Ckv 2 begrippen pagina 116 t/m 143, mondeling:
Gothic revival: Is in Engeland onderdeel van de romantiek.
John Ruskin (1819-1900): Volgens Ruskin kunnen we juist veel leren van de gotiek. In the stones of Venice (1853) doet hij in tekst en beeld verslag van zijn nauwgezet onderzoek naar de gotiek in Venetië.
In de gotiek bepaalden bouwmeesters ieder voor zich welke bijdrage zij leverden aan een gebouw. Er was nog geen scheiding tussen de alwetende architect aan de ene kant, en bouwers die opdrachten uitvoeren aan de andere kant. De scheiding is er wel in de renaissance en latere klassieke bouwstijlen.
William Morris (1834-1896): Is de geestelijk vader van de:
Arts & Craftsbeweging: Het samengaan van kunst en ambacht.
Om de scheiding tussen ontwerper en arbeider tegen te gaan pleit Morris voor kleinere werkplaatsen, werkgemeenschappen. Kunstenaars en arbeiders kunnen hier samenwerken aan hun producten.
De scheiding in smaak en stijl blijft bestaan tussen rijke burgers en de brede massa. Alleen rijke burgers konden de ontwerpen betalen.
P.J.H. Cuypers (1827-1921): merkt bij de bouw van het rijksmuseum op dat er een groot gebrek is aan vakbekwame ambachtslieden. De oorzaak is volgens hem scheiding tussen kunst en ambacht tijdens de renaissance. Hij richt een school op met werkplaats volgens middeleeuws model, soort werkgemeenschap als van Ruskin en Morris.
In 1875 wordt in Nederland 1 miljoen gulden gereserveerd op de rijksbegroting voor een nieuw museumgebouw. Dit gebouw moet een waardig verblijf worden voor de nationale kunstverzamelingen. Het ontwerp wordt door middel van een prijsvraag uitgekozen.
Cuypers’ ontwerp wordt gekozen.
Hij gebruikt een Eclectische stijl: Die mengt elementen uit de vroegere Hollandse renaissance met gotische details.
Opera in Parijs:
Parijs groeit uit tot de Europese hoofdstad van de opera. Na 1820 bezoekt de steeds rijker wordende middenklasse de theaters op zoek naar sensatie en sentiment. Hierdoor ontstaat een nieuw soort opera, een die het relatief onontwikkelde publiek moet aanspreken.
Grand opéra: ernstige, grote opera, doorgecomponeerd met gesproken dialogen (recitatieven) en muzieknummers. Thema is niet meer uit de oudheid, maar uit de middeleeuwen en de moderne tijd. Ook de manier van uitbeelden is: romantisch: kleurig, sprookjesachtig, prachtig, volks, nationalistisch.
Libretto: tekst van een opera, operette, oratorium, cantate of musical, het tekstboek.
Giacomo Meyerbeer (1791-1864): weet goed gebruik de maken van solisten, koor en orkest in grootse dramatisch zeer sterke gebaren. In Meyerbeers Les Hugenots (1836) speelt de interesse voor het individuele lot een grote rol.
Chromatisch: akkoorden en motieven in halvetoonsafstanden.
Ballet blanc: nieuw onderdeel in romantisch ballet. Het is een episode, bedrijf of compleet ballet, waarin het gaat om sprookjesachtige of bovennatuurlijke vrouwelijke wezens die vaak de indruk wekken te kunnen zweven of vliegen.
Kenmerkend is de kleding: witte tutu’s. In de choreografie ligt de nadruk op het uitbeelden van gevoels- en stemmingsbeelden.
Opéra Garnier:
In 1874 wordt in Parijs een nieuw opera gebouw in gebruik genomen. Opéra Garnier, vernoemd naar architect: Charles Garnier (1825-1898). Het is in opdracht van keizer Napoleon de 3e gebouwd. Garnier levert niet alleen het ontwerp, hij probeert ook volgens een totaalconcept alle domeinen van kunst in zijn architectuur te laten samensmelten.
De voorgevel van de opera verwijst naar de geschiedenis van de paleisarchitectuur, de vorm van de zaal en mechanisme van de toneeltoren gaan door op theateropvattingen uit de barok. In Garnier’s ontwerp is het sociale aspect van het theaterbezoek duidelijk belangrijk, ontmoetingen, zien, en gezien worden. Dit is een reactie op de maatschappelijke veranderingen die zich in de loop van de 19e eeuw gevormd hebben.
Opéra-Comique:
Het 19e eeuwse theater Opéra-Comique in Parijs is een echt familietheater: hele gezinnen komen naar het theater om een opera met goede afloop te zien.
Georges Bizet (1838-1875): Bizet krijgt moeilijkheden met de directie van de Opéra-Comique, over zijn stuk Carmen(1875). De directie vindt het schandalig dat in een ‘familietheater’ de hoofdrolspeelster door haar minnaar zou worden gedood.
Exotisme: voorkeur voor het verre en vreemde. Carmen is een verhaal vol van exotisme, een Spaans decor en sfeervolle muziek.
Realisme: …
Der ring des Nibelungen:
Richard Wagner (1813-1883): doet 17 jaar over het schrijven van zijn opera cyclus: Der Ring des Nibelungen (1857-1874). Deze opera cyclus heeft een duidelijk beeld van zijn romantische muziekdrama. De Ring gaat over de tragedie van het menselijk lot. Daarnaast is het een aanklacht tegen de kapitalistische maatschappij van de 19e eeuw. Deze reeks van opera’s is gebaseerd op Germaanse mythologie en Noorse sagen. Ze vertellen het verhaal van Wotan en de tragedie van de wereld: de strijd van egoïsme en liefde.
Gesamtkunstwerk: opera als drama met een betekenisvolle inhoud, waarbij woorden, mise-en-scène, handeling en muziek in volmaakte harmonie het centrale dramatische doel dienen.
Leidmotief: een motief of thema die binnen het kader van een compositie kenmerkend is voor een persoon, zaak of gebeurtenis. Dit motief komt telkens voorbij als die persoon, gebeurtenis of zaak tevoorschijn komt. Komt veel voor in opera. Voor het eerst in een beschouwing van Wagner.
De Ringcyclus is een kunstwerk van de toekomst. Er wordt een speciaal operagebouw voor gebouwd, het Festspielhaus, het ontwerp grijpt terug op klassieke theaters. Tijdens de bouw van zijn theater speelt Wagner voor architect, toneelmeester en decorateur. Hij vindt dat geen enkel bestaand orkest of operagezelschap geschikt is om De Ring uit te voeren, hij treed daarom ook op als impresario.
Het Festspielhaus wordt in 1876 geopend met de uitvoering van de complete Ringcyclus. Bayreuth werd het eerste zomerfestival voor opera ter wereld. Wagner wilde met de Ringcyclus niet alleen publiek vermaken, maar ook bijna religieus effect halen.
Fantasie of werkelijkheid:
De geschiedenis van de 19e eeuwse symfonische muziek laat 2 ontwikkelingen zien:
- de 1e houd vast aan de gangbare klassieke muzikale vormen, de absolute muziek. Dat is muziek die geen verband houdt met een buitenmuzikaal gegeven, zoals literatuur, beeldende kunst, natuur enz.
- de andere is programmamuziek. Dat is instrumentale muziek met een buitenmuzikale inhoud, bijvoorbeeld een gedicht of verhaal, die door een titel of een programma wordt meegedeeld. De inhoud bestaat bij voorkeur uit een opeenvolging van handelingen, situaties, beelden of gedachten, die de fantasie van de componist prikkelen en de luisteraar in een bepaalde richting leiden.
Johannes Brahms (1833-1897): zijn symfonieën zijn net als de klassieke symfonieën opgedeeld in 4 delen. Toch zijn ze romantisch in hun harmonische samenklank en hun volle, afwisselende orkestklank.
Richard Strauss (1864-1949): zijn Also sprach Zarathustra wordt gebruikt in reclames, films en televisieseries. Het is een symfonisch gedicht: een in de 19e eeuw ontwikkelde eendelige programmatische compositie voor orkest(soms met solo instrument), waaraan een schilderij, verhaal of gedicht ten grondslag ligt.
Fugathema: daarin komen alle 12 de tonen van de chromatische toonladder voor.
Het Russische sprookjesballet:
In de 2e helft van de 19e eeuw is er in Moskou en St. Petersburg sprake van een ballet-rage. Topchoreografen uit het buitenland worden aangetrokken om de Russische dans op het hoogste niveau te brengen. De choreograaf Marius Petipa(1818-1910) wordt gezien als de grondlegger van de Frans-Russische balletstijl.
In 1890 maakte hij in samenwerking met de componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky (1840-1893) het sprookjesballet de schone slaapster. Het officiële eerste bedrijf is een divertissement namelijk het verjaardagsfeest van doornroosje.
Divertissement: letterlijk: vermaak of amusement. Balletintermezzo in opera’s. populair onderdeel van de vroegere Franse opera’s. onderdeel van een ballet, vaak als laatste bedrijf om een gelukkige afloop van een handeling te vieren. Zuivere dans met een opgewekt en virtuoos karakter. Komt vooral in de romantiek tot ontwikkeling. Amusementswaarde choreograaf staat voorop, niet het uitbeelden van de handeling. Verschillende dansen in divertissement vaak aangeduid met ‘pas de’.
Het hoogtepunt in het divertissement is de klassieke pas-de-deux, dit danstechnische vuurwerk wordt gedanst door de belangrijkste solisten, doornroosje en haar bruidegom.
Klassieke pas-de-deux: virtuoos hoogtepunt in een klassiek-romantisch ballet. Het gaat dan om een duet, van de belangrijkste soliste en haar partner, in een vaste volgorde: entree en adagio van beiden, een of meer variaties voor elk afzonderlijk (te beginnen met de man) en de coda (afsluiting door beiden samen).
Niccolò Paganini (1782-1840): trekt volle zalen met het verbazingwekkende spel op zijn viool. Er wordt gefluisterd dat hij bezeten is door de duivel, mensen zeiden na optredens dat ze de handen van de duivel over zijn viool zagen gaan. Paganini vindt deze opwinding best, als er maar over hem gepraat wordt, het maakt hem niet uit hoe.
Zijn muziek vraagt zoveel technische hoogstandjes op viool, dat hij ze alleen zelf kan spelen.
Het lichtere vermaak bloeit. De nieuwe rijken komen in grote drommen naar theaters om van het melodrama te genieten.
Melodrama: aanduiding van een gesproken tekst met muzikale begeleiding.
Vaudeville-shows trekken net als het melodrama ook veel aandacht.
Vaudeville-shows: kort toneelspel met zang en orkestbegeleiding. Deze shows hebben verschillende acts, zangers, dansers, acteurs, komieken, goochelaars, apen, honden en zelfs olifanten. Alles is mogelijk tijdens de show, zolang het maar netjes blijft.
Liederencyclus: een reeks liederen op een centraal thema. Bijvoorbeeld Schubert, met Die Winterreise, in totaal 24 liederen.
Hoofdstuk 10, verslag van het alledaagse:
Operettes: is een kleine komische opera waarin veel word gezongen en gedanst. Jacques Offenbach (1819-1880): geeft operettes. Op een vrolijke manier maakt Offenbach de buitensporigheden van de maatschappij belachelijk en brengt hij tegelijkertijd het publiek in een roes van kleur, beweging en muziek.
Realisme: nieuwe richting in de kunst, schilders doen geen poging meer om de werkelijkheid mooier te maken dan die is. Het wordt dus realistisch afgebeeld. Voorbeeld: de ‘arenleesters’ van Jean-Francois Millet.
Wat in de schilderkunst realisme wordt genoemd, is in de muziek Verisme: Het is een reactie op het belcanto: schone zang. Lyrische zangstijl met nadruk op klankschoonheid, virtuositeit, volle toon. Het is alleen gericht op het etaleren van een fraai stemgeluid.
Impressionisme: in het impressionisme wordt voorrang gegeven aan het observeren van licht en kleur zoals die in de natuur op een bepaald moment verschijnen. Het kost het publiek tijd en moeite om te leren kijken naar deze vluchtige, voor hun gevoel onafgewerkte schilderijen. Claude Monet: was eigenlijk de eerste impressionistische schilder. Hij ging nog een stap verder dan de realisten. Hij is vooral geïnteresseerd in het kijken op zich, als een objectieve registratie van kleur en licht. De enige eis die hij stelt, is dat kleur en licht schitteren. Kunstcritici noemen zijn werk spottend impressionistisch. De schilders herkennen zichzelf wel in deze naam en nemen die aan.
Fotografie gaat ook een belangrijke rol spelen in het impressionisme, het laat de werkelijke manier van kijken zien. Impressionisten introduceren de beeldtaal van de fotografie in hun schilderijen, afwijkende standpunten en merkwaardige afsnijdingen, harde licht- en donker contrasten zijn het gevolg.
Japan was al een heel eind voor in de kunst. De Japanse kleurenhoutsnedes zijn ook een inspiratiebron voor de impressionisten. Zij zijn de eersten die de prenten gaan verzamelen. Ze zijn onder de indruk van de afwijkende composities en de vlotte tekenstijl en het harde kleurgebruik. De prenten van Kitagawa Utamaro zijn erg populair. Ze laten lichtvoetige onderwerpen zien.
De invloed van de Japanse prenten en de fotografie is heel duidelijk in het werk van Edgar Degas.
Impressionistische muziek is het meest van toepassing op Claude Debussy. Zijn stukken bestaan uit stemmingen die even vluchtig komen als gaan. Zijn muziek heeft geen horbare thema’s meer, en hij gebruikt verschillende toonsoorten door elkaar.
Pointillisme: nieuwe schilderstijl. Ontstaan door onderzoek van Georges Seurat naar kleurenonderzoek. Met als uitgangspunt de impressionistische schildermethode bestudeert hij de wetenschappelijke theorie over het waarnemen van kleuren.
Pointillisme houdt in: de impressionisten mengen kleuren om het effect te krijgen van de kleur die ze voor zich zien, Seurat daarentegen analyseert elke kleur op zijn bestanddelen en stipt ze vrijwel ongemengd naast elkaar op het doek. Als je zo’n schilderij van een afstand bekijkt dan smelten deze stippen in het oog samen tot kleuren. Seurat hoopt zo kleuren te krijgen die even helder en krachtig zijn als de oorspronkelijke kleuren. Hij wil de waarneming van kleuren een directe rol laten spelen in de verbeelding.
Vincent van Gogh: wordt wel beschouwd als 1 van de eerste impressionisten. In het begin, zijn Nederlandse periode is zijn werk niet zo boeiend. In 1886 vertrekt hij naar Parijs, vanaf dat moment schildert hij met felle, heldere kleuren. Hij neemt ook belangstelling voor de Japanse prenten over van de impressionisten. Geduld om te stippelen heeft van Gogh niet, hij ontwikkelt een werkwijze waarin tekenen en schilderen min of meer gecombineerd worden. Zijn stippen worden nerveuze streepjes. In de winter 1888 vertrekt hij naar Zuid-Frankrijk op zoek naar het intense licht en kleuren van het zuiden. Hij krijgt daar een aanval van waanzin en belandt in een zenuwinrichting. In heldere ogenblikken probeert hij zijn werk op te pakken. Van Gogh schildert zijn schilderijen vanuit directe waarneming, maar geeft ze wel een persoonlijke betekenis.
Symbolisme: is een verzamelnaam voor de tendens die aan het einde van de 19e eeuw ontstaat, om fantasie en innerlijke gevoelens te verbeelden.
H9 en 10
5.6- Begrippenlijst door een scholier
- Klas onbekend | 2125 woorden
- 18 februari 2008
5.6
13
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden