De Gothiek

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Architectuurverslag door een scholier
  • 3e klas aso | 2369 woorden
  • 23 augustus 2012
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 5
1 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel

Algemeen
Het is een van de bekendste gothische stadhuizen ter wereld en staat op de Grote Markt van Leuven. De meer specifieke stijl is Brabantse gothiek. In de vijftiende eeuw vermelde een Leuvense stadsboekhouder dat de inspiratie gehaald is van het Brusselse stadhuis. Er zijn drie verdiepingen. Tussen de vensters zijn er uitsprongen met telkens twee nissen, drie hoektorens dragen eveneens nissen. De sokkels van de nissen zijn gebeeldhouwde voorstellingen uit de bijbel met telkens het motief zonde/straf. Ze hadden als bedoeling de mensen te berispen en nieuwe waarden aan te leren. Niet alleen aan het volk, maar ook aan de rechters die er moesten zitten.

Geschiedenis, versieringen en bouw van het stadhuis
Een traditie wil dat het eerste stadhuis van Leuven op de Oude Markt stond. Het tweede bevond zich reeds op de Grote Markt en was ondergebracht in een huizenrij op een meer vooruitgeschoven rooilijn (lijn tot waar je je huis mag bouwen) tegenover de Sint-Pieterskerk. In 1439 werd met de bouw van het huidige stadhuis gestart. Dit nieuwe gebouw stond ook op de Plaetse (in het Leuvens), de huidige Grote Markt. Om het stadhuis, oftewel het Voirste huys, goed in te kunnen planten, onderging het plein grote veranderingen sinds 1433.

Het stadhuis werd gebouwd in twee fases. Tussen 1439 en 1445 werd het deel langs de Boekhandelstraat, het dnuwe huys achter den Rosenhout gebouwd. De Rosenhoet was de naam van één van de huizen op de Grote Markt die plaats moesten ruimen voor het stadhuis. Ook werden de Clercken cameren rond het Vrijthof (de nog steeds bestaande binnentuin) gebouwd. De plannen werden in 1439 gemaakt door Silpitius van Vorst, de eerste steenlegging volgde in hetzelfde jaar op 31 maart.

In september 1439 stierf van Vorst. Jan II Keldermans nam hierna zijn taak over. Hij voltooide het dnuwe huys en de Clercken cameren. Toen deze overleed werd Mathijs de Layens belast met de werken. Dit waren dezelfde 3 personen die ook zorgen voor de bouw van de Sint-Pieterskerk (ook gelegen in Leuven)

Tussen 1448 en 1469 kwamen onder de Layens het Voirste huys (het deel dat grenst aan de Grote Markt) en de Conserverije (de vleugel aan de Naamsestraat) klaar. Toen werd plots de bouw van het belfort aan het begin van de Naamsestraat geannuleerd door de stadsmagistraat. Hij had namelijk een probleem ontdekt: de ondergrond was onvoldoende stabiel om de Belforttoren te dragen. Daarom werd die uit de oorspronkelijke plannen weggelaten. In de plaats kwamen vermoedelijk de ranke torentjes op de geveltoppen van de zijgevels (waartussen zich het zadeldak bevindt) en hij ook verhoogde de zijgevels. Er werd ook extra aandacht gegeven aan de versiering van de gevels en de hoektorens. Het enige wat hij niet kon veranderen, was de kleine ingang en een redelijk lelijke pui (het benedendeel van een gevel).

Een nieuwe verbouwing kwam er in 1709. De ingang werd verbouwd: links naast de toegangsdeur werd een venster omgebouwd tot deur, wat de symmetrie ten goede kwam, ook kwamen er de huidige trappen. Intussen vertoonde het stadhuis ook al slijtage: in de zeventiende eeuw moesten de torens verstevigd worden met ijzeren staven, in de tweede helft van de achttiende eeuw werd het voegwerk van de voorgevel vernieuwd en in april 1890 werd zelfs één van de torens onthoofd door een blikseminslag.

De grote verandering kwam er in de periode 1841-1892. De heer D. Everaerts leidde dan de restauratie. De tot dan leeg gebleven nissen werden gevuld met beelden in 1850. 
Er staan in totaal 149 beelden in de gevels, maar in het over het hele stadhuis zouden wel 236 beelden verspreid staan. De figuren op de voetstukken dragen allen Bourgondische kledij, de figuren in de nissen dragen kledij uit de periode waarin ze geleefd hebben. De figuren op de benedenverdieping beelden o.a. geleerden, kunstenaars en historische figuren uit het Leuvense uit. De eerste verdieping toont figuren die de gemeentelijke vrijheden symboliseren en de patroonheiligen van de parochies. Boven de eikenhouten toegangsdeur kwam links een beeldje van de stadspatroon Sint-Petrus en rechts een Onze-Lieve-Vrouwebeeldje. Op de tweede verdieping staan o.a. de graven van Leuven en de hertogen van Brabant. De beeldnissen in de torens werden gevuld in 1895-1913 met 87 beelden. Zij kregen bijbelse figuren. De nissen hadden baldakijnen die rijkelijk versierd waren met hogels.

Het stadhuis is meermaals gerestaureerd:
- 1825-1841: de sculpturen en de kraagstenen worden onder handen genomen.
- 1900-1914: restauratie door P.Langerock. Als bij wonder werden de beschietingen van 1914 overleefd en was er weinig oorlogsschade.
- 1944: restauratie van de voorgevel nadat er een bomexplosie had plaatsgevonden.
- 1972-1983: heel het gebouw wordt met water gereinigd, de kraagstenen en de beelden worden gerestaureerd.

Andere kunstwerken die er nog hangen: schilderijen uit de 17e tot de 19e eeuw en beeldhouwwerken (o.a. door Jef Lambeaux en Constantin Meunier). Er hangt ook een portrettenreeks van de verschillende burgemeesters van Leuven sinds 1794.

Begripsverklaringen
Gotiek
De Gotische bouwkunst ontwikkelde zich in de 12e eeuw uit de Romaanse bouwkunst. Het was in de eerste plaats een technische revolutie, die toeliet om de massieve muren met hun kleine vensteropeningen te vervangen door een architectuur met steunpunten, waartussen dunne muren of grote openingen (met glaswerk) mogelijk werden. De Gotische architectuur werd overheerst door hoge kruisribgewelven met spitsbogen, ondersteund door bundelpijlers, steunberen en spitsbogen. Gotische gebouwen maken uitgesproken indruk van zeer grote en lange hoogte. De muren (die hun dragende functie kwijt waren), werden doorbroken voor straal- en zijkapellen, triforia en grote vensters die vaak gebrandschilderd waren. Luchtbogen prachtige met hogels versierde pinakels.

In het algemeen wordt de Gotiek in drie periodes ingedeeld:
- Vroeggotiek (12de eeuw): vaak nog met rondboogvensters. 

- Hooggotiek (13e en 14e eeuw): in deze periode komt de stijl voor in heel Europa en wordt hij via de kruistochten naar het Oosten geëxporteerd. Vensters krijgen de volle breedte tussen de steunberen, overspanningen worden nog breder en hoger. Portalen zitten onder een spitsboog en de ramen worden spitsboogramen. 

Laatgotiek: in de richting van de Barok, met vaak niet functionele behandeling van bouwdelen, flamboyantere vormen en ingewikkeldere gewelven.

Er zijn ook geografische verschillen, vaak veroorzaakt doordat niet overal hetzelfde bouwmateriaal beschikbaar was. Zo kennen we Brabantse gotiek, Poldergotiek, Demergotiek en Maasgotiek. Sympathie voor deze bouwstijl herleefde pas aan het einde van de 18e en in de 19e eeuw.

Brabantse gotiek
Latere en soberdere vorm van de weelderige Noord-Franse gotiek. De naam komt uit de steenhouwerwerkplaatsen in Brabant, waar het geslacht Keldermans (die ook het dit stadhuis meebouwde) en bouwmeesters als Spoorwater hun onderdelen arduin vandaan haalden. Kenmerkend is een grondplan zoals van een basiliek, met minder traveeën dan in de Franse voorgangers, een geringere hoogte en een koor met slechts 7 straalkapellen. In de meeste gevallen is er een westbouw met slechts 1 westertoren, die getuigt van een met zorg ontworpen, open architectuur. De hoeken ervan hebben telkens 2 steunberen, die door opvolgende versnijdingen de toren een erg ranke gestalte geven. Diepe nissen geven een sterk licht-schaduw effect. Helaas bleven veel torens en kerken uit de Brabantse groep onvoltooid. De Brabantse gotiek leverde ook een aantal prachtige stadhuizen op.

Arduin
Harde, Belgische kalksteen tenminste aan één zijde vlak bewerkt. Er bestaat blauwe arduin (= Escosijnse steen) en witte arduin (Balegemsteen of Brabantse Gobertanger).

Traveeën
Deel van een gevel tussen 2 opeenvolgende steunpunten (bijvoorbeeld tussen 2 steunberen). Ook de afstand waarna een constructie zichzelf begint te herhalen in de lengterichting. Vaak komt dit overeen met de breedte van een deur of venster.

Koor
Afgescheiden deel van de kerk waar zich het hoofdaltaar en het tabernakel bevinden. Het betreft het meest heilige deel van de kerk. 

Oorspronkelijk (en soms nu nog) stonden daar ook de groepen opgesteld die de gezangen brachten of de gebeden lazen. Vandaar dat koor nu ook duidt op een groep van zangers. 

Het koor ligt veelal aan de oostzijde van de kerk. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het licht in het oosten opkomt, wat symbool staat voor het ontstaan van het leven en aldus voor God zelf. Nochtans stond het altaar in de eerste christelijke gebedshuizen vaak aan de westzijde, vooral in Rome. 

Ook om talloze andere redenen zijn westkoren ontstaan. Zo werden in de late Middeleeuwen de zangers vaak terug naar de westkant verbannen, omdat daar meestal het orgel stond, in of naast de toren. Daar kwam dan een tribune, soms ook koor genoemd. Vaak waren in of bij de westbouw ruimtes voor de talrijke monniken of was er een heilige die men gelijke eer wou geven als aan de hoofdpatroon.

Straalkapellen
Kapellen die aan de buitenkant omheen het koor gebouwd zijn. Dit werd vooral toegepast bij Romaanse en Gotische Kerken of kathedralen.

Westbouw
De westbouw is het massieve, westelijke bouwsel aan een kerkgebouw (meestal een basiliek type). Meestal is het een bouwsel dat uit één of vaak verscheidene torens bestaat, dwars voor de kerk (soms zelfs breder dan het schip dat erachter staat). Spiritueel is de imposante westbouw veroorzaakt door het feit dat de zon in het westen ondergaat, wat de dood symboliseert. De kerk moest tegen de dood beschermd worden, waarvoor een stevige constructie met torens (eventueel inclusief schietgaten) nodig was. Hiertegenover staat het oostelijk koor. Merk op dat er voor de door term 'westbouw' nog vele synoniemen worden gebruikt, zoals westwerk, westblok, westerblok, westbau...

Steunberen
Verticale verzwaringen in de muur om de zijwaartse druk van de gewelven en dakkappen te kunnen opvangen.

Dakkappen
Dit is het samenstel van de dragende onderdelen (constructie) van het dakvlak, haaks hierop.

Baldakijnen
De naam baldakijn is ontleend aan een geweven goudbrokaten stof, die in de Middeleeuwen werd geweven in Baldac (het huidige Bagdad). Een baldakijn is een verhemelte (overspanning), origineel bedoeld als beschutting, maar reeds snel als teken van waardigheid. Het dak van een baldakijn kan uit textiel bestaan, maar kan ook hard zijn (van hout of zelfs steen. Reeds in de oudheid werden baldakijnen gebruikt als overhuiving van cultusbeelden. In de Middeleeuwen werden altaren, graftombes, doopvaten, beelden, ... op deze manier overspannen. In de 16e en 17e eeuw was het baldakijn boven het bed een belangrijk deel van het interieur, hoewel dat tegen het einde van de 18e eeuw terug kromp tot een verhemelte boven het hoofdeinde van het bed.

Hogels
Siermotief bestaande uit op regelmatige afstanden geplaatste knoppen of uitkrullend bladwerk, opklimmend langs torenspitsen, luchtbogen, ... Typisch gotisch.
Schip: het schip van een kerk is de romp van de kerk, zonder het koor, zonder eventuele voorbouwsels (de zogenaamde westbouw), zonder de transepten en zonder de eventuele zijkapellen. Het schip kan éénbeukig zijn (één grote ruimte, in één brede overspanning gevat) of kan meerbeukig zijn. Een meerbeukig schip ontstaat wanneer de totale breedte van het schip niet door één maar door meerdere overspanningen overdekt wordt, wat aanleiding geeft tot rijen van steunberen binnen in het schip. Er is nog wel een verschil op te merken tussen meerbeukige kerken: een hallenkerk of een basiliek.

Tabernakel
De oorspronkelijke, bijbelse betekenis van tabernakel is draagbare 'tent der samenkomst'. De term wordt nu gebruikt om een sacraments- of altaarschrijn aan te duiden. Het is dan de opvolger van het sacrementshuis en wordt soms op het altaar geplaatst. De term wordt eveneens gebruikt om een speciefieke baldakijn aan te duiden, die het bovendeel vormt van een sacramentshuis of de overdekking boven een heiligenbeeld.

Transept
Het transept is het dwarsschip van een kerk of kathedraal. Je zou dit ook kunnen beschrijven als twee zijarmen die uit het middenschip vertrekken (meestal 1 in zuidelijke richting en 1 in noordelijke). Het schip zelf loopt meestal van west naar oost. Een transept komt voor in kerken waarvan het grondplan een T is, kerken met een kruisvormig (of zelfs een dubbel kruisvormig) grondplan. Soms zijn er kerken met slechts één arm, of meerdere armen aan de zelfde kant.

Spitsboog
Een spitsboog is een boog die ontstaat door 2 krommen (meestal cirkels) te laten snijden, en de bovenste helft van de doorsnede te nemen.

Spitsboograam
Raam onder een boog die gevormd is door de snijding van 2 normale bogen met zelfde straal, en waarvan de middelpunten binnen mekaars straal liggen.

Pinakels
Spits, slank, typisch gotisch torentje, ook overgenomen in de renaissance (maar dan vaak als obelisk). In gotische gebouwen zijn deze torentjes vaak te vinden bovenop steunberen of boven en naast vensters en portalen. Meestal werkt het gebruik van deze pinakels sterk verticaliserend.

Luchtbogen
Typisch gotische constructie, bedoeld om de zijdelingse druk van de kapconstructie en de gewelven van de middenbeuk op te vangen en door te geven naar de steunberen. Een luchtboog is een hooggeplaatste, stenen constructie, bestaande uit een rechtlijnige bovenkant en een boog onderaan (die een stuk van een cirkel, een ellips-, of een spitsboog kan zijn). Vaak zijn er verschillende luchtbogen boven elkaar. Ze werden gemaakt door eerst een houten constructie (mal) te maken waarboven de luchtboog gemetst werd. Na het uitharden kon de constructie terug verwijderd worden.

Portaal
De in de muur uitgespaarde ruimte voor- en achter de toegangsdeur(en). Het meest monumentaal waren deze in de gotische kathedralen, met door beeldhouwwerk versierde bogen. Vaak hadden deze kathedralen aan de westkant 3 versierde portalen.

Bundelpijlers
Bundelpijlers zijn bedoeld om bogen uit verschillende richtingen te ondersteunen. Hij bestaat uit een kern, meestal bezet (als versiering) met halfzuilen, colonetten of schalken... De naam komt voort uit de 12e eeuwse pijlers, vaak met 4 tot 8-lobbige doorsnede, die de indruk wekten van een bundel. In de gotiek kwam hun dikte en plaatsing overeen met hun functie als ondersteuning voor de schei- en gordelbogen en de gewelfribben.

Triforium
Het triforium is een gang die uitgespaard is in de muur. 

Vooral in gotische kerken werd dit stijlelement gebruikt, maar het ontstond reeds in de romaanse bouwstijl (o.a. kathedralen van Winchester (1079-1090) en Durham (1093)). 

Het evolueerde van een simpele donkere gang tot een gang voorzien met lichtvensters (kathedraal van Amiens, Frankrijk 1220-1255).

Kruisribgewelf
Gewelf steunend op een vierhoekige basis waarboven diagonaal kruisende ribben lopen. Op het kruispunt van de ribben zit een gewelfssleutel Het kruisribgewelf is ontstaan uit het kruisgewelf, waarbij de snijlijn van de gewelven ondersteund werd met een echte rib, in het begin met het uitzicht van een platte band. De originele kruisribben kwamen uit Italië, maar in Engeland werden ze veel verder geperfectioneerd. Reeds voor 1100 werden ze er zorgvuldig geprofileerd. Het kruisribgewelf over langgerekte traveeën is één van dé kenmerken bij uitstek voor de gotiek.

Bronnen
- Wikipedia
- Toerismevlaanderen.nl
- Belgiumview.com

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.