde van de totale activa en het totale vreemde vermogen
Aandeelhouders: bezitter van een of meer aandelen van een BV en/of NV
Dividend: variabele vergoeding voor een aandeelhouder voor het beschikbaar stellen van een risicodragend vermogen. Rentabiliteit van het eigen vermogen: de verhouding tussen winst na belasting en het gemiddeld gedurende het verslagjaar werkzame eigen vermogen.

Hoofdstuk 2

Productiefunctie: het verband tussen de verbruikte hoeveelheden productiefactoren en de omvang van de productie. Korte termijn: de situatie waarin een van de productiefactoren een gegeven omvang heeft
Lange termijn: de situatie waarin alle productiefactoren variabel zijn.

Kosten: alle noodzakelijke offers die een onderneming brengt om goederen te kunnen produceren. Constante kosten: kosten die niet veranderen bij een verandering van de productie-omvang
Variabele kosten: kosten die veranderen bij verandering van de productie-omvang
Proportionele variabele kosten: kosten die recht evenredig veranderen met de producie-omvang
Totale kosten: som van de totale variabele kosten en totale constante kosten. Break-evenpoint: de productie-omvang waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt. Productiecapaciteit: de productie die met de gegeven hoeveelheid productiemiddelen maximaal mogelijk is
Gemiddelde kosten: de totale kosten gedeeld door de productie-omvang

Extra opbrengsten: de vergroting van de totale opbrengst als een werknemer extra wordt ingeschakeld
Extra kosten: de toeneming van de totale kosten als een werknemer extra wordt ingeschakeld
Arbeidsovereenkomst: mondeling of schriftelijk gemaakte afspraken tussen werkgever en werknemer over de wederzijdse rechten en plichten bij het werk. Primaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over de geldelijke beloning (loon, onkostenvergoeding enzo) Secundaire arbeidvoorwaarden: afspraken over niet geldelijke beloningsaspecten, zoals aard van het werk, werktijden, pauzes en scholing. Tertiaire arbeidsovereenkomst: afspraken over inspraak en medezeggenschap van werknemers
Individuele arbeidsovereenkomst: afspraken over de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en de individuele werknemer (al dan niet ter aanvulling van een CAO) Collectieve arbeidsovereenkomst: afspraken gemaakt door wekgevers-en werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden geldend voor alle werknemers in een bedrijfstak of voor een groot bedrijf
Incidentele loonsverhoging: loonsverhoging van een individuele werknemer, bijvoorbeeld na het volgen van een cursus of vanwege benoeming in een hogere functie
Prijscompensatie: loonsverhoging met hetzelfde percentage waarmee de prijzen van de consumptiegoederen gestegen zijn, zodat de koopkracht van de werknemers op peil blijft. Initiële loonstijging: loonsverhoging boven op de prijscompensatie, waardoor de koopkracht van de werknemer toeneemt Arbeidsproductiviteit: de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid
Specialisatie: productie van en/of handel in slechts een onderdeel van het oorspronkelijke assortiment. Interne arbeidsverdeling: specialisatie binnen een bedrijf. Externe arbeidsverdeling: specialisatie van bedrijven en instellingen in een beperkt aantal werkzaamheden of producten
Regionale arbeidsverdeling: regio’s of landen specialiseren zich in een beperkt aantal producten

Innovaties: toegepaste vernieuwingen van producten en/of productieprocessen
Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen
Breedte-investeringen: een investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft. Diepte-investeringen: investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal verandert ten gunste van kapitaal
Kapitaalintensiteit: de verhouding tussen arbeid en kapitaal verandert ten gunste van kapitaal
Schaalvergroting: vergroting van productiecapaciteit
Fusie: het samengaan van 2 of meer bedrijven die ongeveer even groot
Overname: het samengaan van bedrijven van heel verschillende grootte

Degressief variabele kosten: variabele kosten die minder dan evenredig stijgen bij toeneming van de productie-omvang
Progressief variabele kosten: variabele kosten die meer dan evenredig stijgen bij toeneming van de productie-omvang
Marginale opbrengst: de eerste afgeleide van de totale opbrengst
Marginale kosten: de eerste afgeleide van de totale kosten
Marginale winst: de eerste afgeleide van de totale winst.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.