Beeldende Vorming Begrippen :
Basisvorm:
Tweedimensionaal: vierkant,cirkel,driehoek,rechthoek.
Driedimensionaal: kubus,bol,kegel,cilinder
Voorbeelden van beeldaspecten:
· kleur
· vorm
· contrast
· textuur/structuur
· ordening/compositie
· licht/donker
· perspectief/diepte
Beeldaspecten:
Een van de onderdelen waaruit een beeld is opgebouwd. Een beeldaspect kan alleen in combinatie met andere beeldaspecten worden gebruikt.
Beeldende middelen:
Alle middelen die men gebruikt om een 2 of 3- dimensionaal beeld te maken. Hieronder vallen niet alleen de beeldaspecten maar ook het materiaal, gereedschap en de techniek.
Beeldmerk:
Beeld dat in een oogopslag herkend kan worden en dat kenmerkend is voor bijv. een merk of vereniging. Er is bij het ontwerpen uitgegaan van een herkenbaar voorwerp.
Constructie:
Een aantal losse onderdelen die zijn samengevoegd tot 1 stevig geheel. De onderdelen blijven zichtbaar.
Hanteringwijze van gereedschappen:
De manier waarop materiaal en gereedschap zijn gebruikt.
Harmonie, Harmonisch:
Wanneer alle onderdelen met elkaar in evenwicht zijn.
Industriële vormgeving:
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen die met een machine in grote hoeveelheden worden gemaakt (massaproducten) bijv. auto’s, scheerapparaten en serviesgoed. Bij de productie zijn onder andere van invloed: functie,grondstof,prijs,smaak en techniek
Figuratief:
Met een herkenbare voorstelling.
Non-figuratief:
Zonder herkenbare voorstelling, abstract. Tegenstelling van figuratief.
Ontwerpen:
Het schetsen / tekenen , bedenken en bespreken van een idee bijv. van een schilderij, een gebouw, toegepaste werkvorm, industrieel product. Het ontwerpen gaat aan de eigenlijk uitvoering vooraf.
Ornamenten:
Versieringen in een bepaalde vorm. Vaak zijn het gestileerde natuurvormen en wordt herhaling toegepast.
Ruimtelijk:
Alles wat plaats inneemt.
Symmetrie:
Wanneer een beeld in twee helften verdeeld kan worden die precies of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn.
Assembleren:
Verzamelen, samenvoegen. Voorwerpen met een meestal nuttige functie worden uit hun oorspronkelijke verband genomen en op een nieuwe, vaak originele manier samengevoegd tot een nieuw geheel.
Ritme:
Afwisseling van vorm en kleur.
Logo:
Beeldmerk waarin altijd een woord min of meer herkenbaar is.
Vormgeving:
Het rangschikken en ordenen van teksten en beelden tot een geheel ook wel: opmaak.
Symbool, symbolisch:
Door een concrete voorstelling wordt iets algemeens of iets met diepere betekenis aangeduid.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
3 demensionaal hoort erbij:
het neemt plaats in. bijjv. stoel.
2 demensionaal hoort erbij:
kan je alleen van voren bekijken.
bijv. een foto.
14 jaar geleden
Antwoorden