4e jaar ASO wetenschappen

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 1041 woorden
  • 8 februari 2008
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
12 keer beoordeeld

Deel 1: Terreinwerk: onderzoek van een wegberm

Blz. 9 – 30


Biotoop is een gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen kunnen overleven.
Abiotische actoren is binnen de ecologie de naam voor een externe milieufactor die geen biologische oorsprong heeft
Biotische factoren is een interne milieufactor die een biologische oorsprong heeft.
Tredplanten is een plant die kan leven onder omstandigheden zoals vertrappeling door de mens of dier
Stuifmeel of pollenbloemen zijn bloemen die geen nectar afscheiden maar veel stuifmeel. Worden ook wel eens omschreven als bloemen met een schaalmodel.
Ondiepe bloemen zijn bloemen die veel nectar bevatten en gemakkelijk bereikbaar zijn. Het zijn dikwijls bloemen die met elkaar een tafel vormen.
Honingbloemen de nectar zit verborgen. Insecten moeten in de bloemen kruipen om bij de nectar te raken of zelfs over een lange tong beschikken: inkruipbloemen of bloemen met een trechtermodel.

Deel 3: Relaties tussen organismen

Blz. 71 – 110

1. Interacties tussen soorten onderling

Symbiose is het samenleven van twee levensvormen, of dat nu voordelig, nadelig of neutraal is voor beide partners.
Mutualisme samenlevingsvorm waar beide partners een voordeel uithalen.
Parasitisme samenlevingsvorm waar één partner voordeel uit haalt, en de ander een nadeel ondervindt.
Proglotiden verschillende segmenten bij een lintworm.
Solitair dier is een dier die niet in het gezelschap van anderen van zijn soort leeft.
Commensalisme samenlevingsvorm waar één partner voordeel uit haalt, en de ander noch voordeel noch nadeel ondervindt.
Gastheer is een organisme dat een ander organisme draagt. De gastheer heeft meestal geen voordeel bij de samenwerking maar heeft ook niet altijd last van zijn gast, die soms alleen gebruik maakt van een gastheer om zich te vervoeren van de ene naar de andere locatie.
Tussengastheer is een dier die de gast help te verplaatsen naar de uiteindelijke gastheer waar hij zal verblijven.
Vaatbundels komen voor bij vaatplanten en bestaat voornamelijk uit transportweefsel.
Houtvaten bestaan uit meerdere cellen die onderling verbonden zijn door openingen over de volledige diameter van de cel.
Zeefvaten zorgen voor het transport van voedsel voor de plant.

2. Interacties tussen organismen binnen een soort.

Soort een aantal die zich, in hun normale doen (dus zonder ingrijpen van de mens), onderling kunnen voortplanten met vruchtbare nakomelingen en die dit in de natuur ook doen. Er is dus een zeer nauwe verwantschap tussen alle individuen in een soort zonder dat daarmee gezegd is dat er helemaal geen onderlinge verschillen kunnen bestaan, zoals b.v. kleurvarianten.
Sociale staat interacties tussen individuen van eenzelfde soort.
Concurrentie is in het algemeen de strijd tussen verschillende partijen om een doel te bereiken dat door zijn aard slechts voor enkelen is weggelegd. In een concurrentiestrijd gaat de winst van één partij meestal ten nadele van de anderen.
Competitie De strijd tussen twee groepen om dezelfde eindige (voedsel)bron, met gevolg dat de grootte van beide groepen negatief wordt beïnvloedt
Foerageren het geheel van zoeken, vinden en het verwerken van voedsel
Communicatie is een proces waarbij men tracht een bepaald begrip over te dragen uit het ene voorstellingskader naar een ander door middel van informatie die, volgens afspraak naar dat begrip wijst. Er kan ook storing optreden.
Tactiele communicatie communicatie door aanraking.
Visuele communicatie communicatie door het zicht.
Chemische communicatie communicatie door chemische stoffen uit te scheiden.
Auditieve communicatie communicatie door geluid.
Elektrische communicatie communicatie door elektrische impulsen.
Discrete communicatie ze hebben een aan of uit karakter; het is er of het is er niet.
Communicatie in gradaties communicatie kan bestaan in verschillende niveaus.
Cirkeldans de cirkeldans (of rondedans) vertelt niet over de zoekrichting, maar duidt erop dat de drachtbron te vinden is in de directe omgeving van het nest (50
Kwispeldans dans die de bij uitvoert, waarin de richting naar de voedselbron wordt meegedeeld, maar ook de afstand (met parameter de tijd). De dans wordt uitgevoerd voor voedselbronnen die ver weg zijn/ (>100m)
Broedzorg verschijnsel bij de dieren waarbij één of beide ouders op een bepaalde manier voor hun nageslacht zorgt. Deze zorg bestaat in diverse gradaties.
Feromonen stof die de mens afscheid voor seksuele opwinding.
Koninginnenbrij mengsel dat wordt gegeven aan het bijenlarve. Alleen een toekomstige koningin of werkster krijgt van die brij.

3. Gedrag

Gedrag kan beschouwd werden als acties die ontstaan als reactie op prikkels uit de omgeving. Deze acties beïnvloeden de relaties tussen het organisme en zijn omgeving. Door het gedrag wordt de verandering in de omgeving geneutraliseerd of het organisme er voordeel bij.
Aangeboren gedrag erfelijk bepaald gedrag, het organisme beheerst het al van aan de geboorte
Kinesis reactietype zoals bij pissebedden, die licht en droogte ontvluchten.
Taxis het organisme gaat hier zeer gericht op een prikkel reageren, waarbij de actie zowel in de richting van de prikkel of van de prikkel weg kan gebeuren.
Chemo-, foto-, reo-, geotaxis reactie met chemische stoffen, licht, beweging (stroming), zwaartekracht.
Reflex bestaan uit een snel antwoord op bepaalde signalen die dikwijls in verband staan met een mogelijks bedreigende situatie, waarbij het dier schade kan oplopen.
Instinct de meest complexe vorm van aangeboren gedrag. De prikkel leidt steeds tot hetzelfde gedrag.
Aangeleerd gedrag werd pas later aangeleerd, meestal door de ouders of verzorgers.
Inzichtelijk leren komt vooral voor bij zoogdieren en vogels. Het houdt een probleemoplossend vermogen in, waarbij de oplossing van een probleem als informatie opgeslagen wordt voor latere toepassing.
Gissen en missen (trial and error) ontstaat wanneer het uitproberen van een bepaalde reactie gepaard gaat met een beloning of een straf.
Gewenning komt voor bij een neutrale prikkeling na verschillende herhaling die genegeerd worden. Voorwaarde is dus wel dat een mogelijke reactie op een prikkel of ook het uitblijven ervan geen voorde”el of nadeel oplevert.

Geconditioneerde reflex bestaat erin dat een reactie gekoppeld wordt aan het voorkomen van een bepaalde prikkel. (hond van Pavlov)
Inprenting is een leervorm die vooral voorkomt bij zeer jonge dieren. In zeer vroege ontwikkelingsperiode van dieren zijn ze zeer ontvankelijk voor bepaalde identificatiesignalen waarbij ze een voorbeeld, meestal een ouder, volgen om zich er mee te identificeren.
Skinnerbox ook wel probleembox genoemd. Het dier in de kooi moet door het volgen van een bepaalde strategie proberen aan voedsel te komen. In de box moet het dier zichzelf iets leren. Als het dier op een knopje duwt komt er voedsel uit een bakje. Eerst is dit per ongeluk, misschien de tweede keer ook, maar de volgende keren zal het dier bewust op het knopje duwen zodat het eten krijgt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.