Hoofdstuk 4 Nederland en het buitenland

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 409 woorden
  • 15 augustus 2005
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
40 keer beoordeeld

Autarkisch: zelfvoorzienend, land handelt niet met andere landen.
Contingent/ quotum: maximaal toe te laten hoeveelheid, vorm van protectionisme.
Vormen van economische integratie:
Vrijhandelszone: de deelnemers handelen zonder handelsbelemmeringen met elkaar.
Douane-unie: vrijhandelszone plus een gemeenschappelijk buitentarief.
Economische unie: douane-unie plus vrij verkeer arbeid en kapitaal, een gemeenschappelijk economisch beleid en gemeenschappelijke instellingen.
Economische en monetaire unie (EMU): economische unie plus één munt en één centrale bank die de waarde van die munt bewaakt.
Exportquote: hoeveel er verkocht mag worden, geld komt land binnen.
Handelsquote: waarde van import en export / BBP x 100%
Importheffing/ invoertarief: als je iets uit het buitenland haalt wat goedkoop is en dan hier gaat verkopen.
Exportsubsidie: als je iets in het buitenland moeilijk verkoopt, krijg je subsidie van de overheid zodat je het voor lagere prijs aan kunt bieden dus makkelijker kunt verkopen.
Importquote: hoeveel er gekocht mag worden, geld gaat land uit.
Internationale arbeidsverdeling/ specialisatie: landen gaan dingen doen waar ze goed in zijn, geen energie verspillen aan zaken waar ze slecht in zijn.
Loonkosten per product: als de loonkosten per product dalen, kan het land goedkoper exporteren, betere concurrentiepositie.
Non-tarifaire maatregelen: bijv. quotum en contingent of andere maatregelen zijn vaak meer geraffineerde verschijningsvorm van protectionisme.
Protectionisme: beschermen van de eigen markt door importheffingen, exportsubsidies, contingenten of non-tarifaire maatregelen.
Loonmatiging: lonen minder stijgen dan de arbeidsproductiviteit.
Polderprotectionisme: overheid verlaagt de belasting en premies als er loonmatiging ontstaat.
Betalingsbalans:systematisch overzicht van de geldstromen die van en naar het buitenland gaan.
Goederen rekening ( handel en goederen)
Diensten rekening ( vakantie + toerisme ) (dienstverlening)
Inkomens rekening ( loon, pacht, huur, rente, winst ) (inkomensbalans) +
Lopende rekening ( 3 samen )
Kapitaal rekening ( wordt winst gemaakt) ( staan alle investeringen, leningen, beleggingen en aflossingen. Gaat dus om vermogen of geldkapitaal zelf).
EXPORT (vraag) 400 IMPORT (aanbod) 350 : koers STIJGT à Appreciatie.
Salderings rekening = deviezen (buitenlands geld) & goud
-- 50
----------- -----------
400 400
vandaag: € 1,- = 1,34 dollar
€ 1,- = 1,20 dollar
à afspraak tussen de landen in dit weekend. Dollar meer waard = revaluatie.
Revaluatie & appreciatie à munt meer waard, export duurder, export minder.

Buitenwaarde: koers van een munt, wordt bepaald door gebeurtenissen op de betalingsbalans (in zijn geheel, niet alleen van Nederland).
Binnenwaarde: koopkracht van een geldsoort, als de euro wegzakt ten opzichte van de dollar (buitenwaarde daalt), dan stijgt de importprijs in euro’s van grondstoffen als olie.
Depreciatie: daling van de koers.
Deviezen: vreemde valuta
Formeel evenwicht: deviezenvoorraad brengt de betalingsbalans in formeel evenwicht.
Materieel evenwicht: saldo lopende rekening + saldo kapitaalbalans = 0
Wisselkoers: de prijs van één eenheid van die munt, uitgedrukt in andere valuta.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.