Appreciatie -> stijging van de wisselkoers als gevolg van veranderingen in vraag een aanbod
Arbeidsproductiviteit -> de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid.
Betalingsbalans -> geordend overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in een jaar.
Concurrentiepositie ->
Constante kosten -> de hoge vaste kosten
Deprciatie -> daling van de wisselkoers als gevolg van daling van devraag of stijging van het aanbod.
Diensten -> vervoer en toerisme
EMU -> economische en monetaire Unie. Die landen die nu alleen de euro hebben.
EU -> Europese Unie. Voorbeeld van economische integratie. Binnen de Eu is er vrijhandel.
Export -> de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.
Exportoverschot -> een overschot van de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.
Exportquote -> waarde export
Nationaal inkomen x 100%
Exportvolume -> de aantallen van verhandelde goederen en/of diensten naar het buitenland toe.
Goud- en deviezenvoorraad-> de voorraad internationale betaalmiddelen van DNB
Handelsoorlog -> protectie als tegenmaatregel tegen het protectionisme van anderen.
Import -> de waarde van verhandelde goederen en/of diensten naar het eigen land.
Importquote -> waarde import
Nationaal inkomen x 100%
Importvolume -> de aantallen van verhandelde goederen en/of diensten naar het eigen land.
Inflatie -> een stijging van het algmeen prijspeil.
Infrastructuur -> bijv. wegen, bruggen, opslagplaatsen enz
Innovatie -> het vernieuwen van producten en productieprocessen.
Internationale arbeidsverdeling -> als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten.
Internationale beleggers -> zij beleggen hun geld met twee doelen: een hoge rente en koerswinst.
Internationale betaalmiddelen -> zie-> Goud- en deviezenvoorraad
Internationale concurrentiepositie ->
Internationale handel -> landen importeren producten die goedkoper in andere landen gemaakt kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken.
Internationale ruil -> zie-> Internationale handel.
Invoer -> import.
Invoerrechten -> er wordt een tarief geheven op importproducten.
Kapitaalexport -> als geld voor buitenlandse beleggingen, leningen, of inversteringen uit het land gaat
Kapitaalimport -> als geld voor buitenlandse beleggingen, leningen, of inversteringen naar het land toe komt.
Kinderarbeid -> het geregeld in loondienst werken van kinderen.
Knowhow ->
Loonkosten per eenheid product ->
Lopende rekening -> hierin worden de waarden van de handel in goederen en diensten van een land weergegeven.
Materieel saldo -> het saldo van de totale betalingsbalans
Monetaire Unie -> zie-. EMU. Om zo’n Unie te beginnen mogen de economieen van de verschillende landen niet te veel van elkaat verschillen.
Multinationale ondernemingen ->bedrijven met productievestigingen in verschillende landen.
Multinationals -> zie-> Multinationale ondernemingen.
Non- tarifair -> bijv. invoercontingentering, het stellen van kwaliteitseisen en uitgebreide duanecontroles.
Onderbesteding -> lage bestedingen en dus lage productie.
Ontwikkelingslanden ->
Open economie -> een land dat relatief veel handelt met het buitenland; er worden veel goederen en diensten ingevoerd en uitgevoerd.
Overbesteding -> de binnenlandse bestedingen zijn hoog, er wordt veel geproduceerd en er zijn veel mensen aan het werk.
Protectionisme -> het beschermen van de eigen economie door invoerbelemmeringen en/of uitvoersubsidies.
Quotering -> er mag per jaar maar slechts een bepaalde hoeveelheid van een product worden ingevoerd
Schaalvoordelen -> als je per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert.
Specialiseren -> zich in het bijzonder toeleggen op een bepaald product.
Stabiele wisselkoers -> een wisselkoers die stabiel is door bijvoorbeeld 1 munt(euro)
Subsidiering -> het leggen van subsidies op producten.
Tarifair -> bijv. invoerrechten. Is een heffing of een susidie op de prijs van het product. Ook subsidies op exportgoederen.
Uitvoer -> zie-> export
Uitvoersaldo -> uitvoer-invoer
Valutamarkt -> het geheel van vraag naar en aanbod van valuta’s op verschillende plaatsen.
Valutaspeculatie -> het beleggen van een valuta met het oog op koerswinst.
Vaste kosten -> zie-> constante kosten
Vrijhandel -> als de internationale handel niet wordt belemmerd
Wisselkoers -> de waarde van een munt, ook wel valuta, uitgedrukt in een andere munt.
Internationale handel
5.3- Begrippenlijst door een scholier
- Klas onbekend | 689 woorden
- 29 oktober 2002
5.3
154
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
Ik vind je werkstuk heel goed en informatief maar,zou jij mij kunnen helpen met mijn werkstuk. Ook over int.handel er moeten een aantal punten in komen waarover ik niet simpelweg info over kan vinden. Heb je der zin in laat me het even weten.
Groetjes jopie ter Wal
21 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Hoi Jasper
bedankt voor je geweldige woordenlijst van eco, scheelt mij een hoop werk en is erg duidelijk
bedankt
20 jaar geleden
Antwoorden