Europa/Communisme Begrippen
Europa, variatie in de natuur (5)
Gelede kust – Een kust met inhammen.
Reliëf – Hoogteverschillen in het landschap
Laagland – Meeste toppen lager dan 200m.
Hooggebergte – Meeste toppen hoger dan 1500m.
Gematigde zone – Naar de polen, beginnen op 23 ½ NB/ZB. Half jaar zomer, half jaar winter.
Poolstreken – Verder naar de polen, beginnen op 66 ½ NB/ZB.
Klimaat – De gemiddelde weerstoestand over een groot gebied en een langere tijd (30-40 jaar).
Europa: Bevolking en cultuur (6)
Bevolkingsconcentratie – Een opeenhoping van mensen in een bepaald gebied.
Bevolkingsdichtheid – Het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer.
Natuurlijke bevolkingsgroei – Bevolkingsaantal veranderd door geboorte en sterfte.
Sociale bevolkingsgroei – Bevolkingsaantal veranderd door vestiging en vertrek.
Sterfteoverschot – Meer mensen sterven dan er worden geboren.
Migratie – Het verhuizen van het ene woongebied naar een ander woongebied.
Volk – Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft.
Europese Unie – Unie die binnen Europa vrede wilt houden en een betere welvaart wilt.
Europese integratie – Het streven om in Europa tot meer eenheid te komen.
Regionale autonomie – De grotere zelfstandigheid van een regio binnen een staat.
Ongelijkheid in Europa (7)
Infrastructuur – Voorzieningen die nodig zijn om mensen, goederen en info te vervoeren.
Beroepsbevolking – Iedereen die minstens 12 uur werkt.
Industriële Revolutie – De snelle opkomst van de industrie.
Verstedelijking – Groei van het aantal stadsbewoners.
Consumentenmarkt – Mensen of bedrijven die het product willen kopen.
Arbeidsmarkten – Vraag naar en aanbod van arbeid bij elkaar.
Bestaansmiddelen – Middelen die levensbehoeften produceren (brood, huizen.)
Zware industrie – Bedrijven die veel grondstoffen gebruiken, zoals ijzererts of steenkool.
Duurzame ontwikkelingshulp – Hulp dat voor blijvende verbeteringen zorgt.
De ontwikkeling van Oost-Europa (8)
Planeconomie - Alle bedrijven zijn eigendom van de staat en een afdeling van het ministerie zorgt voor een productieplan voor alle bedrijven. Ze denken niet aan de vraag naar een product. Dit is het communistische productiesysteem. Dit kan alleen in een dictatuur.
Vrijemarkteconomie – Elke ondernemer bepaalt voor zijn eigen onderneming wat er geproduceerd wordt en hoeveel. Hij produceert alleen goederen en diensten waar markt voor is. Dit is het kapitalistische productiesysteem.
REACTIES
1 seconde geleden