Hoofdstuk 1 t/m 10

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas vwo | 3295 woorden
  • 20 maart 2008
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
11 keer beoordeeld

H.1

Amfitheater theater of stadion met een ronde of ovaalvormige
plattegrond. Rond een speelveld, de arena, zijn de
zitplaatsen trapsgewijs aangebracht, zoals bij een
tribune. Bouwtype voor het eerst door Romeinen.
Architraaf horizontale balk die rust op 2 zuilen in de klassieke
bouwkunst en hiervan afgeleide bouwstijlen.
Aulos blaasinstrument gemaakt van hout, ivoor of metaal
en heeft een dubbelriet (als de hobo). Men blies vaak
op 2 auloi tegelijk. De aulos heeft een schrille,
doordringende klank en werd gebruikt bij het zingen
van dithyrambische poëzie in de verering van Dionysus
Consonant een samenklank die niet om een oplossing vraagt, met
Als gevolg rust en ontspanning. In tegenstelling tot
 dissonant.à
Corinthische orde bouworde toegepast door de Grieken maar vooral
Populair bij de latere Romeinse bouwkunst.
Kenmerkend zijn gladde zuilen, zonder cannalures of groeven, en kapiteeldecoraties gebaseerd op bladeren.
Dissonant een samenklank die ‘scherp’ klinkt. Er is zoveel
spanning tussen de tonen, dat de samenklank om een
 consonant.àoplossing vraagt. In tegenstelling tot
Dithyrambe gezongen en gedanst loflief op Dionysus, de god van de
extatische bevrijding, de alcoholische roes en de wijn.
Dorische orde een van de oudste en meest voorkomende bouworden
In de Griekse bouwkunst en hiervan afgeleidde
bouwkunst. Kenmerkt zich door zware zuilen met
cannalures en een eenvoudig kapiteel zonder
decoraties.
Epos heldendicht
Halfzuil halve zuil die tegen een dragende pijler of muur is
Aangebouwd, half verzonken in muurvlak en wordt
voortgezet in de ribben van het gewelf. Voornamelijk
decoratieve functie.
Ionische orde bouworde toegepast door de Grieken en daarvan
afgeleidde bouwkunst. Kenmerkend zijn slanke sierlijke
zuilen en een kapiteel met aan 2 kanten spiraalvormige
decoraties.
Kapiteel kopstuk van een zuil, pijler of pilaster. De verbreding
van de zuil door het kapiteel heeft als functie het
dragen van dwarsbalken of architraven.
Komedie vorm van drama dat zich vooral van de tragedie
onderscheidt door een zekere toegeeflijke glimlach.
kenmerken: een lichtere intrige, een oppervlakkige
karaktertekening en een goede afloop.
Lier snaarinstrument bestaande uit een schild met
Geitenhoorns, een dwarsjurk en 5 tot 7 snaren.
Solo-instrument en begeleidingsinstrument bij het
zingen of voordragen van epische poëzie. Behoort tot
de Apollo-cultus.

Muze benaming van de Griekse godinnen van de kunsten
En wetenschappen: Clio (geschiedenis) Euterpe (
(lierdichter) Thalia (blijspel) Melpomene (treurspel)
Terpsischore (dans en koorzang) Erato (minnedicht en
mimiek) Polyhymnia (hymnen) Calliope (heldendicht)
Urania (sterrenkunde)
Orchestra ronde open plaats voor het podium in een Grieks
theater waar het koor zingt en danst.
Pantomime uitbeelden van een dramatische handeling uitsluitend
door gebaren en mimiek, veelal ondersteund door
muziek en vaak gecombineerd met dans en ballet.
Pilaster platte decoratieve toevoeging aan muurvlak ontleend
Aan de vorm van een zuil.
Scaena klein bouwwerk ter afsluiting van het toneel in de
Griekse openluchttheaters.
Tragedie toneelspel met ernstige inhoud ontstaan in het midden
van de 6e eeuw voor Christus in Athene. Bestaat uit een
proloog gevolgd door 3 tot 5 bedrijven. Inhoud
mythologisch. Vaste regels,zoals de eenheid in tijd,
plaats en handeling. De tragedie als theatervorm is
door de eeuwen heen altijd blijven bestaan, al dan niet
in aangepaste vorm.
Zuil vrijstaande, verticale en cilindervormige ondersteuning.
Soms ook als vrijstaand monument.

H.2

Altaar liturgische offertafel, centrale plaats van de eucharistieviering
in de katholieke kerken.
Apocalyps laatste Bijbelboek met het visioen van Johannes. Het Laatste
Oordeel is een onderdeel van dit visioen en is een bekend thema
in de schilder en beeldhouwkunst.
Apsis overwelfde, halfronde nis of uitbouw waarmee het koos aan de
oostzijde van de kerk wordt afgesloten.
Cisterciënzers kloosterorde gesticht eind 11e eeuw in Citeaux. Soberheid, in
navolging van Christus, is kenmerkend voor leefwijze.
à liturgie en de bouwstijl van de orde.
Cluniacenzers kloosterorde gesticht in Cluny. Invloedrijk in de 10e en 11e
eeuw. Luxe en rijkdom, ter ere van God, is kenmerkend voor de
leefwijze, liturgie en bouwstijl van de orde.
Dormitorium slaapzaal in een klooster.
Dwarsschip dwars op de lengte-as geplaatst gedeelte van de kerk. Het
Kruispunt van het midden en dwarsschip heet de viering.
Evangelisten schrijvers van de 4 evangeliën.
Getijden officiële gebeden van de katholieke kerk die op vaste tijden
de dag vullen.
Gregoriaans
Liturgie het geheel van voorschriften en ceremonieën voor inrichting
Van de eredienst; de gebeden en zangen van de dienst. In de
Middeleeuwen geheel gezongen.
Halfzuilen halve zuil die tegen een dragende pijler of muur is aangebouwd,
half verzonken in de ribben van het gewelf. Voornamelijk
decoratieve functie.
Kapellen deel van de kerk, toegevoegd aan kooromgang of zijbeuken,
gewijd aan een heilige of ter nagedachtenis aan een bepaald
persoon.
Koor in kerkelijke bouwkunst de benaming voor de ruimte tussen de
viering en de apsis. Hier vindt de christelijke liturgie plaats en
staat het altaar.
Kooromgang een rond het koor lopende gang in het verlengde van de
zijbeuken. Langs de gang treffen we vaak straalkapellen aan.
Vooral te vinden in bedevaartskerken.
Middenschip gedeelte van de kerk waar de gemeente zich verzamelt,
geflankeerd door de zijbeuken.
Miniatuur oorspronkelijk schildering met omtrekslijnen aangegeven in
rode verfstof. Illustratie in handschriften. Ook wel gebruikt als
term voor een klein schilderijtje.
Narthex portaal of voorhal van een kerk.
Pelgrimages bedevaart. Tocht naar plaatsen waar heiligen worden vereerd
of waar het goddelijke zich heeft geopenbaard. Het ondernemen
van een pelgrimstocht is vaak een vorm van boetedoening:
door de – vaak moeizame – tocht te ondernemen en bij het
heiligdom te bidden, worden zonden vergeven.
Pijlers kolom. Al naar gelang de positie en type van de pijler wordt
onder meer een onderscheid gemaakt tussen muurpijlers,
hoekpijlers en dubbele pijlers.
Psalmen lied opgenomen in het Oude Testament en/of zoals het vertaald
berijmd wordt gezongen in de christelijke kerk.
Scriptorium schrijfkamer, ruimte waar boeken worden gekopieerd in het
klooster.
Solmisatie in de muziek toegepast hulpmiddel waarbij melodieën op de
lettergrepen do-re-mi-fa-so-la-ti-do worden gezongen. De letter-
grepen geven een relatieve toonhoogte aan.
Timpaan driehoekige ruimte ingesloten door de lijst van een fronton.
Vaak voorzien van reliëfs.
Transept zelfde als dwarsschip.
Zijbeuken deel van een kerk of vergelijkbare ruimte, evenwijdig aan het
middenschip en ervan gescheiden door een zuilenrij of in
sommige gevallen door een wand.

H.3

Annunciatie - Boodschap van aartsengel Gabriël aan Maria dat zij
de heilige Geest zal ontvangen en moeder zal worden van Christus.
Ballate - in de Middeleeuwen een soort verhalend danslied met
volksliedkarakter, met coupletten en refrein.
Bedelorde - religieuze orde waarvan de leden leven van giften van
de burgerij in ruil voor diensten zoals het geven van
onderwijs of het verzorgen van zieken: franciscanen,
dominicanen, kapucijnen.
Bouwloge - organisatie van ambachtslieden, architecten en
bestuurders bij de middeleeuwse kerkbouw.
Cantus firmus - een meestal bestaande, aan het gregoriaanse
ontleende hoofdmelodie die als uitgangspunt gebruikt
wordt in de polyfone compositietechniek.
Contratenor - letterlijk: stem tegenover de tenor, toegevoegd aan
de tenor.
Fresco - muur of plafondschildering op een vers aangebrachte
vochtige kalkondergrond met behulp van met water
aangemaakte pigmenten.
Gewelf - gebogen bovenste afsluiting van een ruimte; wordt
meestal geconstrueerd uit stenen die zijdelings tegen
elkaar steunen.
Hoofse liefde - benamingvoor de cultus ontstaan in het Frankrijk van
de late middeleeuwen waarin de vrouw wordt
aanbeden en bezongen
Kapelmeester - leider van de kapel, dirigent.
Kathedraal - kerk van de bisschopszetel.
Latijnse kruis - kruisvormen komen als symbool of ornament in
verschillende culturen voor. Plattegronden van kerken
zijn vaak gebaseerd op kruisvormen.
Lijnperspectief - wetmatige aanduiding van de ruimte, waarbij de
regelmatige verkleining naar een verdwijnpunt op de
horizon uitgangspunt is. Toegepast vanaf de
Renaissance.
Liturgisch drama - uitbreiding van de liturgie met dialogen en andere
theatrale middelen.
Luchtboog - constructie in de vorm van een boog of een halve
boog met de bedoeling de druk van gewelven en
kapconstructie naar buiten af te leiden.
Madrigaal - vocale compositie op wereldlijke tekst, meestal over
De liefde, met polyfone en homofone passages.
Geschreven in de landstaal, vooral Italiaans en Engels
Vaak a-capella gezongen
Martelaar - iemand die gelden heeft omwille van het geloof. Ten
tijde van de christenvervolging in het Romeinse Rijk
was dit een eretitel.
Minnesänger - benaming in Duitsland, ontstaan in de 12e en 13e
eeuw voor zangers en muzikanten aan het hof die
àvooral de hoofse lieden bezingen troubadours.
Mirakelspel - middeleeuws theatergenre verwant met het liturgisch
drama. Menselijke drama’s krijgen een ontknoping
door tussenkomst van Maria of andere heiligen.
Motet - vocale compositie op vooral geestelijke tekst, vaak
polyfoon of a-capella.
Musica humana - de muziek van de mens: met de menselijke stem
voortgebracht.

Musica mundana - hemelse muziek die een afspiegeling is van
wetmatige verhoudingen en bewegingen in de
kosmos of de schepping.
Passiespel - spel, vooral in de late Middeleeuwen en vroege
Renaissance, waarin het leiden van Christus het
Hoofdthema is, voortzetting in de volkstaal van de
Paas-liturgie.
Pinakels - versierd element in de gotische architectuur in de
vorm van een smalle, met piramide bekroonde
schacht.
Polyfonie - letterlijk: meerstemmigheid. Meerstemmige
compositietechniek waarbij elke stem zich zelfstandig
voortbeweegt en dus een zelfstandige melodie vormt.
De harmonie is ondergeschikt aan het verloop van de
stemmen.
Roosvenster - rond venster in west- of transeptportaal vaak voorzien
van gebrandschilderde ramen.
Skeletbouw - constructiewijze waarbij alle dragende functies op een
Geraamte worden overgedragen.
Spitsbogen - boog gevormd door 2 elkaar snijdende
cirkelsegmenten met gelijke straal: kenmerk van de
gotiek.
Straalkapel - kapel aan de kooromgang.
Troubadours - benaming voor hoofse dichters in Frankrijk
tussen het einde van de 11e eeuw en het begin van
de 14e eeuw. Ze zijn letterlijk de makers van tekst en
melodie en trekken langs de hoven om hun gedichten
en liederen ten gehore te brengen.

H.4 + H.5

Basse danse voorname en statige dans, vooral populair
als hofdans in de 14e en 15e eeuw.
Cantus firmus een meestal bestaande, aan het gregoriaans
ontleende hoofdmelodie die als uitgangspunt
gebruikt word in de polyfone compositietechniek.
Centraal perspectief wetmatige aanduiding van de ruimte, waarbij de
regelmatige verkleining naar een verdwijnpunt
op de horizon uitgangspunt is.
Commedia dell’ arte ----
Contrapost een houding waarbij verschillende delen van het
lichaam in tegengestelde richtingen gedraaid zijn. Maar in het bijzonder: houding waarbij
lichaams-gewicht steunt op 1 been en het
andere been vrij staat.
Contrareformatie grote vernieuwingsbeweging sinds het midden van
de 16e eeuw van de rooms-katholieke kerk, reactie
op de protestantse hervormingsbeweging, op de
reformatie.
Figuurdansen dansen waarbij de patronen die de groep dansers |
samen vormen, een belangrijk onderdeel zijn.
alleen interessant wanneer dans van bovenaf wordt
bekeken, zoals tot de 17e eeuw aan de hoven in
Italië en Frankrijk.
Grieks kruis kruisvormen komen als symbool of ornament in
verschillende culturen voor. Plattegronden van
kerken zijn vaak gebaseerd op kruisvormen, zoals
het Latijnse kruis, afgeleid van het kruis waaraan
Christus is gestorven met een lengte- en dwarsarm
van verschillende lengte. Grieks kruis met 4 gelijke
armen.
Houtsnede vorm van een hoogdruk waarbij met gutsen een
voorstelling wordt uitgesneden uit langshout van
zachte houtsoorten. De niet weggestoken delen
worden ingerold met inkt en op papier afgedrukt
Door het zachte materiaal is deze grafische
techniek minder verfijnd dan de koper- of hout-
gravure.
Intermedio oorspronkelijk kort tussenspel tussen de bedrijven
van toneelstuk door.
Kopergravure vorm van hoogdruk, waarbij tekening met een
burijn wordt uitgestoken uit een koperen plaat.
De niet weggestoken delen worden ingerold met
inkt en op papier afgedrukt.
Lantaarn een veelhoekig of rond torentje, met vensters ter
bekroning van een dak of koepel.
Madrigaal vocale compositie op wereldlijke tekst, meestal over
liefde met polyfone en homofone passages.
Geschreven in de landstaal, Italiaans en Engels.
Vaak a-capella gezongen
Mecenas begunstiger van wetenschappers of kunstenaars.
Moresque snelle beweeglijke dans in 2 of 3-delige maat.
Oorspronkelijk zwaarddans. Mannelijke dansers
vaak gekleed als Moren, met belletjes aan het
kostuum. Populaire volksdans 15e tot 18e eeuw.
Opera muzikaal drama voor zangstemmen en orkest
waarbij muziek net zo belangrijk is als tekst.
Zang, instrumentale muziek, dichtkunst, acteer-
kunst, decorkunst, danskunst vormen de wezenlijke
bestanddelen van de opera.
Pilasters Zuilvorm opgenomen in de muur, waaruit hij iets
` naar voren steekt.
Reformatie hervormingsbeweging in de 16e eeuw binnen de
Christelijke kerk die uiteindelijk leidt tot het ontstaan
van het protestantisme. Onder aanvoering van
Luther werd de kerk in zijn 95 stellingen aan
geklaagd. Hij wil de kerk zuiveren van de mis
standen die er langzamerhand zijn ontstaan.
Retabel geschilderd of gebeeldhouwd veelluik als achter
wand voor een altaar
Saltarello oude Italiaanse springdans in 3/8 of 6/8 maat,
populair in Frankrijk in de 16e eeuw.
Schenkers persoon die financieel heeft bijgedragen aan het tot
stand komen van een kunstwerk, monument of
bouwwerk. Afbeeldingen van schenkers zijn vaak te
zien op retabels of wandschilderingen in de 14e t/m
16e eeuw.
Tableau vivant levend schilderij, bestaande uit 1 of meer
verschillende stilstaande personen.
Tenor in de vroege meerstemmigheid de stem die de
cantus firmus zingt.
Theaterdans verzamelnaam voor dans bedoeld om door een
publiek te worden bekeken, in tegenstelling tot
gezelschapsdans, waaraan iedereen kan deel
nemen.
Trommel cilindervorm, rond of achthoekig, waarop de koepel
steunt. Ook wel tamboer.
Viering ruimte in de kerk waar de lengte-as doorsneden
wordt door het transept. Boven dit punt bevindt zich
vaak een vieringstoren.
Villanella strofisch lied van Napolitaanse oorspronguit de 15e
en 16e eeuw. Danslied. Later verspreid over Europa
vaak als drinklied.

H.6

Allegorie abstracte begrippen, zoals deugden en ondeugden
worden zichtbaar gemaakt door ze als personen te
laten zien of op een andere wijze te verpakken in
een voorstelling. De direct herkenbare voorstelling
is symbolisch voor een niet direct zichtbare inhoud.
Aria een uitgebreide compositie voor een solostem met
orkestbegeleiding, vaak als onderdeel van een
opera of als onderdeel van een oratorium.
Axis mundi as van de wereld of schepping. Het geografische
punt waar alles om draait, voorbeeld: graf van St.
Pieter in Rome.
Baldaklijn afschemering als ‘hemel’dak boven troon, altaar ed.
Ballet de cour hofballet. Decoratief aangekleed ballet met
mythologische inhoud, instrumentaal en vocaal
begeleid. Vanaf 16e eeuw opgevoerd aan het
Franse Koninklijke hof. Belangrijke bron voor de
Franse opera.
Balletkomedie blijspel onderbroken door ballet en liederen.
Ontstaan aan het hof van Lodewijk XIV door de
Samenwerking van Molière en Lully.
Basso continuo doorlopende basstem als begeleiding van zangers
en musici in de 17e en 18e eeuw.
Divertissement vermaak of amusement. Balletintermezzo in opera’s
Het doorlopende verhaal word onderbroken met
dans.
Lineair begrip uit schilder en tekenkunst om een
nauwkeurige maar ook wat onpersoonlijke
hanteringwijze van materialen en technieken aan te
duiden.
Monodie eenstemmige zang waarbij de tekst duidelijk en op
een vertellende manier gezongen wordt, begeleid
door een doorlopen baspartij.
Ouverture instrumentale inleiding van cantate, oratorium,
opera en suite.
Patroonheilige begrip binnen de katholieke kerk. Heilige van wie
men bij het doopsel de naam ontvangt, ook wel
doopheilige genoemd.
Picturaal begrip uit de schilder en tekenkunst om een losse
vrije hantering van materialen en technieken aan te
geven.
Proloog voorrede. In de klassieke tragedie gaat de proloog
vooraf aan de eigenlijke vertelling van de tragedie.
Inhoud staat los van de inhoud van tragedie.
Recitatief declamatorisch gezang. Onderdeel van een opera
of oratorium waarin de solist een verhaal vertelt.
Melodie sober, weinig toonhoogteverschillen en
kleine intervallen. Begeleiding: ondersteunende
harmonieën op de belangrijkste woorden.

Staatsieportret officiële portretten van machthebbers. In traditionele
staatsieportretten wordt de machthebber omgeven
en aangekleed met de symbolen van zijn macht
zoals een kroon, een scepter enz.
Wandtapijt weefsel vervaardig door het invlechten van kleurige
inslagdraden uit wol of zijde met behulp van een
spoel in een ketting, die op het weefgetouw is
gespannen.

H.7

Genre Type schilderij. De volgende genres worden
onderscheiden: genrestuk, portret, stilleven,
landschap en historiestuk.
Historiestuk Een schilderij waarop een verhaal of gebeurtenis
uit de klassieke oudheid, de bijbel of de geschiedenis
is afgebeeld.
Genrestuk Een schilderij met een al dan niet gefantaseerd
gefantaseerd tafereel uit het dagelijkse leven. Drank en
feesten of huiselijke bezigheden vormen het onderwerp.
De afgebeelde persoen zijn meestal niet-bestaand.
Het genrestuk herbergt vaak een verborgen boodschap
met betrekking tot de moraal.
Stilleven Schilderij waarop levenloze of dode voorwerpen op een
bepaalde wijze gerangschikt zijn afgebeeld.
Landschap Schilderij waarop een natuurlandschap, stadslandschap of
zeelandschap is afgebeeld. Het landschap is een 17e
eeuws Nederlands specialisme.
Vanitasstilleven Een schilderij in de vorm van een stilleven waarbij de
afgebeelde voorwerpen een symbolische betekenis
hebben. De eindigheid van het leven en de dood staan
hierbij centraal. Veel voorkomende voorwerpen zijn: een
schedel, een zandloper en een uitgebluste of bijna
opgebrande kaars. Het genre werd vooral in de 17e eeuw
beoefend door Nederlandse schilders.
Groote tour Langdurige reis van welgestelde jongeren naar Italië ter
bestudering van de klassieke kunsten.
Pilaster Platte, decoratieve toevoeging aan muurvlak ontleent aan
de vorm van een zuil. Zuilvorm opgenomen in de muur
waaruit hij iets naar voren steekt
Beiaard Ook klokkenspel of carillon: Een reeks op toongestelde
klokken. Een beiaard heeft een omvang van tenminste
2.5 octaaf (30 klokken). Het instrument wordt bespeeld
door een Beiaardier
Bas-reliëf Een tamelijk vlak beeldhouwwerk waarbij de figuren
slechts gedeeltelijk van een achtergrond loskomen.
Rederijkers Oefenaars van de toneelspeelkunst. De rederijkers
verenigde zich in een rederijkerskamer, meestal waren
het gegoede burgers met een klassieke opleiding.
Tableau vivant Levend schilderij, bestaande uit 1 of meerdere stilstaande
personen. Bewegingloze voorstelling door mensen waarin
een verhaal of gebeurtenis wordt uitgebeeld. Meestal
betreft het een verhaal uit de klassieke oudheid, de bijbel
of de geschiedenis
Amfitheater Theater of stadion met een ronde of ovaal vormige
plattegrond. Rond een speelveld, de arena, zijn de
zitplaatsen trapsgewijs aangebracht, zoals bij een tribune.
Voor het eerst gebouwd door de Romijnen.

Treurspel Toneelspel met ernstige inhoud. Ontstaan in het
midden van de 6e eeuw voor Christus in Athene.
Bestaat uit een proloog gevolgd door 3 of 5 bedrijven.
inhoud mythologisch. De tragedie als theatervorm is door
de eeuwen heen altijd als theatervorm blijven bestaan, al
dan niet in aangepaste vorm.
Blijspel Vorm van het drama dat zich vooral van de tragedie
onderscheidt door een andere kijk op mens en wereld,
door een zekere toegeeflijke glimlach. Kenmerken: een
lichtere intrige, een oppervlakkige karaktertekening en
een goede afloop.
Klucht Komisch toneelstuk over “het dagelijks leven”. Het verhaal
en de gesproken taal zijn vaak grof en volks.
Toccata Een virtuoos werk zonder een vast omschreven vorm.
Kenmerken: akkoorden en scherp tegengestelde
tegengestelde passages. Werk voor toetsinstrument of
luit.
Klavier het toetsenbord van toetsinstrumenten, voorbeelden:
piano, klavecimbel
Collegium musicum Een gezelschap van burgers die in besloten kring
bijeenkwamen om voor hun eigen genoegen te zingen
en te spelen. Vaak onderleiding van een “meester”. De luit
was het meeste gebruikte begeleidingsinstrument.
Etstechniek Diepdruktechniek waarbij een voorstelling in lijn of
structuur door middel van zuurgebeente wordt in een
metalen plaat (koper of zink). De etstechniek kan in
combinatie gebruikt worden met de droge-naaldtechniek
Droge-naaldtechniek Een diepdruktechniek waarbij met scherpe naald direct op
een plaat (koper of zink) wordt getekend. Langs de lijn
ontstaat bij het krassen een opstaande braam. Bij het
in inkten van de plaat ontstaat er een fluwelige diepzwarte
toon.

H.9

Absolute muziek muziek die geen verband houdt met een
buitenmuzikaal gegeven.
Arts & Craftsbeweging werkgemeenschappen waar kunstenaars
En arbeiders kunnen samenwerken aan
hun producten, het samengaan van
kunst en ambacht.
Ballerina danseres die op een uitzonderlijke
manier zowel technisch als artistiek de
zuiver academische dansstijl beheerst
Ballet blanc voorstelling waarin het gaat om
sprookjesachtige of bovennatuurlijke
vrouwelijke wezens die vaak de indruk
wekken te kunnen zweven
Divertissement vermaak of amusement. Het doorlopende
verhaal wordt onderbroken met dans.
Exotisme voorkeur voor het verre en het vreemde
Follies functieloze bouwsels en ruïnes in een
landschapstuin
Gesamtkunstwerk opera als een drama met een betekenis
volle inhoud waarbij woorden, mise-en-
scène, handeling en muziek in
volmaakte harmonie het centrale
dramatische doel dienen
Grand opéra ernstige, grote opera, doorgecomponeerd
met recitatieven en muzieknummers.
thema uit de middeleeuwen en moderne
tijd, manier van uitbeelden romantisch.
Klassieke pas-de-deux virtuoos hoogtepunt in een klassiek-
romantisch ballet. Een duet van de
soliste en haar partner in een vaste
volgorde.
Leidmotief een motief of thema die binnen het
kader van een compositie kenmerkend
is voor een persoon, zaak of gebeurtenis.
Libretto tekst van een opera, operette, oratorium,
cantate of musical
Liederencyclus een reeks liederen op een centraal thema
Melodrama aanduiding van een gesproken tekst met
muzikale begeleiding. OF: een drama
met schokkende gebeurtenissen en met
een voor de dappere held en
achtervolgde onschuld gelukkig eind.
Programmamuziek instrumentale muziek met een buiten
muzikale inhoud, die door een titel word
meegedeeld

Symfonisch gedicht eendelige programmatische compositie
voor orkest, waaraan een verhaal,
schilderij, of gedicht ten grondslag ligt
Ontwikkeld in de 19e eeuw.
Vaudeville kort toneelspel met zang en orkestbege-
leiding.

H.10

Belcanto lyrische zangstijl met nadruk op
klankschoonheid, virtuositeit, volle toon.
Operette luchtig theaterwerk met zang, dans en
gesproken dialoog. Soms spottend karakter
melodieën makkelijk in het gehoor.
Pointilisme schilderstijl waarbij wordt gepoogd het
lichtverlies dat optreedt bij het mengen van
verf te elimineren door de verf ongemengd, in
stippen naast elkaar op het doek te brengen
Realisme Stroming waarbij verwerping van idealistische
onderwerpen, de academische schildertrant en
burgerlijke conventies centraal staat. Op de
zichtbare werkelijkheid gebaseerde onderwerpe
in een stijl zonder opsmuk. Gestreefd word
naar het objectief weergeven van de eigentijdse
alledaagse werkelijkheid
Symbolisme stroming waarin gepoogd word de niet waar-
neembare ervaringen te symboliseren in een
waarneembare vorm. Het onzichtbare wordt
zichtbaar gemaakt.
Verisme richt zich vooral op het thema (de tekst) van de
opera: realistisch. 

Hoofdstuk 8 ontbreekt!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.