Begrippenlijst aardrijkskunde hoofdstuk 2 landschap.
Buitendijks - gebied buiten de dijken dat niet beschermd wordt tegen water.
Bodemerosie - het van een helling afspoelen van de grond na een regenbui.
Cultuurlandschap - landschap dat door de mens is ingericht.
Dallandschap - landschap dat ontstaan is door insnijden van rivieren.
Delta - nieuw land in zee waar rivier in zee uitkomt.
Erosie - het wegschuren van materiaal door water, wind en ijs.
Fossiel - afdruk of overblijfsel van dieren of planten.
Gemaal - pompstation dat water uit polder pompt.
Geplooide lagen - lagen sedimentgesteente die verbogen zijn.
Gesteentekringloop - eeuwig durend proces van ontstaan en afbraak van gesteente.
Graniet - veelvoorkomend stollingsgesteente.
Grind - afgeronde stenen die ontstaan op bodem rivier.
Intensieve veehouderij - veehouderij waarbij veel dieren op elkaar zitten.
Jong gebergte - een hooggebergte met veel reliëf.
Kalksteen - sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperste schelpresten.
Klei - kleinste korreltjes gesteente, ontstaan door verwering.
Koude tijden - langdurige perioden waarin zomertemperatuur niet boven 10 C komt.
Kunstmest - mest uit de fabriek.
Kwelder - gebroeid deel van de waddenzee boven vloedstand.
Magma - vloeibaar gesteente onder de aardkorst.
Meander - bocht in rivier.
Mergel - soort kalksteen dat voorkomt in Limburg.
Mest - uitwerpselen van dieren die gebruikt worden om grond vruchtbaar te maken.
Natuurlandschap - landschap die niet of nauwelijks door de mens is beïnvloed.
Oud gebergte - middelgebergte of heuvelland met weinig reliëf.
Polder - gebied waar waterstand kunstmatig geregeld wordt.
Reliëf - hoogteverschillen in landschap.
Schalie - sedimentgesteente dat ontstaat door uit samengeperste kleikorrels.
Sedimentatie - neerleggen van materiaal als snelheid van water, wind of ijs afneemt.
Sedimentgesteente - gesteente dat ontstaat uit samengeperste korrels.
Strand - zandvlakte die overgang vormt tussen zee en land.
Stollingsgesteente - gesteente dat ontstaat doordat lava of magma stolt.
Verhang - gemiddelde verval van rivier per kilometer.
Verkaveling - verdeling van grond in aparte akkers en weilanden.
Verval - het hoogteverschil dat een rivier moet overbruggen.
Verwering - uiteenvallen van hard gesteente onder invloed van weer/werking van planten.
Vuursteen - gesteente met scherpe kanten dat prehistorische mens als werktuig had.
Wadden - onbegroeide delen van waddenzee die twee keer per dag droogvallen.
Warme tijden - langdurige perioden waarin zomertemperatuur boven 10 C komt.
Zand - kleine korreltjes die je nog kunt zien ontstaan door verwering.
Zandbank - ondiepe plaatsen in zee.
Zandsteen - sedimentgesteente dat ontstaat door samengeperste zandkorrels.
Zwerfstenen - grote en zware rotsblokken die op het ijs vervoert zijn.
Hoofdstuk 2
5.6
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
dit is niet de goede jammer dat je niet alles hebt.. maar dat zal er vast ooit nog wel komen toch .. ?
13 jaar geleden
Antwoorden