Intergratie: aanpassing van een allochtone persoon of groep aan de samenleving met behoud van een aantal cultuurelementen
Palestijnen: naam voor die Arabieren die tot 1947 in Palestina hun woonplaats hadden en voor de kinderen die een Palestijnse vader hebben
Multinationale staat: een staat waarin geen enkele etnische groep een groter aandeel heeft dan 60 % van de totale bevolking
Autonome: het recht om eigen wetten en regels op te stellen
Segregatie: scheiding van groepen in de samenleving.In de geografie meestal bedoeld als ruimtelijke scheiding, vb. Leeftijd, opleiding, inkomen
Cultuurgrond: beteelbare oppervlakte gronfd
Homogene regio/uniforme regio: een bepaalde zone word gekenmerkt door een bepaald verschijnsel dat in principe gelijk verdeeld is over het gehele gebied
Nodale regio: een gebied dat word afgegrensd door een verschijnsel waarvan de intensiteit afneemt van het centrum naar de rand
Bestuurlijke eenheid: een duidelijk afgegrensd gebied dat valt onder de wetten en regels van de instantie die zeggenschap heeft over het gebied
Politieke grens: de grens tussen bestuurlijke eenheden
Volk: een menselijke groep met een gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis en die zich aan een gebied gebonden voelt
Staat: het afgegrensde woongebied van een of meerdere volken dat door andere staten wordt erkend
Soeverein: niet ondergeschikt aan andere overheden
Supranationale organisaties: een organisatie of instelling waaraan de deelnemende nationale lidstaten een zekere mate van zeggenschap hebben overgedragen
Territorium: het grondgebied dat onder zeggenschap van de staat valt
Natie: de groep die binnen de grenzen van een staat woont en die zich verbonden weet door een gedeelde identiteit
Decentralisatie: een proces waarbij bestuursbevoegdheden vanuit het centrum worden verlegd naar een lager beslissingsniveau
Dictatuur: een enkel persoon of een kleine groep bepaalt het beleid, waarbij de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtelijke macht niet duidelijk van elkaar gescheiden zijn
Centralisatie: proces waarbij de bestuursbevoegdheden vanuit een lager beslissingsniveau naar het centrum worden verlegd
Federale staat/bondsstaat: een nationale staat waarin de samenstellende regio’s (landen, deelstaten, provincies of kantons) een grote mate van autonomie hebben
Centraal geregeerde eenheidsstaat: een staat die wordt geregeerd vanuit een bestuurscentrum zonder dat er sprake is van een grote mate van autonomie van de samenstellende regio’s
Ruimtelijke ordening: de door de overheid aangestuurde inrichting van de ruimte
Planologische kernbeslissingen: in dit discussiestuk staan de uitgangspunten van het Rijk voor de inrichting van de ruimte
Ruimtelijke nota’s: ruimtelijk plan van het Rijk dat in grote lijnen de inrichting van Nederland of delen daarvan regelt
Streekplannen: provinciaal ruimtelijk plan op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Bestemmingsplannen: ruimtelijk plan van de gemeente waarin de inrichting van een deel van het gemeentelijk grondgebied is geregeld
Vinex-locaties: nieuw woongebied bij een grote stad, zoals is aangewezen in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
Suburbanisatie: de verhuizing van personen of activiteiten vanuit de stadsgemeente naar de randgemeenten
Oververtegenwoordiging: het bovengemiddeld aanwezig zijn van een bepaald verschijnsel
Gemeentefonds: een door het Rijk onderhouden geldelijk fonds waaruit uitkeringen worden verstrekt aan alle gemeenten
Structuurkenmerken: bijzondere eigenschappen van een bepaald gebied die van blijvende aard zijn
Frictieverschijnselen: demografische knelpunten van tijdelijke aard
Onroerend Zaak Belasting, OZB: belasting die door eigenaars en huurders van onroerende zaken (gebouwen) betaald moet worden
Bestuurskracht: het vermogen om met voldoende kennis van zaken op het juiste moment de juiste bestuursbeslissingen te nemen
Nodaal model: een regionale organisatie of indeling die uitgaat van de reikwijdte van een centrale plaats
Regionaal bewustzijn: het idee gevoelsmatig te zijn verbonden met een gebied
Identiteit: eigenheid van een persoon of gebied
Exclusiviteit: het onderscheiden van een regio t.o.v andere regio’s door meerder kenmerken die alleen voorkomen in die ene regio
Afgrensbaarheid: de mogelijkheid om een gebied op een logische manier te begrenzen
Wet wetenschappelijke regelingen, WGR: wet die het gemeenten mogelijk maakt om sommige wettelijke taken over te hevelen naar een samenwerkingsorgaan waar verschillende gemeenten lid van zijn
Fysiekruimtelijke structuur: het ingerichte landschap
Functionaliteit: de toegankelijkheid en bruikbaarheid van activiteiten zoals dienstverlening
Woon-werkverkeer: de verplaatsing van mensen tussen de woonlocatie en de werklocatie
Forens: iemand die meerdere keren per week heen en weer reist tussen de woongemeente en de werkgemeente
Forensisme/pendel: het dagelijks of tenminste meerdere keren van per week heen en weer reizen tussen de woon en werkgemeente
Autochtone forensen: mensen die meerdere keren per week tussen de werkgemeente en de woongemeente waar ze geboren en getogen zijn reizen
Allochtone forensen: mensen die meerdere keren per week tussen de werkgemeente en hun nieuwe woongemeente reizen
Cityvorming: het proces waarbij in de binnenstad de woonfunctie plaatsmaakt voor winkels en kantoren
Gezinsverdunning: het teruglopen van het gemiddeld aantal mensen per gezin (en dus per woning)
Woningverdunning: het teruglopen van het gemiddeld aantal woningen per hectare
Overloop: een vorm van suburbanisatie die veroorzaakt word door een gebrek aan geschikte woonomstandigheden in de centrale stadsgemeente
Selectieve migratie: een bevolkingsgroep die deelneemt aan migratie op grond van een bepaald kenmerk, zoals leeftij, inkomen, geloof
Groeikernenbeleid: ruimtelijk beleid van de Rijksoverheid waarbij het aantal plaatsen is aangewezen om de suburbanisatie uit de Randstand op te vangen
Gebundelde deconcentratie: ruimtelijk beleid waarbij de sterk verspreide suburbanisatie naar een beperkt aantal groeikernen wordt geleid
Agglomeratie: een kernstad met de omliggende gemeenten
Kruisforensisme: geen duidelijk patroon in de bewegingsrichting
Reikwijdte: max. afstand die een klant wil afleggen voor een voorziening
Draagvlak: het mogelijk aantal klanten dat gebruikt maakt van een voorziening
Drempelwaarde: min. Aantal klanten dat nodig is om een bepaalde centrale voorziening in stand te houden
Kleine kernen: dorpen met minder dan 5000 inwoners
Centrale voorziening: een voorziening die geleverd wordt in een plaats voor de eigen inwoners en voor de inwoners van het verzorgingsgebied rondom de plaats
Centrale plaats: een plaats van waaruit centrale diensten worden geleverd
Voorzieningenniveau: de hoeveelheid en kwaliteit van centrale diensten die vanuit een centrale plaats kunnen worden geleverd
Maaswijdte: de afstand tot de meest nabije zelfde soort centrale dienst in het netwerk
Acquis Communautaire: het geheel van schriftelijk vastgelegde wetten, regels en normen van de EU
Gemeenschappelijke landbouwbeleid: het beleid dat de EU voert ten aanzien van de landbouw in alle lidstaten
Directe inkomenssteun: de geldelijke hulp die individuele boeren rechtstreeks ontvangen van de EU in de vorm van subsidies op prijzen en investeringen
Hoofdstuk 1 t/m 6 (Politiek en ruimte)
5.6
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden