Module 1

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 6e klas vwo | 817 woorden
  • 20 mei 2011
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
13 keer beoordeeld

MODULE 1
Economie: wetenschap die bestudeert hoe mensen omgaan met alternatief aanwendbare middelen waarmee ze hun behoeften bevredigen – behoeftebevrediging in een bepaald gebied, bijv. Nederland
Behoeften: wensen van mensen
Basisbehoeften: minimaal-noodzakelijke levensbehoeften: kleding, voeding, beschutting
Preference drift: opwaartse bijstelling van het gewenste niveau van behoeftebevrediging
Reference drift: verdwijning van een deel van de behoeftebevrediging door vergelijking met anderen die het beter hebben

Goederen en diensten: zaken waarmee behoeften kunnen worden bevredigd
Vrije goederen: niet-schaarse goederen die in behoeften kunnen voorzien
Produceren: maken van goederen en diensten mbv productiefactoren
Consumptiegoederen: goederen en diensten die door consumenten worden gebruikt om in hun behoeften te voorzien
Productiegoederen of kapitaalgoederen: goederen die worden gebruikt bij de productie van goederen en diensten
Productiefactoren: factoren kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap
Natuur: natuurlijke hulpbronnen, ligging, bodemgesteldheid, rivieren, etc.
Arbeid: geestelijke en lichamelijke inspanning van mensen ten dienste van productie
Ondernemerschap: het vermogen de productiefactoren KAN te combineren tot producten waarmee winst kan worden behaald
Vaste kapitaalgoederen: kapitaalgoederen die langer dan 1 productieproces meegaan: machines, fabrieken etc.

Vlottende kapitaalgoederen: kapitaalgoederen die tijdens het productieproces helemaal verbruikt worden: grondstoffen, hulpstoffen, energie
Kapitaal: vaste en vlottende kapitaalgoederen
Grondstoffen: stoffen die in het eindproduct zijn terug te vinden
Hulpstoffen: stoffen die niet in het eindproduct zijn terug te vinden, bijvoorbeeld energie die verbruikt is om machine te laten werken
Vermogen: som geld, geldkapitaal
Schaarste: spanning tussen onbegrensde behoeften en beperkte middelen
Alternatief aanwendbare middelen: middelen die kunnen worden gebruikt ter bevrediging van uiteenlopende behoeften
Prioriteiten stellen: gewenste zaken rangschikken in volgorde van belangrijkheid
Alternatieve kosten: kosten uitgedrukt in het opgeofferde alternatief
Welvaart: mate waarin de schaarste is opgeheven, of de mate waarin in de behoeften is voorzien door het gebruik van schaarse, alternatief aanwendbare middelen

Welstand: geproduceerde goederen en diensten
Welzijn: mate waarin behoeften worden bevredigd zonder opoffering van schaarse alternatief aanwendbare middelen
Model: gestileerde weergave van een deel van de werkelijkheid
Gedragsvergelijking van een model: vergelijking die gedrag beschrijft van mensen die in het model een rol spelen
Evenwichtsvoorwaarde van een model: voorwaarde die beschrijft wanneer de wensen van mensen in het model vervuld zijn
Endogene grootheden van een model: grootheden die door model moeten worden verklaard
Exogene grootheden van een model: van buitenaf gegeven grootheden waarmee endogene grootheden worden verklaard
Falsificatie van een theorie: weerlegging van een theorie
Positieve wetenschap: wetenschap die laat zien hoe iets is
Normatieve wetenschap: wetenschap die zegt hoe iets behoort te zijn

Consumeren: gebruiken of verbruiken van goederen en diensten om de behoeften te bevredigen

Duurzame consumptiegoederen: goederen en diensten die meer dan één keer gebruikt kunnen worden
Niet-duurzame consumptiegoederen: goederen en diensten die bij het consumeren in één keer verbruikt worden
Begroting: overzicht van verwachte ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode
Vaste lasten: betalingen die steeds weer gedaan moeten worden omdat je een bepaalde verplichting op je hebt genomen
NIBUD: instelling die voorlichting geeft aan consumenten over geldzaken
Budgetonderzoek: onderzoek hoe gezinnen hun geld besteden
Consumptiegoederen: wijze waarop een gezin gewoon is zijn bestedingen te doen
Koopkracht: hoeveelheid goederen en diensten die voor een gegeven geldbedrag kan worden gekocht
Reclame: overbrengen van een boodschap door een adverteerder om zijn afzet gunstig te beïnvloeden
Promotie: reclame en niet-commerciele communicatie samen
Demonstratie-effect: aankoop van goederen die status en prestige uitstralen

Keeping up with the Joneses: het koopgedrag laten bepalen door de aankopen van bijv. de buren of de chef op kantoor
Consumentisme: beweging die ijvert voor meer recht en macht van de consument, en ook de consumptie maatschappelijk aanvaardbaar wil laten zijn
Consumentenbeleid: beleid dat gericht is op bescherming van de consument
Consumptiebeleid: beleid waarmee de overheid het consumeren wil beïnvloeden
Duurzame ontwikkeling: zodanige inrichting van productie en consumptie dat behoeftebevrediging van latere generaties niet in gevaar wordt gebracht

Ceteris paribus: onder gelijkblijvende overige omstandigheden
Vraaglijn: grafische voorstelling van wat een consument van plan is te kopen
Individuele vraaglijn: vraaglijn die laat zien welke hoeveelheden van een hoed de individuele consument wil kopen bij uiteenlopende prijzen van dat goed
Collectieve vraaglijn: vraaglijn die laat zien welke hoeveelheden van een goed de gezamenlijke consumenten willen kopen bij uiteenlopende prijzen van dat goed
Substitutiegoederen: goederen die elkaar kunnen vervangen

Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen
Inferieure goederen: goederen die minder gevraagd worden bij een stijging van het inkomen
Prijselasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als de prijs met één procent verandert
Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als de prijs van het substitutiegoed met één procent verandert
Budgetelasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als het budget met één procent verandert
Wet van Engel: verschijnsel dat gezinnen met een laag inkomen relatief groot deel hiervan aan voeding uitgeven
Engel-curve: curve die het verband aangeeft tussen gevraagde hoeveelheid van een hoed en hoogte van budget of inkomen
Drempelgoed: een goed dat pas voorbij een zekere hoogte van het budget wordt gekocht
Inelastische vraag: vraag naar goed waarbij procentuele hoeveelheidverandering kleiner is dan de procentuele prijsverandering; elasticiteit ligt tussen -1 en 0

Elastische vraag: vraag naar goed waarbij de procentuele hoeveelheidverandering groter is dan de procentuele prijsverandering; elasticiteit is kleiner dan -1
Volkomen inelastische vraag: gelijkblijvende gevraagde hoeveelheid van een goed bij prijsverandering

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.