Migratie en Vervoer

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 5e klas havo | 1452 woorden
  • 10 augustus 2005
  • 79 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
79 keer beoordeeld

- A -

Achterland: het gebied aan de landzijde van een zee- of luchthaven, waarheen personen of vracht gaan of waaruit ze worden betrokken. Vaak wordt met achterland het afzetgebied van een zeehaven bedoeld.

Actieve leeftijdsgroep: de leeftijdsgroep van 20 t/m 64 jaar.

Allochtoon: ‘vreemdeling’, kan op alle schaalniveaus worden gebruikt. In engere zin vaak gebruikt voor personen die in het buitenland zijn geboren of van wie minstens één ouder in het buitenland is geboren, waarbij dat ‘buitenland’ een ontwikkelingsland is.

Arbeidsmigratie: de trek naar een ander gebied om daar werk te vinden.

Asielzoeker: iemand die in een ander land dan het zijne een verzoek indient om erkend te worden als vluchteling en toestemming krijgt zich, totdat de beslissing over dat verzoek is genomen, in dat land te vestigen.

Autochtoon: ‘inboorling’, kan op alle schaalniveaus worden gebruikt. In engere zin gebruikt voor personen die zelf, evenals hun ouders, in het land van vestiging zijn geboren.

- B -

Bidonvilles: woonwijken gekenmerkt door illegaal gebouwde gebrekkige woningen en een woonomgeving van geringe kwaliteit.

Binnenverhuizing: verhuizing binnen de gemeentegrenzen.

Buitenlander: iemand met een andere nationaliteit dan die van het land van verblijf of vestiging.

Bulk: zie massagoed.

- C -

Corridor: gebied langs een hoofdverkeersas tussen twee knooppunten, waar veel transportgebonden bedrijvigheid is gevestigd. Vaak ook gebruikt als: verbindingsas of infrastructuuras. Een andere betekenis is: economische of stedelijke ontwikkelingsas langs infrastructuurbundels.

- D -

Dekolonisatie: het proces van het onafhankelijk worden van een kolonie.

Distri(butie)park: terrein waar distributiebedrijven en transportbedrijven gevestigd zijn.

Distributie: goederen van producent naar consument brengen.

- E -

EDC’s: Europese Distributie Centra.

Eerstelijns knooppunt: mainport of (main)hub.

Emigratie: ‘definitief vertrek uit de eigen woonstreek’. De term kan op alle schaalniveau’s worden gebruikt, maar geldt in engere zin voor een vertrek uit het land van vestiging.

Exploitatiekolonie: gebied dat door een ander land wordt overheerst met als belangrijkste doel er grondstoffen te winnen.

- F -

Favela’s: zie bidonvilles.

Feeder: zee- of luchthaven die personen of goederen aan- en afvoert naar de hub of mainport. De term wordt ook gebruikt voor met name de zeeschepen die de verbinding onderhouden tussen de mainport en naburige zeehavens.

Forensisme: regelmatig heen en weer reizen tussen de woon- en de werkgemeente.

- G -

Gastarbeid: tijdelijke arbeid in een ander land of gebied met een hogere levensstandaard.

GATT: overeenkomst tussen landen ter bevordering van vrijhandel (General Agreement on Tariffs and Trade).

Getrapte migratie: migratie in een aantal stappen.

Gezinshereniging: immigratie van mensen die zich willen herenigen met gezinsleden die reeds in het immigratieland verblijven.

Gezinsvormende migratie: het door een migrant laten overkomen van een huwelijkspartner uit het land van herkomst.

Global shift: term met een dubbele betekenis: 1 het totale proces van globalisering (zie aldaar); 2 de (vermeende?) verschuiving van het economisch zwaartepunt in de wereld, van de Atlantic Rim naar de Pacific Rim (rim betekent: rand).

Globalisering: het verschijnsel dat de wereldeconomie zich steeds minder gelegen laat liggen aan staten, afstanden en nationale grenzen.

Gourbivilles: zie bidonvilles.

- H -

Hub: gebruikt in combinatie met het begrip ‘spokes’; het is een vervoersknooppunt, waarbij de ‘spaken’ de vervoerslijnen er naartoe zijn (hub betekent ‘naaf, draaipunt’).

- I -

Illegale migranten: mensen die zonder verblijfsvergunning in Nederland zijn.

Immigratie: ‘definitieve vestiging in een andere woonstreek’. Dit woord kan op elk schaalniveau worden gebruikt, maar geldt in engere zin voor een vestiging in een ander land.

Informele sector: deel van de economie dat wordt gekenmerkt door geringe kapitaalvorming en een zeer laag opleidingsniveau en zich onttrekt aan officiële registratie en controle.

Infrastructuur: het geheel aan voorzieningen in een gebied of bedrijf. In de aardrijkskunde veelal gebruikt als verkeersinfrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen en informatie uit te wisselen, uitgezonderd de vervoermiddelen zelf.

Interregionale migratie: migratiebewegingen tussen verschillende regio’s (gebieden). Het begrip schaal speelt hierbij een belangrijke rol.

Intervening obstacle/tussenliggende hindernis: hindernis die men bij een (voorgenomen) verplaatsing tegenkomt.

Intervening opportunity/tussenliggende gelegenheid: pull-factor in een gebied dat dichter bij het herkomstgebied ligt dan het gebied waar men naar op weg was.

Intraregionale migratie: migratiebewegingen binnen dezelfde regio (hetzelfde gebied).

- J -

Just in time delivery: het leveren van goederen in de overeengekomen hoeveelheid op de afgesproken plaats en tijd.

- L -

Landvlucht: de min of meer gedwongen trek van plattelanders naar de stad.

Liberalisering: proces waarbij handelsbelemmeringen en andere beperkingen (bijvoorbeeld ten aanzien van luchtverkeer en landingsrechten) geleidelijk worden opgeheven.

Locatiebeleid: beleid van de rijksoverheid om bedrijven te vestigen op plaatsen die vanuit het oogpunt van mobiliteitsbeperking het gunstigst zijn.

Logistiek centrum: plaats waar het vervoer wordt georganiseerd.

Logistiek: alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om personen of goederen van het beginpunt naar het eindpunt te vervoeren.

- M -

Mainport: zeehaven of luchthaven met een intercontinentaal verbindingsnetwerk; een haven moet aan verschillende eisen voldoen voor ze mainport is.

Massagoed: onverpakte goederen, vervoerd in grote hoeveelheden.

Megasteden: steden van zeer grote omvang, meestal met meer dan tien miljoen inwoners.

Migratie: verplaatsingen van personen over een bepaalde grens met het doel zich permanent te vestigen in een nieuwe woonplaats.

Mobiliteit: alle vormen van verplaatsingen door mensen.

Modaliteit: vervoermiddel.

- N -

Nat massagoed: vloeibare onverpakte goederen, die in grote hoeveelheden worden vervoerd. Bijvoorbeeld olie.

Netwerk: het geheel van knooppunten en vervoerslijnen.

NIC’s: Newly Industrializing Countries (NIL’s in het Nederlands).

- O -

Overslag: het overladen van goederen in een ander vervoermiddel.

Overurbanisatie: groei van een stad die de opvangcapaciteit met betrekking tot huisvesting, werkgelegenheid en voorzieningen te boven gaat.

- P -

Perceptie: het door persoonlijke opvattingen en ervaringen bijgekleurde beeld van de werkelijkheid, dat van invloed is op het omgaan met die werkelijkheid. In de geografie gaat het dan in het bijzonder over de ‘kijk’ op gebieden en het daarmee samenhangende ruimtelijk gedrag (zie Topboek, nummer 203).

Primaire gezinshereniging: de overkomst van het gezin van een migrant.

Primate city: de aanduiding van de grootste stad in een land indien deze in alle opzichten andere steden in de schaduw stelt.

Pull-factor: aantrekkelijke eigenschap van een gebied.

Push-factor: afstotende eigenschap van een gebied.

- R -

Remigratie/retourmigratie: het terugkeren van migranten naar het land van herkomst met het doel zich daar blijvend te vestigen.

Ruraal-urbane migratie: de trek van plattelandsgebieden naar de steden. Zie ook landvlucht.

- S -

Selectieve migratie: migratie van een groep mensen die zich onderscheidt op grond van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, of iets dergelijks van de gemiddelde bevolking.

Shantytowns: zie bidonvilles.

Shuttle: rechtstreekse verbinding tussen twee knooppunten volgens een vaste dienstregeling.

Site-and-services project: huisvestingsproject waarbij de overheid de grond beschikbaar stelt en voor een aantal basisvoorzieningen zorgt; de vestigers zorgen zelf voor de woning.

Sloppen/slums: de verpauperde wijken (meestal rond het centrum) van een stad.

Squattertowns: algemene aanduiding voor krottenwijken waarvan de grond illegaal in gebruik is genomen.

Stukgoed: goederen die in eenheden worden verpakt. Ook containers vallen onder stukgoed.

Suburbanisatie: het verschijnsel dat stedelingen (en/of stedelijke bedrijven) vrijwillig of noodgedwongen migreren naar een andere woonplaats (vestigingsplaats), maar economisch en/of sociaal aan de stad van herkomst gebonden blijven.

- T -

Telematica: telecommunicatie en informatica in één woord. Communicatie tussen mensen, vervoermiddelen en bedrijven, gekoppeld aan computerbesturing. Hierdoor is razendsnelle uitwisseling van gegevens over de hele wereld mogelijk.

Terminal: overstapplaats of overlaadplaats.

TEU: eenheid van laadcapaciteit van containers: één TEU is de laadcapaciteit van een container van twintig voet lengte.

Transfer: het wisselen van vervoermiddel door reizenden – vooral in gebruik bij de luchtvaart.

Transito: doorvoer van goederen van land A naar land B via land C.

Triade: de naam voor de drie gezamenlijke economische grootmachten waartusen zich de bulk van het internationale transport afspeelt: Noord-Amerika, West-Europa en de Aziatische Pacific Rim.

Trucking: het vervoer van luchtvracht onder vluchtnummer per vrachtauto van de ene luchthaven naar de andere. Deze vracht wordt in de statistiek niet onder ‘wegvervoer’ gerekend.

Tussenliggende gelegenheid: pull-factor in een gebied dat dichter bij het herkomstgebied ligt dan het gebied waar men naar op weg was.

Tussenliggende hindernis: hindernis die men bij een (voorgenomen) verplaatsing tegenkomt.

- U -

Urbanisatie/verstedelijking: het verschijnsel dat de plattelandsbevolking naar de steden migreert.

Urbanisatiegraad: het percentage van de bevolking dat in steden woont.

Urbanisatietempo: de snelheid (meestal uitgedrukt in procenten) waarmee de stedelijke bevolking jaarlijks groeit.

- V -

Vervoersknooppunt: plaats waar verschillende vervoerslijnen samenkomen om personen te laten overstappen of goederen over te laden.

Vluchteling: iemand die uit gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, zich buiten het land bevindt waarvan hij de nationaliteit bezit en die de bescherming van dat land niet kan of uit hoofde van bedoelde vrees, niet wil inroepen.

Volgmigratie: het laten overkomen van familieleden door migranten.

- W -

WTO: World Trade Organization.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.